Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht
Einde inhoudsopgave
Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht (Meijers-reeks) 2017/8.5.1.1:8.5.1.1 Toeleiding naar jeugdreclassering in voorlopige hechteniszaken
Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht (Meijers-reeks) 2017/8.5.1.1
8.5.1.1 Toeleiding naar jeugdreclassering in voorlopige hechteniszaken
Documentgegevens:
mr. drs. Y.N. van den Brink, datum 01-12-2017
- Datum
01-12-2017
- Auteur
mr. drs. Y.N. van den Brink
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Algemeen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Vgl. artikel 2, tweede lid, onder c Regeling vrijwillige begeleiding jeugdreclassering.
Interview gedragsdeskundige H (JR).
Vgl. artikel 493, eerste lid Sv.
Interview jeugdreclasseerder F.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
De jeugdreclassering kan via verschillende routes worden betrokken in een zaak van een minderjarige verdachte die op grond van een vordering tot inbewaringstelling wordt voorgeleid aan de rechter-commissaris. In het geval dat de minderjarige verdachte reeds onder begeleiding van de jeugdreclassering staat in het kader van een andere strafzaak, wordt de betrokken jeugdreclasseerder doorgaans direct na de aanhouding van de minderjarige op de hoogte gebracht door de politie, de Raad voor de Kinderbescherming en/of de ouders van de minderjarige. Verschillende jeugdreclasseerders geven tijdens de interviews aan dat zij naar aanleiding van een dusdanige melding trachten de minderjarige te bezoeken in de politiecel en aanwezig te zijn bij de voorgeleiding. Ook zal de raadsonderzoeker van de Raad voor de Kinderbescherming voorafgaand aan de voorgeleiding in het kader van het onderzoek IVS-2A contact zoeken met de betrokken jeugdreclasseerder om informatie over de minderjarige in te winnen (zie hierover: par. 8.5.1.2).
Ook in gevallen waarin de minderjarige verdachte op het moment van de aanhouding niet onder begeleiding van de jeugdreclassering staat, kan de jeugdreclassering toch in een vroeg stadium in de zaak worden betrokken als de Raad voor de Kinderbescherming de jeugdreclassering verzoekt om in een vrijwillig kader – vooruitlopend op een eventuele schorsing van de voorlopige hechtenis – begeleiding te starten (art. 77hh, tweede lid Sr).
Als de minderjarige hiermee akkoord gaat, begint de begeleiding door de jeugdreclassering al te lopen tijdens de voorlopige hechtenis.1 Een geïnterviewde gedragsdeskundige van de jeugdreclassering legt uit wat hiervan het voordeel kan zijn:
“Dan kan je al in het voortraject kennismaken en samen optrekken [met de Raad, YB] en dan wordt de jongere vaak al in de inrichting bezocht [door de jeugdreclasseerder, YB]. En dan heb je daar de kennismaking. (…) Ook omdat, mocht je wel schorsen, dan hoef je niet dan pas te starten. Dan kan je al dingen opgezet hebben.”2
Voorts zijn er gevallen waarin het toezicht en de begeleiding door de jeugdreclassering pas start nadat de voorlopige hechtenis is geschorst en de rechter-commissaris of raadkamer de jeugdreclassering opdracht heeft gegeven om toezicht te houden op de naleving van de schorsingsvoorwaarden en de minderjarige verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.3 Soms neemt de Raad in dergelijke gevallen al wel voorafgaand aan de voorgeleiding of raadkamerzitting contact op met de jeugdreclassering om hen te informeren over het voornemen om een schorsing van de voorlopige hechtenis te adviseren, hierover te overleggen en de jeugdreclasseerder uit te nodigen voor de voorgeleiding of raadkamerzitting. Een jeugdreclasseerder geeft echter tijdens een interview aan dat dit sterk afhangt van de betreffende raadsonderzoeker:
“De ene raadsonderzoeker bezoekt zo’n jongere als die in verzekering wordt gesteld, denkt vervolgens meteen aan een schorsing, zoekt dan contact met de jeugdreclassering en zegt dan: ‘ik heb die jongere hier gezien en ik denk eraan om te schorsen en ik denk ongeveer aan deze voorwaarden, kun je hiermee uit de voeten?’ Dat gaat vaak heel snel, telefonisch. (…) Maar de andere raadsonderzoeker doet dat niet. Die pakt dat vooroverleg niet en die gaat dan het onderzoek afmaken, die doet dat in LIJ. (…) Dus dan wordt het een [raadsrapportage] 2A en (…). En die voert gewoon een eigen proces uit en die komt dan met een advies voor een schorsing met de voorwaarden en daar worden we dan pas van in kennis gesteld op het moment dat een jongere is geschorst. (…) Wij [jeugdreclasseerders, YB] zijn natuurlijk wel heel erg van het overleg, dus we zouden het liefst hebben dat de raadonderzoeker ons even belt, [zodat wij weten:] ‘joh wat ben je van plan en wat voor vlees heb je in de kuip op dit moment?’”4
Aldus is de jeugdreclassering, vooral in zaken waarin de minderjarige verdachte nog niet in het kader van een andere strafzaak onder begeleiding staat, sterk afhankelijk van de Raad voor de Kinderbescherming voor wat betreft het moment waarop en de mate waarin de jeugdreclassering inhoudelijk wordt geïnformeerd en wordt betrokken in de voorlopige hechtenisfase van een strafzaak van een minderjarige.