Einde inhoudsopgave
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/
Verhandeling
A.J. van Doesum, datum 01-01-2009
- Datum
01-01-2009
- Auteur
A.J. van Doesum
- JCDI
JCDI:ADS370544:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Onbekend (V)
Omzetbelasting / Algemeen
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Omzetbelasting / Aftrek en teruggaaf
Fiscaal ondernemingsrecht (V)
Omzetbelasting / Belastingplichtige en -schuldige
Europees belastingrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Met het begrip “entiteit” wordt hier bedoeld: de combinatie van de samenwerkende partijen die feitelijke maatschappelijke zelfstandigheid bezit. Het gaat erom of er in het maatschappelijk verkeer “iets” zichtbaar is wat voldoende verzelfstandigd is ten opzichte van de subjecten die het tot stand hebben gebracht en waarmee relaties aangegaan kunnen worden.
Het objectniveau van het model dient ertoe het verband duidelijk te maken tussen de intensiteit van samenwerking, de te onderscheiden actoren die daarbij horen en de mogelijke handelingen (en gezien het thema van dit onderzoek in het bijzonder de transacties) die zich tussen deze actoren voor kunnen doen.
Uit het voorgaande volgt dat de samenwerking tussen partijen een zodanige hechtheid kan hebben dat het samenwerkingsverband, ook al betreft het een contract, als een entiteit wordt beschouwd dat zich zelfstandig kan bewegen in het maatschappelijk verkeer. Het ontstaan van een nieuwe entiteit1 heeft gevolgen voor de objecten (handelingen, transacties) die te onderkennen vallen. Er ontstaat immers een extra subject waarmee relaties kunnen worden aangegaan. Op de niveaus 1 en 2 zijn nog enkel transacties tussen de partijen denkbaar. Op niveau 3a zijn er in het geheel geen transacties tussen de samenwerkende partijen meer mogelijk, omdat de partijen met elkaar zijn versmolten. Hun “transacties” zijn daardoor interne bedrijfshandelingen geworden. Op niveau 3b zijn juist transacties tussen de participanten onderling alsmede tussen de participanten met het samenwerkingsverband (het nieuwe enkelvoudige subject) mogelijk.
Wanneer de zich op de drie niveaus voordoende entiteiten in relatie met de eventuele transacties waarbij zij betrokken kunnen zijn worden beschouwd, kunnen drie grondvormen (archetypen) worden onderscheiden. De eerste grondvorm, archetype I komt voor op de niveaus van samenwerking 1 en 2. Het betreft die samenwerkingsverbanden die niet leiden tot een versmelting van de participanten of tot het ontstaan van een nieuwe entiteit. Dientengevolge zijn er slechts transacties tussen derden en de participanten en tussen de participanten denkbaar. De tweede grondvorm, archetype II doet zich slechts voor op samenwerkingsniveau 3a. Het betreft die gevallen waarin partijen met elkaar versmelten. Als gevolg daarvan zijn tussen de participanten geen transacties meer mogelijk. Slechts transacties tussen derden en de nieuwe, meervoudige entiteit laten zich indenken. De derde grondvorm archetype III doet zich slechts voor op samenwerkingsniveau 3b. Het is de samenwerking die leidt tot het ontstaan van een nieuwe enkelvoudige entiteit, naast de participanten. Er zijn transacties denkbaar tussen derden en de participanten, tussen derden en het samenwerkingsverband, tussen de participanten onderling en tussen de participanten en het samenwerkingsverband. Onderstaande tabel laat zien welke archetypen zich voordoen op welke niveaus van samenwerking.
Tabel 1. De koppeling van de niveaus van samenwerking aan de archetypen van contractuele samenwerkingsvormen