Einde inhoudsopgave
Voorschrift Vreemdelingen 2000
Artikel 4.30
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2022
- Bronpublicatie:
29-03-2022, Stcrt. 2022, 8974 (uitgifte: 31-03-2022, regelingnummer: 3917470)
- Inwerkingtreding
01-04-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-03-2022, Stcrt. 2022, 8974 (uitgifte: 31-03-2022, regelingnummer: 3917470)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Grensbewaking
Vreemdelingenrecht / Verblijf
Vreemdelingenrecht (V)
1.
De referent van een vreemdeling die in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van studie aan het voortgezet onderwijs of beroepsonderwijs, neemt met betrekking tot de vreemdeling wiens referent hij is in de administratie op:
- a.
een bewijs van inschrijving van de vreemdeling aan de onderwijsinstelling;
- b.
een registratie van de studievoortgang van de vreemdeling;
- c.
een bewijsstuk waaruit blijkt dat Nederland het meest aangewezen land is;
- d.
een bewijsstuk waaruit blijkt dat de vreemdeling een positieve bijdrage kan leveren aan zijn land;
- e.
de bewijsstukken die ten grondslag hebben gelegen aan de eigen verklaring bij de aanvraag om toelating van de vreemdeling, waarin de instelling stelt dat de vreemdeling zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan;
- f.
de eigen verklaring of eigen verklaringen waarin de vreemdeling na toelating jaarlijks verklaart zelfstandig en duurzaam te beschikken over voldoende middelen van bestaan;
- g.
de door de vreemdeling ingevulde en ondertekende antecedentenverklaring, bedoeld in artikel 3.77, elfde lid, van het Besluit.
2.
In afwijking van het eerste lid neemt de referent van een vreemdeling die in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van het volgen van het Internationaal Baccalaureaat diplomaprogramma, met betrekking tot de vreemdeling wiens referent hij is in de administratie op:
- a.
een bewijs van inschrijving van de vreemdeling aan de onderwijsinstelling;
- b.
een registratie van de studievoortgang van de vreemdeling;
- c.
de bewijsstukken die ten grondslag hebben gelegen aan de eigen verklaring bij de aanvraag om toelating van de vreemdeling, waarin de instelling stelt dat de vreemdeling zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan;
- d.
de eigen verklaring of eigen verklaringen waarin de vreemdeling na toelating jaarlijks verklaart zelfstandig en duurzaam te beschikken over voldoende middelen van bestaan;
- e.
een bewijsstuk waaruit blijkt dat door de vreemdeling het Internationale Baccalaureaat diplomaprogramma wordt gevolgd;
- f.
de door de vreemdeling ingevulde en ondertekende antecedentenverklaring, bedoeld in artikel 3.77, elfde lid, van het Besluit.
3.
De referent van een vreemdeling die in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van studie aan het middelbaar beroepsonderwijs niveau 4, neemt met betrekking tot de vreemdeling wiens referent hij is in de administratie op:
- a.
een bewijs van inschrijving van de vreemdeling aan de onderwijsinstelling;
- b.
een registratie van de studievoortgang van de vreemdeling;
- c.
de bewijsstukken die ten grondslag hebben gelegen aan de eigen verklaring bij de aanvraag om toelating van de vreemdeling, waarin de instelling stelt dat de vreemdeling zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan;
- d.
de door de vreemdeling ingevulde en ondertekende antecedentenverklaring, bedoeld in artikel 3.77, elfde lid, van het Besluit.
4.
De referent van een vreemdeling, die in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van het volgen van het Internationaal Baccalaureaat diplomaprogramma neemt met betrekking tot zijn positie als referent in de administratie een bewijs van zijn accreditatie door de Internationale Baccalaureaat Organisatie op.