Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2016/798 inzake veiligheid op het spoor
Artikel 21 Status van het onderzoek
Geldend
Geldend vanaf 15-06-2016
- Bronpublicatie:
11-05-2016, PbEU 2016, L 138 (uitgifte: 26-05-2016, regelingnummer: 2016/798)
- Inwerkingtreding
15-06-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-05-2016, PbEU 2016, L 138 (uitgifte: 26-05-2016, regelingnummer: 2016/798)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Railvervoer
Vervoersrecht / Europees vervoersrecht
1.
De lidstaten formuleren in het kader van hun respectieve rechtssysteem een wettelijke status voor het onderzoek, waardoor de aangewezen onderzoekers hun taak zo efficiënt en snel mogelijk kunnen uitvoeren.
2.
Overeenkomstig hun nationale wetgeving zorgen de lidstaten ervoor dat de autoriteiten bevoegd voor elk gerechtelijk onderzoek hun volledige medewerking verlenen en dat aan de onderzoekers zo snel mogelijk toegang wordt verleend tot informatie en bewijsmateriaal dat relevant is voor het onderzoek. In het bijzonder krijgen zij:
- a)
rechtstreekse toegang tot de locatie waar het ongeval of incident heeft plaatsgevonden, en tot het betrokken rollend materieel en de daarmee samenhangende infrastructuur en verkeersregelings- en seingevingsinstallaties;
- b)
het recht om onmiddellijk bewijsmateriaal te laten inventariseren en wrakstukken, infrastructuurinstallaties of -onderdelen onder toezicht te laten verwijderen, met het oog op onderzoek of analyse;
- c)
onbeperkte toegang tot boordrecorders en apparatuur voor het opnemen van verbale boodschappen en tot de registratie van de werking van het seingevings- en verkeersregelingssysteem, waarvan zij de inhoud mogen gebruiken;
- d)
toegang tot de uitkomsten van het onderzoek van de lichamen van de slachtoffers;
- e)
toegang tot de uitkomsten van de onderzoeken onder het treinpersoneel en ander spoorwegpersoneel dat bij het ongeval of incident betrokken is;
- f)
de mogelijkheid het spoorwegpersoneel dat bij het ongeval of incident betrokken is en andere getuigen aan een onderzoek te onderwerpen, en
- g)
toegang tot alle ter zake dienende informatie of gegevens die in het bezit zijn van de infrastructuurbeheerder, de spoorwegondernemingen, de met het onderhoud belaste entiteiten en de nationale veiligheidsinstantie.
3.
Het Bureau werkt met het onderzoeksorgaan samen wanneer het onderzoek voertuigen betreft die van het Bureau een vergunning hebben gekregen of spoorwegondernemingen die door het Bureau zijn gecertificeerd. Het verstrekt zo snel mogelijk alle gevraagde informatie of gegevens aan het onderzoeksorgaan en geeft op verzoek toelichting.
4.
Het onderzoek geschiedt onafhankelijk van elk gerechtelijk onderzoek.