Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht
Einde inhoudsopgave
Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht (Meijers-reeks) 2017/8.4.1.3:8.4.1.3 Rapporteren en adviseren ten behoeve van de raadkamerzitting
Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht (Meijers-reeks) 2017/8.4.1.3
8.4.1.3 Rapporteren en adviseren ten behoeve van de raadkamerzitting
Documentgegevens:
mr. drs. Y.N. van den Brink, datum 01-12-2017
- Datum
01-12-2017
- Auteur
mr. drs. Y.N. van den Brink
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Algemeen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Zie hierover: Uitvoeringskader Netwerk- en Trajectberaad 2010.
Dit kan anders zijn als op voorhand duidelijk is dat een schorsing van de voorlopige hechtenis bij de eerste raadkamer zeer onwaarschijnlijk is, bijvoorbeeld in het geval dat een intramuraal persoonlijkheidsonderzoek nodig wordt geacht. In dergelijke gevallen wordt in de praktijk het eerste trajectberaad, uit pragmatische overwegingen, wel eens overgeslagen.
Interview raadsonderzoeker D.
Interview gedragsdeskundige J (RvdK).
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Zodra een minderjarige verdachte in bewaring is gesteld, wordt hij in beginsel binnen een week ingebracht in het zogenoemde ‘netwerkberaad’, waarbij een vertegenwoordiger van de justitiële jeugdinrichting waar de minderjarige op dat moment verblijft en vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming en jeugdreclassering uit de regio waar de inrichting is gevestigd de reeds beschikbare informatie over de minderjarige uitwisselen. Bij het netwerkberaad is echter geen vertegenwoordiger van de regievoeren-de Raadslocatie, zoals de casusregisseur of de bij de minderjarige betrokken raadsonderzoeker, aanwezig. Dit is wel het geval tijdens het zogenoemde ‘trajectberaad’, dat uiterlijk twee weken na het netwerkberaad plaatsvindt.
Het trajectberaad wordt voorgezeten door de casusregisseur van de Raad. Ook schuiven een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling (lees: jeugdreclassering) die de minderjarige begeleidt en een vertegenwoordiger van de gemeente van de woonplaats van de minderjarige aan, alsook soms – afhankelijk van de praktijk in de betreffende regio – de betrokken raadsonderzoeker, een vertegenwoordiger van de justitiële jeugdinrichting, een leerplichtambtenaar en ouders. Het trajectberaad is bedoeld om inhoudelijke afstemming tussen ketenpartners te realiseren over de koers van het hulpverlenings-, begeleidings- en (eventueel) behandeltraject van de betreffende minderjarige.1 Eén van de geïnterviewde raadsonderzoekers geeft aan dat bij de Raadslocatie waar hij werkzaam is het de vaste werkwijze is om, na de inbewaringstelling van een minderjarige, binnen een week een trajectberaad te organiseren,2 waarbij ook de betrokken raadsonderzoeker en ouders aanschuiven, zodat dit beraad ook kan worden gebruikt ten behoeve van het advies van de Raad bij de eerste raadkamerzitting.
“De Raad [heeft] altijd een adviestaak ten behoeve van de raadkamer en [we] moeten daar in ieder geval naar kijken samen met de JR [jeugdreclassering, YB]. Meestal checkt de JR hoe het gaat met een jongere bij de JJI [justitiële jeugdinrichting, YB], legt de JR sowieso nog wel contact met school, omdat dat gewoon heel belangrijk is om te weten of jongeren überhaupt wel terug kunnen naar die school, heeft de JR ook weer een gesprek met ouders om, naast wat wij er al over hebben gezegd, nog een keer in te schatten: ‘kan ik de samenwerking gewoon aan met deze ouders als deze jongere geschorst wordt?’ (…) Daarin houden we eigenlijk afstemming met elkaar en zij [de JR, YB] proberen samen met ons tot een advies te komen voor de raadkamer, dat we daarin hetzelfde vinden. Dus dat overleg zoeken we ook op en de vorm van een trajectberaad is daarin heel fijn, omdat je daar iedereen om tafel hebt en ouders en je op dat moment met elkaar kunt overleggen, ook daarover.”3
Uit de interviews met medewerkers van de Raad komt naar voren dat de wijze waarop de Raad in de praktijk invulling geeft aan diens adviesrol ten aanzien van de raadkamer verschilt per arrondissement. In sommige arrondissementen voorziet de Raad de eerste raadkamer van een schriftelijk advies middels een brief met actuele informatie, voortbouwend op de eerdere rapportage IVS-2A. In deze brief is tevens een (nieuw) advies over de eventuele schorsing van de voorlopige hechtenis opgenomen. Dit advies komt, althans in sommige arrondissementen, op basis van een MDO tot stand en wordt vervolgens tijdens de raadkamerzitting toegelicht door – afhankelijk van de interne werkafspraken binnen de Raad in het betreffende arrondissement – de betrokken raadsonderzoeker of een zittingsvertegenwoordiger van de Raad.
In andere arrondissementen is de rol van de Raad bij de eerste raadkamer gevangenhouding bescheidener: het informeren en adviseren van de raadkamer wordt primair overgelaten aan de jeugdreclassering. De rol van de Raad voor de Kinderbescherming beperkt zich hierbij tot het toetsen van het advies van de jeugdreclassering alvorens dit advies naar de raadkamer wordt gestuurd. In één van de onderzochte arrondissementen gaat de raadsonderzoeker alleen naar een raadkamerzitting als de Raad aanleiding ziet om een advies te geven dat afwijkt van het advies van de jeugdreclassering. In een ander arrondissement is het vaste praktijk dat een zittingsvertegenwoordiger van de Raad aanwezig is bij de raadkamerzitting, die ter plekke het plan van de jeugdreclassering toetst en meedenkt over het verdere traject. Een gedragsdeskundige van de Raad in het betreffende arrondissement is tijdens een interview kritisch over deze praktijk, waarin – volgens hem – de betrokkenheid van de Raad bij de advisering van de raadkamer te willekeurig geschiedt en de onafhankelijke, multidisciplinaire expertise van de Raad te weinig wordt benut:
“Wij [zien] lang niet alles voor een raadkamer of wat dan ook, dus wij zitten niet voor elke raadkamer met een advies, terwijl dat eigenlijk met het oog op wel of niet schorsen wel natuurlijk belangrijk is. (…) Soms, als wij erin zitten, nog in het kader van een ander onderzoek, dus als we bijvoorbeeld hebben uitgebreid met een beschermingsonderzoek, dan bemoeien we ons er wel tegenaan. Of als wij hebben uitgebreid met een GBM-onderzoek of wat dan ook. Als we er dus actief inzitten, dan richten we ons echt ook op die raadkamer. En anders denk ik dat dat ook voor een deel buiten ons zicht dan verder gaat. (…) Nu zitten er wel natuurlijk vertegenwoordigers [van de Raad bij de raadkamerzitting, YB], dus er wordt ook soms wel gesproken, maar dan is het meestal niet in een overleg waar ik als GD-er [gedragsdeskundige, YB] dan ook bij betrokken ben. (…) De jeugdreclasseerder vraagt ook wel advies aan de casusregie [van de Raad, YB], maar het is dus niet formeel geregeld dat de Raad voor elke raadkamer echt met een apart advies komt. (…) Dat heeft natuurlijk iets van willekeur. Toevallig zit je erin en kan je nog wat actiever zijn voor die raadkamer en op andere momenten dus niet. Dat heeft ook iets geks een beetje.4
Uit de interviews met de raadsonderzoekers en gedragsdeskundigen van de Raad komt naar voren dat over het algemeen in alle onderzochte arrondissementen geldt dat naarmate de voorlopige hechtenis van de minderjarige langer voortduurt, de rol van de Raad afneemt en meer richting de jeugdreclassering verschuift als instantie die verantwoordelijk is voor het opstellen van een concreet schorsingsplan. In één van de onderzochte arrondissementen adviseert de Raad niet bij verlengingen van de gevangenhouding en is daar doorgaans ook niet bij aanwezig. Dit wordt primair overgelaten aan de jeugdreclassering, zij het dat de casusregisseur uit het adviesteam van de Raad doorgaans wel contact onderhoudt met de jeugdreclassering. In andere arrondissementen, waar de raadsonderzoeker in eerste instantie zelf aanwezig is bij de voorgeleiding en eerste raadkamerzitting, worden daarop volgende raadkamerzittingen waargenomen door een zittingsvertegenwoordiger uit het adviesteam van de Raad.
Aldus is naar voren gekomen dat de Raad voor de Kinderbescherming en jeugdreclassering weliswaar onafhankelijk van elkaar opereren, maar wel nauw samenwerken om de raadkamers te informeren en adviseren. De precieze afstemming van taken tussen beide organisaties verschilt per arrondissement – en soms zelfs per zaak – en lijkt te verschuiven naarmate de voorlopige hechtenis langer voortduurt. De interne werkwijze van de Raad met betrekking tot de adviesrol bij de raadkamer blijkt per arrondissement te verschillen.