ABRvS, 31-10-2018, nr. 201709085/1/A3
ECLI:NL:RVS:2018:3559
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
31-10-2018
- Zaaknummer
201709085/1/A3
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2018:3559, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 31‑10‑2018; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2017:6917, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 31‑10‑2018
Inhoudsindicatie
Bij besluiten van 4 mei 2016, 23 juni 2016 en 16 januari 2017 heeft het Drechtstedenbestuur door [appellant] ingediende verzoeken om informatie niet in behandeling genomen.
201709085/1/A3.
Datum uitspraak: 31 oktober 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 8 september 2017 in zaken nrs. 16/6584, 16/8000 en 17/414 in het geding tussen:
[appellant]
en
het Drechtstedenbestuur.
Procesverloop
Bij besluiten van 4 mei 2016, 23 juni 2016 en 16 januari 2017 heeft het Drechtstedenbestuur door [appellant] ingediende verzoeken om informatie niet in behandeling genomen.
Bij besluiten van 29 september 2016 en 1 december 2016 heeft het Drechtstedenbestuur de door [appellant] tegen de besluiten van 4 mei 2016 en 23 juni 2016 gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 september 2017 heeft de rechtbank de door [appellant] tegen de besluiten op bezwaar ingestelde beroepen en het door [appellant] ingestelde beroep tegen niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het Drechtstedenbestuur heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 september 2018, waar [appellant], en het Drechtstedenbestuur, vertegenwoordigd door mr. T. Franssen, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij brief van 7 maart 2016 heeft [appellant] de Sociale Dienst Drechtstreden op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) verzocht om alle documenten vanaf 1995 betreffende de volgende onderwerpen:
"1. Alle eerdere Wob-verzoeken
2. Salariëring, bonussen, onkostenvergoedingen ("de bonnetjes") van alle bestuursleden
3. Kosten alle snoepreisjes medewerkers (o.a. New York 2008 incl. alle andere binnen- en buitenlandse)
4. Alle documentatie betreffende (verloren en gewonnen) rechtszaken
5. Totale uitgaven bijzondere bijstand exclusief juridische kosten
6. Totale uitgaven specifiek bijzondere bijstand juridische kosten
7. Totale kosten van de website http://www.socialedienstdrechtsteden.nl/
8. Alle documentatie omtrent privacyschending door medewerkers (...) en wat daarop gevolgd is
9. Beveiliging data en netwerken
10. Alle klachten (inclusief jaarverslagen van klachtencommissies o.i.d.)".
1.1. Bij brief van 9 mei 2016 heeft [appellant] de Sociale Dienst Drechtstreden op grond van de Wob verzocht om alle documenten vanaf 1995 betreffende de volgende onderwerpen:
"1. Alle (achterliggende) documentatie m.b.t. de WMO-taken
2. Alle documentatie m.b.t. WMO-fraude
3. Alle documentatie m.b.t. woningaanpassingen
4. Alle documentatie m.b.t. (voorkomen) huisuitzettingen
5. Alle documentatie m.b.t. inkoop- en aanbestedingstrajecten WMO
6. Alle documentatie m.b.t. cliëntenraad Regionale Adviesraad WMO
7. Alle documentatie m.b.t. cliëntenraad Regio Drechtsteden
8. Alle documentatie m.b.t. controle/handhaving servicenormen
9. Alle jaarrekeningen
10. Alle jaarverslagen ".
1.2. Bij brief van 15 november 2016 heeft [appellant] de Sociale Dienst Drechtstreden op grond van de Wob verzocht om alle documenten vanaf 1995 betreffende de volgende onderwerpen:
"1. Alle kosten (aanschaf, onderhoud en dergelijke) met betrekking tot opnames en beveiliging
2. Omgang met privacy (met name hoe cliënten al dan niet worden geïnformeerd over opnames)
3. Exit 50 werknemers van de sociale werkplaats (2014), met name de mogelijkheden en de communicatie (...)
4. Het salaris, de declaraties, de reisverslagen, de agenda (en dergelijke) van [persoon]
5. Uitkeringseisen en uw uitvoering daarvan (...)
6. Buzinezzclub (en vergelijkbare projecten), jongerenbeleid algemeen en uw rol daarin (...)
7. Schuldhulpbemiddeling
8. Kwaliteitsmeting
9. Alle contacten en documentatie m.b.t. de gemeenteraden (...)
10. Fraude (intern en extern)".
2. De rechtbank heeft de door [appellant] naar aanleiding van deze verzoeken ingestelde beroepen niet-ontvankelijk verklaard wegens misbruik van recht. [appellant] heeft een grote hoeveelheid civielrechtelijke en bestuursrechtelijke procedures gevoerd en voert thans een groot aantal procedures tegen instanties die rechtstreeks of indirect zijn betrokken of betrokken zijn geweest bij de voogdij van één of meer kinderen waarvan hij de biologische vader is en die niet aan zijn zorg is of zijn toevertrouwd. Hij heeft diverse Wob-verzoeken en verzoeken om dossierinzage gericht aan verschillende bestuursorganen, waarbij hij een dwangsom wegens niet tijdig beslissen heeft gevorderd. Hij heeft 500 verzoeken ingediend bij de gemeente Capelle aan den IJssel en 589 bij de stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond. In een grote hoeveelheid procedures gericht op het verkrijgen van bijzondere bijstand voor de kosten in verband met het voeren van procedures heeft hij gesteld dat zijn belang is gelegen in de veronderstelde aanspraak op verbeurde dwangsommen wegens niet tijdig beslissen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 21 april 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:3041). In veel zaken lag reeds een inhoudelijk besluit dan wel een reactie van het bestuursorgaan voor en stelde [appellant] desondanks beroep tegen niet tijdig beslissen in. Hij voerde vervolgens geen inhoudelijke gronden aan. Uit de wijze waarop [appellant] procedeert, blijkt volgens de rechtbank dat het hem uitsluitend te doen is om dwangsommen of proceskosten te incasseren.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat hij misbruik van recht maakt. Hij wijst op het belang van de persvrijheid en het recht om zijn werk uit te voeren. Het Drechtstedenbestuur had met hem in contact moeten treden om de aanvraag nader te specificeren, aldus [appellant].
3.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraken van 19 november 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4129 en ECLI:NL:RVS:2014:4135), kan ingevolge artikel 13, gelezen in verbinding met artikel 15, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, de bevoegdheid om bij de bestuursrechter beroep in te stellen niet worden ingeroepen voor zover deze bevoegdheid wordt misbruikt. Deze artikelen verzetten zich tegen inhoudelijke behandeling van een bij de bestuursrechter ingesteld beroep dat misbruik van recht behelst, en bieden een wettelijke grondslag voor niet-ontvankelijkverklaring van een zodanig beroep. Daartoe zijn zwaarwichtige gronden vereist, die onder meer aanwezig zijn indien rechten of bevoegdheden zodanig evident zijn aangewend zonder redelijk doel of voor een ander doel dan waartoe zij zijn gegeven, dat het aanwenden van die rechten of bevoegdheden blijk geeft van kwade trouw.
Zoals de Afdeling eveneens eerder heeft overwogen (onder meer uitspraak van 18 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:426), laat artikel 3, derde lid, van de Wob, ingevolge welke bepaling de indiener van een Wob-verzoek geen belang bij zijn verzoek hoeft te stellen, onverlet dat de bevoegdheid tot het indienen van een Wob-verzoek met een bepaald doel is toegekend, namelijk dat in beginsel een ieder kennis kan nemen van overheidsinformatie. Nu misbruik van recht zich kan voordoen indien een bevoegdheid wordt aangewend voor een ander doel dan waarvoor zij is gegeven, kan het doel van een Wob-verzoek relevant zijn om te beoordelen of misbruik van recht heeft plaatsgevonden.
3.2. In de uitspraak van 6 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3310, heeft de Afdeling overwogen dat [appellant] in korte tijd, zoals door hem ter zitting van de Afdeling in die zaak is bevestigd, ongeveer 570 Wob-verzoeken bij stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: JRR) heeft ingediend. Hij voerde hierover een groot aantal bestuursrechtelijke procedures. Daarnaast is [appellant] 50 civielrechtelijke procedures gestart die verband houden met kinderbeschermingsmaatregelen en omgangsregelingen aangaande zijn zoon. In dat verband heeft [appellant] ter zitting van de Afdeling in de voormelde zaak toegelicht dat zijn zoon in 2004 uit huis is geplaatst en dat hij sindsdien een conflict met JRR heeft. In een brief van de Nationale ombudsman van 13 februari 2017 is vermeld dat op 29 juli 2013 aan [appellant] is medegedeeld dat zijn klachten over instanties die betrokken zijn bij de zorg rond zijn minderjarige zoon niet meer zullen worden behandeld, omdat het doel van de klachtbehandeling, herstel van contact en van een respectvolle en constructieve communicatie tussen burger en instantie, niet kan worden bereikt. In de brief is voorts vermeld dat geen reden bestaat op dit standpunt terug te komen, omdat nog steeds het patroon is dat [appellant] een groot aantal procedures voert rond de zorg voor zijn zoon, waarbij het doel van ingediende klachten niet lijkt te zijn gericht op het verbeteren van het contact.
Het is de Afdeling uit lopende zaken bekend dat [appellant] een groot aantal verzoeken heeft ingediend bij verschillende instanties, zoals in deze zaak de Sociale Dienst Drechtsteden, waarna hij in veel gevallen vraagt om vaststelling van een dwangsom en vergoeding van proceskosten en geen inhoudelijke gronden aanvoert tegen de op een verzoek gegeven reactie.
3.3. Uit de handelwijze van [appellant] blijkt dat het hem er niet daadwerkelijk om te doen is de verzochte informatie te verkrijgen. De door [appellant] ingediende verzoeken die in deze zaak voorliggen, zien naar alle waarschijnlijkheid op een zeer grote hoeveelheid documenten. Hij vraagt immers om documenten over een periode van meer dan twintig jaar ten aanzien van een groot aantal onderwerpen. Bij brief van 4 april 2016 heeft het Drechtstedenbestuur [appellant] gevraagd om precisering van zijn verzoek van 7 maart 2016. Bij brief van 8 april 2016 heeft [appellant] geantwoord dat hij "alle Wob-aanvragen", "alle bestuurders" en "alle rechtszaken" bedoelt en hij wil weten welke (beveiligings)maatregelen naar aanleiding van een artikel in het AD zijn genomen. [appellant] heeft hiermee zijn Wob-verzoek, voor zover dat ziet op Wob-verzoeken, bestuurders en rechtszaken, niet nader gespecificeerd. Dit doet afbreuk aan het gestelde doel van het verzoek en maakt het op het verzoek te nemen besluit extra vatbaar voor discussie in een bezwaar- en beroepsprocedure. Ter zitting van de rechtbank heeft [appellant] verklaard dat sommige door hem ingediende Wob-verzoeken relevanter zijn dan andere, maar dat het Drechtstedenbestuur hem tegemoet dient te komen. De significantie van een Wob-verzoek is niet van belang. Het Drechtstedenbestuur kan contact met hem opnemen om te vragen of het Wob-verzoek van belang is, aldus [appellant]. De niet onderbouwde stellingen van [appellant] dat hij de informatie wenst omdat hij publiceert en om cliënten bij te staan, overtuigt de Afdeling er gelet op het voorgaande niet van dat de handelwijze van [appellant] is ingegeven door de daadwerkelijke wens de verzochte informatie te verkrijgen.
3.4. Het hiervoor weergegeven samenstel van feiten en omstandigheden leidt de Afdeling tot de conclusie dat [appellant] met het indienen van de verzoeken en het aanwenden van rechtsmiddelen niet beoogt kennis te kunnen nemen van overheidsinformatie, maar de goede gang van zaken binnen de Sociale Dienst Drechtsteden te frustreren en daarbij geldsommen zoals dwangsommen en proceskostenvergoedingen te kunnen incasseren. Derhalve zijn de bevoegdheden om verzoeken in te dienen en rechtsmiddelen aan te wenden evident aangewend zonder redelijk doel, zodanig dat dit blijk geeft van kwade trouw. De rechtbank heeft terecht overwogen dat [appellant] misbruik van recht maakt.
3.5. Het betoog faalt.
4. De rechtbank heeft de door [appellant] ingestelde beroepen terecht niet-ontvankelijk verklaard.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld-Mak, griffier.
w.g. Steendijk w.g. Langeveld-Mak
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2018
317.