Rb. Amsterdam, 03-04-2009, nr. 13/845069-04
ECLI:NL:RBAMS:2009:BI0007
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
03-04-2009
- Zaaknummer
13/845069-04
- LJN
BI0007
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2009:BI0007, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 03‑04‑2009; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHAMS:2011:BQ3565
- Wetingang
- Vindplaatsen
JE 2009, 330
JOR 2009/167 met annotatie van M. Nelemans, V.S.Y. Liem
Uitspraak 03‑04‑2009
Inhoudsindicatie
Verdachte, directeur van het toen door hem geleide, beursgenoteerde bedrijf VHS, heeft niet voldaan aan de plicht ex artikel 46b van de – toenmalige – Wet toezicht effectenverkeer (Wte) transacties in aandelen VHS aan de STE, resp. AFM te melden. Artikel 46b (oud) Wte1995 is in volle omvang van toepassing. De artikelen 47a Wte 1995 en 5:60 Wet op het financieel toezicht (Wft) zijn geen voor verdachte gunstiger bepalingen (art. 1 lid 2 Sr). De wetswijziging is uitsluitend het gevolg van de implementatie van de EG-richtlijn Marktmisbruik 2003. Van gewijzigd inzicht van de wetgever is geen sprake. Vrijspraak van handel met voorwetenschap. De tenlastegelegde gedragingen leveren hoogstens marktmanipulatie op. Dit is eerst strafbaar gesteld per 1 oktober 2005 (Wet Marktmisbruik, later de Wft). Deze gedragingen zijn niet strafbaar onder artikel 46 (oud) Wte 1995 (HR 6-2-2007 NJ 2008/467 Cardio Control). Verdachte en zijn medeverdachten hebben de bijzonderheden zelf geschapen. De wetenschap daarover is wetenschap over eigen voorgenomen transacties. Het Georgakis arrest van het HJEG doet hieraan niet af.
RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/845069-04 (PROMIS)
Datum uitspraak: 3 april [2009]
op tegenspraak
VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige economische strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1952,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres].
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 1 november 2007, 2 maart 2009, 3 maart 2009, 4 maart 2009, 5 maart 2009, 6 maart 2009 en 23 maart 2009.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J.J.M. van Dis-Setz en van hetgeen verdachte en zijn raadslieden, mrs. O. Hammerstein en K. Ro-derburg, beiden advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
Opbouw vonnis
Dit vonnis is als volgt ingedeeld:
1. Weergave van de tenlastelegging
2. Voorvragen
3. Vaststelling van de feiten
4. Beoordeling van het onder 1 ten laste gelegde feit
5. Beoordeling van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten
6. Beoordeling van het onder 4 ten laste gelegde feit
7. Bewezenverklaring
8. Strafbaarheid van het bewezengeachte
9. Strafbaarheid van de verdachte
10. Motivering van opgelegde straf/maatregel
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
12. Beslissing
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging op 1 november 2007 en 6 maart 2009 – ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij in de periode van 16 februari [bedrag]01 tot en met 1 oktober 2007 te Wassenaar en/of ’s-Gravenhage en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) als bestuursvoorzitter van de Raad van Be-stuur (van VHS Onroerend Goed Maatschappij N.V.), zijnde een persoon die het dagelijks be-leid van deze instelling (mede) bepaalde (als bedoeld in artikel 46b lid 3 onder a Wet toezicht effectenverkeer 1995 (oud)), aan een rechtspersoon die ingevolge artikel 40 van die Wet ta-ken en bevoegdheden zijn overgedragen, te weten de Stichting Toezicht Effectenverkeer (thans geheten de Autoriteit Financiële Markten), in elk geval meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk, niet onverwijld melding heeft gedaan van transacties in effecten VHS Onroerend Goed Maatschappij N.V. die hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) an-ders dan ter bediening van derden (als bedoeld in artikel 46b, lid 1 WTE 1995 oud,) heeft/hebben verricht en/of hebben bewerkstelligd, welke effecten (telkens) waren genoteerd op een op grond van artikel 22 Wet toezicht effectenverkeer 1995 (oud) erkende effecten-beurs, te weten Euronext Amsterdam NV, in ieder geval ter zake van effecten als bedoeld in artikel 46, lid 1 van die Wet (oud), immers heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s) (telkens) in bovengenoemde periode (vrijwel dagelijks) onder andere
- in de periode van 5 november 2001 tot en met 7 november 2001, [bedrag]00 aandelen van voor-noemde instelling aangekocht voor rekening van/op na[persoon 1] en/of
- in de periode van 12 november 2001 tot en met 13 november 2001, 2200 aandelen van voornoemde instelling aangekocht voor rekening van/op naam van [persoon 1] en/of
- op 1 februari 2002, 1071 aandelen van voornoemde instelling aangekocht op naam van [persoon 2] en/of
- op 10 april 2002, 1452 aandelen van voornoemde instelling aangekocht op naam van 23 April BV en/of
- op 26 juli 2002, 4790 aandelen van voornoemde instelling aangekocht op naam van 23 April BV en/of
- op 7 februari 2003, 7030 aandelen van voornoemde instelling aangekocht op naam van 23 April BV,
in elk geval meermalen, althans eenmaal, (telkens) effectentransacties in het fonds VHS On-roerend Goed Maatschappij N.V. verricht/bewerkstelligd door orders strekkende tot het uit-voeren van deze effectentransacties door te geven aan medewerkers van Staalbankiers, waar-bij hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) die transacties in voornoemde periode niet onverwijld heeft/hebben gemeld aan bovengenoemde rechtspersoon;
Artikel 46b lid 3 onder a WTE 1995 (oud)
Artikel 47 Wetboek van Strafrecht
Feit 2:
hij op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 16 februari 2001 tot en met 21 augustus 2003,te Wassenaar en/of ’s-Gravenhage en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland, teza-men en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, beschikkende over voorweten-schap als bedoeld in artikel 46, tweede lid van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 (oud), (telkens) (een groot aantal), althans een of meer transacties(s) heeft verricht en/of bewerkstel-ligd in hieronder te noemen effecten, die toen waren genoteerd aan een op grond van artikel 22 van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 (oud) erkende en in Nederland gevestigde effec-tenbeurs, te weten Euronext Amsterdam N.V., immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s), toen en daar (telkens) een (groot) aantal, althans een of meerdere aan-ko(o)p(en) en/of verko(o)p(en) in aandelen VHS Onroerend Goed Maatschappij N.V. (hierna de instelling genoemd) via en/of door tussenkomst van Staalbankiers met voornoemde effec-tenbeurs verricht/bewerkstelligd, waaronder:
- een kooporder op 5 november 2001, die werd uitgevoerd in de periode van 5 november 2001 t/m 7 november 2001, waarbij [bedrag]00 aandelen van voornoemde instelling werden aangekocht op naam van [persoon 1] en/of
- een kooporder op 8 november 2001, die werd uitgevoerd in de periode van 12 november 2001 t/m 13 november 2001, waarbij 2200 aandelen van voornoemde instelling werden aan-gekocht op naam van [persoon 1] en/of
- op 16 januari 2002 werden 538 aandelen van voornoemde instelling aangekoch[persoon 2]m van [naam] en/of
- op 1 februari 2002 werden 1071 aandelen van voornoemde instelling aangekocht op naam van [persoon 2] en/of
- op 10 april 2002 werden 1452 aandelen van voornoemde instelling aangekocht op naam van 23 April BV en/of
- op 19 juni 2002 werden 500 aandelen van voornoemde instelling aangekocht op naam van 23 April BV en/of
- op 26 juli 2002 werden 4790 aandelen van voornoemde instelling aangekocht op naam van 23 April BV en/of
- op 14 oktober 2002 werden 1248 aandelen van voornoemde instelling aangekocht op naam van 23 April BV en/of
- 14 november 2002 werden 90 aandelen van voornoemde instelling verkocht op naam van Staalbank NV aan NBC BV en/of
- op 7 februari 2003 werden 7030 aandelen van voornoemde instelling aangekocht op naam van 23 April BV en/of
zulks terwijl hij, verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) (telkens) bekend was/waren met een of meer bijzonderhe(i)d(en) omtrent voornoemde rechtspersoon en/of vennootschap en/of instelling en/of omtrent de handel in effecten van voornoemde instelling, die bestond(en) uit:
1. een – voor betrokkenen bij de markt van aandelen VHS – (zeer) onvolledig beeld van
- de wijze waarop deze markt functioneerde op het gebied van vraag en/of aanbod en/of koersvorming en/of
- de mate van betrokkenheid van verdachte – bestuursvoorzitter en/of grootaandeelhouder van die instelling – bij deze markt en/of
- de geringe betrokkenheid van derden bij deze markt,
welke bovenstaande bijzonderhe(i)d(en) volgt/volgen uit (onder meer) de hierna genoemde omstandigheden:
a. het (als bestuursvoorzitter van voornoemde instelling) niet melden van door hem, ver-dachte, op naam van een of meer derde(n) (te weten [persoon 1]/Petr[persoon 2]en/of [naam] en/of NBC BV en/of Staalbank NV) verrichtte / bewerkstelligde transacties in effecten van voornoemde instelling (conform artikel 46b WTE 1995 (oud)) (waardoor de markt geen zicht had op het feit dat [verdachte], als bestuursvoorzitter van voornoemde instelling zelf handelde in effecten van voornoemde instelling) en/of
b. het omzeilen/misbruiken/gebruiken van de regels van de Wet Melding zeggenschap 1996 (WMZ) door/om een of meer derde(n) (te weten [persoon 1]/Petr[persoon 2]en/of [naam] en/of NBC BV en/of Staalbank NV) een of meer belang(en) in voor-noemde instelling over te laten nemen/op te laten bouwen, terwijl hij, verdachte, daar (voor een belangrijk deel) het economisch/koers/financiëel risico van bleef houden en/of door (vervolgens) (een) kleine transactie(s) te verrichtten/te bewerkstelligen waardoor een belang van die derde(n) gemeld moest worden en/of (vervolgens) (een) grote transactie(s) te verrichten/te bewerkstelligen (op naam van die een of meer derde(n)) die (net) niet ge-meld hoefde(n) te worden (waardoor te markt geen juist zicht had op de werkelijke eigen-domsverhoudingen van de aandelen die door (een) derde(n) werden gehouden) en/of
c. het in stand houden van een zogenoemde geringe free float van de effecten van voor-noemde instelling door op naam van (een) derde(n) (te weten van [persoon 1] / Pe-tr[persoon 2]en/of [naam] en/of NBC BV en/of Staalbank NV) (een) transac-tie(s) te verrichten/te bewerkstelligen en/of (een) belang(en) op te bouwen in effecten van voornoemde instelling, terwijl voor de markt niet bekend was dat hij, verdachte deze transacties zelf verrichtte/bewerkstelligde en/of liet verrichten/bewerkstelligen en/of dat hij, verdachte, (voor een belangrijk deel) het economisch/koers/financiëel risico bleef houden van deze transactie(s) en/of
d. het op een kunstmatig (gewenst) niveau neerzetten van de beurskoers van voornoemde in-stelling door het op naam van een of meer derde(n) (te weten van [persoon 1] / Pe-trolia BV en/of [persoon 2] en/of 23 April BV en/of NBC BV en/of Staalbank NV) inleg-gen van orders in effecten van voornoemde instelling op strategische niveau’s vanuit zo-wel de vraag- als aanbodkant (op de effectenbeurs), (waardoor het mogelijk werd om be-paalde (gewenste) transacties in effecten van voornoemde instelling binnen beurs en/of buiten beurs te verrichten/te bewerkstelligen op naam van een of meer derde(n) (tegen een gewenst(e)/afgesproken koers/bedrag)) (welke orders in overwegende mate bepalend wa-ren voor het (koers)verloop van deze aandelen) en/of
e. het maken van afspraken met betrekking tot aangekochte en/of gehouden effec-ten/belang(en) in effecten van voornoemde instelling (te weten onder meer lock-up af-spraken en/of koersgaranties en/of afspraken mbt de omvang van het op te bouwen belang en/of prijsafspraken),
2. (ten aanzien van de transactie van 16 januari 2002 waarbij 538 aandelen VHS werden aangekocht op naam/voor[persoon 2]g van [naam] en/of de transactie van 7 februari 2003 waarbij 7030 aandelen VHS werden aangekocht op naam/voor reke-ning van 23 April BV)
de – voor betrokkenen bij de markt van aandelen VHS – onbekende informatie die
betrekking had op de “eigen wetenschap”van VHS Onroerend Goed
Maatschappij N.V.
welke bovenstaande bijzonderhe(i)d(en) volgt/volgen uit (onder meer) de hierna genoemde omstandigheden:
f. het op naam van een of meer derde(n) ([persoon 2]n van [naam] en/of NBC BV en/of Staalbank NV) verrichten/bewerkstellingen van (een) transactie(s) gedurende de zogenoemde gesloten periodes voorafgaand aan het publiceren van de jaarrekeningen van 2001 en 2002 met betrekking tot voornoemde instelling terwijl hij, verdachte, (op dat moment)
• zicht had op het resultaat en/of de ontwikkeling van voornoemde instelling en/of
• zelf de interne eindejaarstaxatie(s) verrichtte van het onroerend goed binnen voor-noemde instelling en/of
• zelf de externe eindejaarstaxatie(s) liet verrichten van het onroerend goed binnen voornoemde instelling en/of de uitkomst(en) van deze externe taxatie(s) voorgelegd kreeg en/of
uit welke (voorgaande) informatie de herwaardering van het onroerend goed van voornoemde instelling bepaald werd en/of daarmee (ook) het resultaat van voornoemde instelling,
terwijl die bijzonderhe(i)d(en) (telkens) niet openbaar was/waren gemaakt en openbaarmaking van (dit samenstel van) die bijzonderhe(i)d(en), althans de essentie van een of meer van voor-noemde bijzonderhe(i)d(en), naar redelijkerwijs te verwachten viel, invloed zou kunnen heb-ben op de koers van de effecten (in het fonds) VHS Onroerend Goed Maatschappij N.V., on-geacht de richting van de koers;
Artikel 46 lid 1 aanhef onder a van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 (oud)
Artikel 47 Wetboek van Strafrecht
Feit 3:
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2001 tot en met 31 december 2001, te Wassenaar en/of ’s-Gravenhage en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, beschikkende over voorwetenschap als bedoeld in artikel 46, tweede lid van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 (oud), twee, althans een bui-ten beurs transactie(s) heeft verricht en/of bewerkstelligd in hieronder te noemen effecten, die toen waren genoteerd aan een op grond van artikel 22 van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 (oud) erkende en in Nederland gevestigde effectenbeurs, te weten Euronext Amsterdam N.V., immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s), toen en daar buiten voor-noemde beurs om aankoop en/of een buiten voornoemde beurs om verkoop van/in effecten VHS Onroerend Goed Maatschappij N.V. (hierna de instelling genoemd) ver-richt/bewerkstelligd, te weten:
- een aankoop van 100.000 aandelen van voornoemde instelling op 13 maart 2001 op naam van [persoon 1] (gekocht van Staalbank N.V.) (AH-121) en/of - een verkoop van 250.000 aandelen van voornoemde instelling op 3 en/of 4 december 2001 op naam van [persoon 1] (verkocht aan NBC B.V., al dan niet met tussen-komst van Staalbank N.V.) (AH-121),
zulks terwijl hij, verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) (telkens) bekend was/waren met een of meer bijzonderhe(i)d(en) omtrent voornoemde rechtspersoon en/of vennootschap en/of instelling en/of omtrent de handel in effecten van voornoemde instelling, die bestond(en) uit:
een – voor betrokkenen bij de markt van aandelen VHS – (zeer) onvolledig beeld van
- de wijze waarop deze markt functioneerde op het gebied van vraag en/of aanbod en/of koersvorming en/of
- de mate van betrokkenheid van verdachte – bestuursvoorzitter en/of grootaandeelhou-der van die instelling – bij deze markt en/of
- de geringe betrokkenheid van derden bij deze markt,
welke bijzonderhe(i)d(en) volgt/volgen uit (onder meer) de hierna genoemde omstandighe-den:
a. het (als bestuursvoorzitter van voornoemde instelling) niet melden van door hem, ver-dachte, op naam van een of meer derde(n) (te weten [persoon 1]/Petrolia BV en/of NBC BV en/of Staalbank NV) verrichtte/bewerkstelligde transacties in effecten van voor-noemde instelling (conform artikel 46b WTE 1995 (oud)) (waardoor de markt geen zicht had op het feit dat [verdachte], als bestuursvoorzitter van voornoemde instelling zelf handelde in effecten van voornoemde instelling) en/of
b. het omzeilen/misbruiken/gebruiken van de regels van de Wet melding zeggenschap 1996 (WMZ) door/om een of meer derde(n) (te weten [persoon 1] en/of Petrolia BV en/of [persoon 2] en/of 23 April BV en/of NBC BV en/of Staalbank NV) een of meer be-lang(en) in voornoemde instelling over te laten nemen/op te laten bouwen, terwijl hij, ver-dachte, daar (voor een belangrijk deel) het economisch/koers/financiëel risico van bleef houden en/of
c. het in stand houden van een zogenoemde geringe free float van de effecten van voor-noemde instelling door op naam van (een) derde(n) (te weten van [persoon 1]/Petrolia BV en/of NBC BV en/of Staalbank NV) (een) transactie(s) te verrich-ten/te bewerkstelligen en/of (een) belang(en) op te bouwen in effecten van voornoemde instelling, terwijl voor de markt niet bekend was dat hij, verdachte deze transacties zelf verrichtte/bewerkstelligde en/of liet verrichten/bewerkstelligen en/of dat hij, verdachte, (voor een belangrijk deel) het economisch/koers/financiëel risico bleef houden van deze transactie(s) en/of
d. (voorafgaand aan die twee, althans een buiten beurs transactie(s)) het op een (gewenst) ni-veau neerzetten van de beurskoers van voornoemde instelling door het op naam van een of meer derde(n) (te weten van [persoon 1]/Petrolia BV en/of NBC BV en/of Staal-bank NV) inleggen van orders in effecten van voornoemde instelling op strategische ni-veau’s vanuit zowel de vraag- als aanbodkant (op de effectenbeurs), waardoor het moge-lijk werd om die twee, althans een buiten beurs transactie(s) in effecten van voornoemde instelling te (laten) verrichten/te (laten) bewerkstelligen op naam van een of meer derde(n) tegen een gewenst(e)/afgesproken koers/bedrag,
terwijl die bijzonderhe(i)d(en) (telkens) niet openbaar was/waren gemaakt en openbaarmaking van (dit samenstel van) die bijzonderhe(i)d(en), althans de essentie van een of meer van voor-noemde bijzonderhe(i)d(en), naar redelijkerwijs te verwachten viel, invloed zou kunnen heb-ben op de koers van de effecten (in het fonds) VHS Onroerend Goed Maatschappij N.V., on-geacht de richting van de koers;
Artikel 46 lid 1 aanhef onder a van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 (oud)
Artikel 47 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2001 tot en met 31 december 2001, te Wassenaar en/of ’s-Gravenhage en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oog-merk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een (of meer) listige kunst-gre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (telkens) een of meer (tot op heden onbekend gebleven) perso(o)n(en) die meermalen, althans eenmaal, (telkens) handelden in aandelen van VHS Onroerend Goed Maatschappij N.V. (hierna de instelling genoemd) die (telkens) waren genoteerd op een effectenbeurs, te weten Euronext Amsterdam NV, (telkens) heeft bewogen tot de afgifte van geld en/of aandelen, in elk geval van enig goed,
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (voornoemde (onbekend geble-ven) perso(o)n(en) (telkens) bewogen tot het verrichten/bewerkstelligen van een of meer transactie(s) in aandelen van voornoemde instelling tegen een niet juiste, althans gemanipu-leerde, in elk geval door verdachte en/of zijn mededader(s) beïnvloedde (beurs)koers,
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weer-gegeven- (telkens) opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
– zakelijk weergegeven - :
- voorgewend dat 100.000 aandelen van VHS Onroerend Goed Maatschappij N.V. wer-den gekocht (op 13 maart 2001) (AH-121) en/of 250.000 aandelen voornoemde instel-ling werden verkocht (op 3 en/of 4 december 2001) (AH-121) door een derde, te weten [persoon 1] (die niet gelieerd was aan VHS Onroerend Goed Maatschappij N.V.), terwijl in werkelijkheid hij, verdachte ( de bestuursvoorzitter van VHS Onroerend Goed Maatschappij N.V.) de opdracht heeft gegeven tot die aankoop en/of die verkoop en/of (voor een belangrijk deel) het economisch/koers/financiëel ri-sico bleef houden van die aandelen en/of
- door meermalen, althans eenmaal, (telkens) op naam van een of meer derde(n) (te we-ten [persoon 1] en/of Petrolia BV en/of Staalbank N.V. en/of NBC BV) (een) opdracht(en) te geven tot het verko(o)p(en) en/of aanko(o)p(en) van een (groot) aantal aandelen VHS Onroerend Goed Maatschappij N.V., voorgewend dat er een vrije handel in aandelen VHS Onroerend Goed Maatschappij N.V. mogelijk was, ter-wijl die vrije handel er in werkelijkheid niet of nauwelijks was (omdat een (over)groot deel van die aandelen in handen was/waren van verdachte en/of zijn mededader(s)) en/of
- voorgewend dat er door een of meer derde(n) (die niet gelieerd was/waren aan VHS Onroerend Goed Maatschappij N.V.) werd gehandeld in aandelen VHS Onroerend Goed Maatschappij N.V. door meermalen, althans eenmaal, (telkens) op naam van een of meer derde(n) (te weten op naam van [persoon 1] en/of Pe-trolia BV en/of Staalbank N.V. en/of NBC BV) een of meer transactie(s) in die aande-len te verrichten, terwijl in werkelijkheid die transactie(s) werd(en) ver-richt/bewerkstelligd door verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
- meermalen, althans eenmaal, (telkens) op naam van een of meer derde(n) op strategi-sche niveau’s (aan zowel de vraag- als aanbodkant) orders ingezet op die effecten-beurs, waardoor de (beurs)koers van de aandelen van VHS Onroerend Goed Maat-schappij N.V. werd opgedreven, althans gemanipuleerd, in elk geval bewogen naar een door verdachte en/of zijn mededader(s) gewenste/afgesproken koers/geldbedrag,
waardoor die perso(o)n(en) die handelden in aandelen (van VHS Onroerend Goed Maat-schappij N.V.) op die effectenbeurs (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
Artikel 326 jo 47 Wetboek van Strafrecht
Meer subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2001 tot en met 31 december 2001 te Wassenaar en/of ’s-Gravenhage en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een val-se naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (telkens) een of meer perso(o)n(en) die han-delden in aandelen van VHS Onroerend Goed Maatschappij N.V. (hierna de instelling ge-noemd) die (telkens) waren genoteerd op een effectenbeurs, te weten Euronext Amsterdam NV, te bewegen tot de afgifte van geld en/of aandelen en/of tot het verrichten/bewerkstelligen van een of meer transactie(s) in aandelen van voornoemd fonds/voornoemde rechtspersoon tegen een niet juiste, althans gemanipuleerde, in elk geval door hem, verdachte en/of zijn me-dedader(s) beïnvloedde (beurs)koers, in elk geval van enig goed, met vorenomschreven oog-merk - zakelijk weergegeven - (telkens) opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd metde waarheid - heeft voorgewend dat 100.000 aandelen van VHS Onroerend Goed Maatschappij N.V. werden gekocht (op 13 maart 2001) (AH-121) en/of 250.000 aande-len van voornoemde instelling werden verkocht (op 3 en/of 4 december 2001) (AH-121) door een derde, te weten [persoon 1] (die niet gelieerd was aan VHS Onroe-rend Goed Maatschappij N.V.), terwijl in werkelijkheid hij, verdachte (de bestuursvoorzitter van VHS Onroerend Goed Maatschappij N.V.) de opdracht heeft gegeven tot die aankoop en/of die verkoop en/of het economisch risico bleef houden van die aandelen en/of
- door meermalen, althans eenmaal, (telkens) op naam van een of meer derde(n) (te weten [persoon 1] en/of Petrolia BV en/of Staalbank N.V. en/of NBC BV) (een) op-dracht(en) te geven tot het verko(o)p(en) en/of aanko(o)(en) van een (groot) aantal aandelen VHS Onroerend Goed Maatschappij N.V., heeft voorgewend dat er een vrije handel in aande-len VHS Onroerend Goed Maatschappij N.V. mogelijk was, terwijl die vrije handel er in wer-kelijkheid niet of nauwelijks was (omdat een (over)groot deel van die aandelen in handen was/waren van verdachte en/of zijn mededader(s)) en/of
- heeft voorgewend dat er door een of meer derde(n) (die niet gelieerd was/waren aan VHS Onroerend Goed Maatschappij N.V.) werd gehandeld in aandelen VHS Onroerend Goed Maatschappij N.V. door meermalen, althans eenmaal, (telkens) op naam van een of meer der-de(n) (te weten op naam van [persoon 1] en/of Petrolia BV en/of Staal-bank N.V. en/of NBC BV) een of meer transactie(s) in die aandelen te verrichten, terwijl in werkelijkheid die transactie(s) werd(en) verricht/bewerkstelligd door verdachte en/of zijn me-dedader(s) en/of
- meermalen, althans eenmaal, (telkens) op naam van een of meer derde(n) (te weten op naam van [persoon 1] en/of Petrolia BV en/of Staalbank N.V. en/of NBC BV) op strategische niveau’s (aan zowel de vraag- als aanbodkant) orders heeft ingezet op die effectenbeurs, waardoor de (beurs)koers van de aandelen van VHS Onroerend Goed Maat-schappij N.V. werd opgedreven, althans gemanipuleerd, in elk geval bewogen naar een door verdachte en/of zijn mededader(s) gewenste/afgesproken koers/geldbedrag, terwijl de uitvoe-ring van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Artikel 326 jo 47 jo 45 Wetboek van Strafrecht
Feit 4:
hij op of omstreeks 17 oktober 2002, in elk geval op enig moment in de maand oktober 2003 te Wassenaar en/of elders in Nederland een brief (D-15) - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte in strijd met de waarheid in die brief (gericht aan [per[persoon 3] van Staalban-kiers) medegedeeld dat er geen formele noch informele lock-up afspraken zijn/waren gemaakt inzake belangen in VHS, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te ge-bruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
Artikel 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair:
hij op of omstreeks 17 oktober 2002, te Wassenaar en/of elders in Nederland opzettelijk ge-bruik heeft gemaakt van een vals(e) of vervalst(e) brief (D-15), - zijnde een geschrift dat be-stemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, be-staande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, die brief heeft opgestuurd naar [persoon 3] van Staalbankiers in antwoord op een brief van Staalbankiers waarin wordt gewezen op het mogelijk koersgevoelige karakter van lock-up afspraken en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat in die brief aan [persoon 3] wordt medegedeeld dat er geen formele noch informele lock-up afspraken zijn gemaakt inzake belangen in VHS, terwijl dit wel het geval was;
Artikel 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
2. Voorvragen
Geldigheid van de dagvaarding
2.1. De verdediging heeft nietigverklaring van de dagvaarding bepleit. De verdediging heeft daartoe – zoals weergegeven onder punt 44 in de door raadsman ter terechtzitting van 5 maart 2009 aan de rechtbank overgelegde pleitnotities – aangevoerd dat de dagvaarding ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit nietig dient te worden verklaard, nu het (onder 1 ten laste gelegde) verwijt aan verdachte dat hij de aandelentransacties had moeten melden, onlogisch is in de context van de overige feiten van de tenlastelegging. In de ten laste gelegde feiten 2 en 3 worden transacties vermeld die op strafbare wijze hebben plaatsgevonden, zodat verdachte niet het verwijt kan worden gemaakt dat hij deze transacties tevens had moeten melden. De dagvaarding dient op dit punt wegens innerlijke tegenstrijdigheid nietig te worden verklaard.
2.2. Anders dan de raadsman en met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de tenlastelegging geen blijk geeft van innerlijke tegenstrijdigheid. Kern van de tenlastelegging is immers dat verdachte transacties in effecten VHS heeft verricht of bewerkstelligd. Verdachte zou daarbij hebben beschikt over voorwetenschap, hetgeen een strafbare gedraging oplevert. Bovendien wordt verdachte verweten dat hij deze transacties niet heeft gemeld hoewel hij daartoe was verplicht. Dat levert een van de eerste strafbare gedraging losstaande, tweede strafbare gedraging op. De rechtbank acht deze feiten niet met elkaar onverenigbaar. Het (mogelijke) strafbare karakter van de transacties laat immers onverlet dat verdachte deze transacties, indien en voor zover door hem verricht en/of bewerkstelligd, had moeten melden. Het verweer van de raadsman wordt daarom verworpen.
3. Vaststelling van de feiten
De rechtbank gaat van de volgende feiten uit:
1. Medio 2000 is verdachte, al dan niet via Vastgoed ’s-Gravenhage B.V. (hierna Vastgoed), waarvan hij (indirect) 100% aandeelhouder is, eigenaar van 80% van de aandelen in VHS Onroerend Goed Maatschappij N.V. (VHS), een vennootschap waarvan de aandelen geno-teerd staan aan de Amsterdamse effectenbeurs (later gehouden door Euronext Amsterdam NV). Op enig moment in dat jaar besluit hij, volgens zijn eigen verklaring overeenkom-stig een afspraak met [persoon 4], destijds bestuursvoorzitter van de beurs, met het doel de free float van de VHS-aandelen te vergroten, een deel van zijn aan-delenpakket af te stoten.
2. Aanvankelijk verkoopt verdachte deze aandelen rechtstreeks op de markt. Nadat hij van vertegenwoordigers van de media de vraag heeft gekregen of hij zijn aandelen aan het dumpen is, besluit hij de verkoop via zijn bank, Staalbankiers N.V. (hierna: Staal), te laten lopen. Najaar 2000 draagt hij overeenkomstig dit besluit buiten beurs twee pakketten aandelen aan Staal over, het eerste van 391.350 op 22 september 2000 (voor € [bedrag],- per aandeel) en het tweede van 475.000 op 14 december 2000 (tegen een koers van € [bedrag],- per aandeel).
3. Deze transacties en de daarbij gemaakte afspraken worden vastgelegd in twee schriftelijke overeenkomsten van 29 december 2000 tussen Vastgoed en Staal. Daarin staat voorts, voor zover van belang, dat Staal de – in totaal 866.350 – aandelen voor rekening en risico van verdachte zal verkopen en zich zal inspannen daarvoor een koers van € [bedrag],-, resp. € [bedrag],- te bedingen. Verkoop onder deze koersen mag alleen met schriftelijke toestemming van verdachte geschieden. Eventuele meer- en minderopbrengsten worden met verdachte verrekend. De verkoopopbrengst wordt op een geblokkeerde rekening op naam van ver-dachte gezet. Verder zal Staal haar bezit aan VHS-aandelen uiterlijk drie maanden na de tweede transactie tot maximaal 499.999 aandelen terugbrengen. Als dat niet lukt, is ver-dachte, dan wel een door verdachte aan te wijzen partij, verplicht het meerdere terug dan wel over te nemen. Voor haar werkzaamheden bedingt Staal een provisie van € [bedrag]. De inhoud van de overeenkomst wordt niet aan de Stichting Toezicht Effectenverkeer (STE) gemeld, wel de overdracht van de 866.350 aandelen aan Staal.
4. Drie maanden na de tweede transactie, medio maart 2001, blijkt Staal nog ongeveer 600.000 VHS-aandelen te bezitten. Op 13 maart 2001 boekt Staal voor € [bedrag],- per aandeel 100.000 aandelen over naar de rekening van [persoon 1], de moeder van [persoon 7]. [persoon 7] beheert het vermogen van zijn moeder. Als gevolg van deze buiten beurs transactie daalt het belang van Staal in VHS tot 4,98%, net onder het ingevolge de Wet Melding Zeggenschap in ter beurze genoteerde aandelen (WMZ 1996) meldings-plichtige belang van 5%.
5. Over de transactie van de genoemde 100.000 aandelen wordt in een telefoongesprek van 13 maart 2001 om ongeveer 12.43 uur tussen verdachte en [persoon 6], beleggingsadviseur van Staal, (hierna [persoon 6]) onder meer het volgende besproken (nadat [persoon 6] desgevraagd heeft gezegd dat de koers van VHS op 18 staat):
Verdachte: “Nou dat komt mooi uit die [bedrag], want dan kunnen we ook die stukken met [persoon 7] (de rechtbank begrijpt: [persoon 7]) mee switchen dan vandaag.”
[persoon 6]: “Ja. Ik heb vandaag even uit zitten rekenen, dat zijn dan 100.000 aandelen.”
Verdachte: “Ik zou het vandaag maar even rondbreien dan.”
6. In een telefoongesprek van eveneens 13 maart 2001 om 15.29 uur bespreekt [persoon 5], beleggingsadviseur van Staal, (hierna [persoon 5]) onder meer het volgende met [persoon 7]:
[persoon 5]: “[verdachte] en [persoon 6] (de rechtbank begrijpt: [persoon 6]) die hadden contact over een vrij grote pluk VHS’en buiten de beurs. Dat zou gaan om een direct deal van 100.000 aandelen. Het heeft te maken met dat 5% belang.”
[persoon 7]: “Ja, dat is die pluk van jullie. Wanneer moet dat gaan gebeuren?”
[persoon 5]: “Dat wilde [verdachte] dus vanmiddag gaan doen. En dan wil die dat op [bedrag] doen en dan de koers neerzetten op 18.60.”
[persoon 7]: “Nou, we hebben er al over gesproken hoor.”
7. Eveneens op 13 maart 2001 om ongeveer 16.58 uur laat [persoon 6] verdachte telefonisch we-ten dat de 100.000 op [bedrag] op de beurs is gesloten. Verdachte stelt dan vast: “Die pluk van ons die kan gewoon aan de kant en dan gaan we zijn plukkie behoorlijk afbouwen.”
8. Van begin september 2001 tot eind november 2001 vinden vrijwel dagelijks via de beurs aankooptransacties in VHS-aandelen voor rekening van [persoon 1] plaats. Van deze transacties ontvangt [persoon 7] telkens van Staal de bankafschriften. Tot deze transac-ties behoren onder meer de aankoop van 1.800 aandelen op 5 en 6 november 2001 (in twee pakketten van 1.282, resp. 518 stuks) en die van 2.200 aandelen op 12 en 13 novem-ber 2001 (besproken op 8 november 2001).
9. Op 2 november 2001 voert verdachte een telefoongesprek met [persoon 5]. Daarin zeggen zij onder meer het volgende, nadat verdachte heeft gevraagd wat nog op [bedrag] ligt:
[persoon 5]: “485.”
Verdachte: “Ja, dan moet je er maar wat bijleggen maandag.”
[persoon 5]: “Ja maandag even wat bijleggen.”
Verdachte: “Dan zet je er 1.800 stukjes bij.”
[persoon 5]: “Ja prima.”
10. Op 8 november 2001 voert verdachte een telefoongesprek met [persoon 5]. Daarin zegt verdachte, nadat [persoon 5] heeft verteld dat nog op [bedrag] in VHS is gehandeld: “Leg er anders nog 2.200 bij. Ik zou hem lekker op [bedrag] houden joh.”
11. Staal tracht in de loop van 2001 haar belang in VHS bij institutionele beleggers onder te brengen, onder meer bij Achmea, die later Staal zal overnemen. Dit lukt niet. In een tele-foongesprek op 19 november 2001 met [persoon 5] zegt verdachte onder meer:
“De intentie was, ik ging er van uit, die [persoon 11] heeft mij verteld dat hij diverse gegadig-den zou hebben dat die 250 plus die 250 van ene meneer [persoon 7] een tweede 5% zou naar een derde partij gaan; alleen die had het toen nog niet direct. Ik zeg maar, nu die Achmea-zaak van de baan is, hebben wij meteen een acuut alternatief gecreëerd, dat is gewoon NBC. Dus er gaat à la minute gewoon 250 uit, ik zeg het zou zo kunnen zijn dat die 250 niet eens via Staal hoeft te gaan, want die kan ik gewoon rechtstreeks leveren aan NBC. Dat ben ik trouwens toch van plan.”
12. Verdachte vormt vervolgens in de periode van begin december 2001 tot medio november 2002 drie belangen van elk 5% op naam van de Nederlandse Beleggingscombinatie B.V. (NBC). In deze vennootschap houdt verdachte 49,99% van de aandelen.
13. Het eerste 5%-belang op naam van NBC komt op 3 en 4 december 2001 tot stand, doordat NBC buiten beurs 250.000 aandelen van Vastgoed en 250.000 aandelen van Staal over-neemt. Als onderdeel van deze transacties koopt Staal buiten beurs 250.000 aandelen te-gen een koers van € [bedrag] per aandeel van [persoon 1]. Over deze transacties gaan de hierna vermelde telefoongesprekken.
14. In een telefoongesprek op 3 december 2001 om ongeveer 13.24 uur met [persoon 5] zegt verdachte onder meer het volgende:
“Ik heb [persoon 7] (de rechtbank begrijpt: [persoon 7]) gesproken, die weet dus ja van hij zei van je kan het er dus ook gewoon met [persoon 5] (de rechtbank begrijpt: [persoon 5]) eens over hebben.”
“Ik heb dus gezegd vandaag gaan er 250.000 aandelen rechtstreeks van mij naar NBC, ja. Dus Vastgoed levert rechtstreeks in NBC. Daarnaast levert Staalbankiers vandaag 250.000 van dat depot dat jullie hebben die 499 ook aan NBC. Ik zeg en morgen gaan er 250.000 aandelen van naam van jouw moeder (de rechtbank begrijpt: [persoon 1]) af en die koopt Staal dan weer voor [bedrag]. Dan staan er bij jou nog iets van 120.000 of zo. En dat wordt dan in januari vlak getrokken. Daarnaast is Staalbankiers nu doende met verschil-lende partijen om te kijken voor die 5% met een lock-up regeling en dat verhaal proberen we ook dit jaar nog te effectueren en dan is Staal helemaal los. En dan zijn er gewoon 2 pakketten van 5% keurig opgeborgen. En die 120 gaan volgend jaar waarschijnlijk naar [persoon 2]; die wilde ze hebben, maar die wilde dat volgend jaar pas doen.”
“Koop er gewoon maar 8.000. Koop die gewoon maar even op [persoon 2] z’n naam, onder mijn verantwoordelijkheid. Koop dat maar en in het meest slechte geval dan zet ik ze morgen wel op [persoon 7] z’n moeder d’r naam eventueel, maar dat is helemaal niet nodig, want [persoon 2] doet het toch wel, want [persoon 2] wil namelijk de koers ietsjes omhoog zien te krijgen aan het begin van het jaar, want die wil namelijk zijn aandelen van privé wil die gaan verkopen aan z’n vennootschap.”
15. Eveneens op 3 december 2001 om ongeveer 14.46 uur heeft [persoon 5] een telefoonge-sprek met [persoon 7]. Daarin deelt [persoon 5], nadat [persoon 7] heeft geconstateerd “250.000 gaan er morgen over naar jullie; [bedrag] euro”, aan [persoon 7] mee dat twee transacties hebben plaatsgevonden en dat de volgende dag (4 december 2001) de laatste 250.000 wordt “ge-daan”, alsmede dat deze niet wordt gemeld, omdat zowel Staal als [persoon 7]s moeder geen 5% hebben, maar dat NBC naar 5% gaat en dat dat wel moet worden gemeld. Hij laat [persoon 7] dan weten dat zijn moeder er dan nog ongeveer 141.000 overhoudt.
16. In een bijlage bij een intern memo van 4 april 2002 van Achmea met als onderwerp de kredietaanvraag NBC B.V. d.d. 19 november 2001 staat onder meer het volgende:
“Na goedkeuring van de kredietaanvraag door de KCH is door de Account Manager van AVB opdracht tot effectuering van de aandelentransactie aan de effectenadviseur gegeven. Deze opdracht, conform het kredietvoorstel, betrof het overboeken / verkoop van 250.000 stuks VHS op boek bij Staalbankiers (overgenomen in december 2000 van Vastgoed ’s-Gravenhage B.V.) en 250.000 stuks VHS van Vastgoed ’s-Gravenhage B.V. naar NBC. Eén dag later bleek dat niet de 250.000 stuks VHS op boek van Staalbankiers waren over-geboekt naar NBC, doch 250.000 stuks VHS van [persoon 7] naar NBC. (De heer Maas bleek opdracht te hebben gegeven aan Staalbankiers de 250.000 stuks VHS van [persoon 7] door te boeken naar NBC B.V.)”
17. In een telefoongesprek op 3 december 2001 om ongeveer 16.11 uur met [persoon 5] stelt verdachte vast dat aan de feitelijke situatie niets is gewijzigd, behalve dat de positie van [persoon 7]s moeder wat ontlast is en dat deze de volgende ochtend “250” naar beneden gaat. Later op die dag (om ongeveer 18.03 uur) constateert verdachte in een telefoonge-sprek met [persoon 5] onder meer: “Ik ben blij dat we vandaag deze 5% hebben opgeborgen nu en dan kijken hoe we die andere 5% kwijt kunnen, dan hebben we in ieder geval qua klanten weer wat rust.”
18. Op 4 december 2001 om ongeveer 11.07 uur heeft een telefoongesprek plaats tussen [persoon 5] en [persoon 7]. Daarin vraagt [persoon 7] of de provisie (van 0,1%), die nu aan hem in rekening is gebracht, niet door verdachte zou worden betaald. [persoon 5] zegt dan toe dat hij daarover met verdachte zal overleggen.
19. In een telefoongesprek op 4 december 2001 om ongeveer 16.52 uur geeft verdachte aan [persoon 5] opdracht voor NBC 45 aandelen op de markt te kopen om het pakket aandelen van NBC op 5% te brengen. In dat gesprek zegt hij verder onder meer: “Ik kan ze ook via [persoon 7] (de rechtbank begrijpt: [persoon 7]) aanleveren die 45 stukjes, maar dat is zo’n geram-petamp.”
20. In de maand december 2001 worden 138.559 op naam van [persoon 1] staande aandelen VHS buiten beurs overgedragen aan Petrolia B.V., een vennootschap waarin zij alle aandelen heeft en die [persoon 7] voor haar beheert Voorts worden die maand 237.102 aandelen VHS die op haar naam staan, verkocht op de beurs. Zij bezit dan nog 50 aande-len VHS.
21. In een telefoongesprek op 24 december 2001 om ongeveer 15.46 uur spreken [persoon 5] en verdachte over een aantal transacties. Verdachte zegt daarin onder meer: “Ik weet niet wat [persoon 7] (de rechtbank begrijpt: [persoon 7]) heeft, dat kan je natuurlijk een beetje afronden die pluk van hem; wat zijn moeder nog heeft, rare aantallen een beetje afronden.”
22. Omstreeks 1 september 2001 hebben [persoon 2] en de leden van zijn gezin in totaal 487.138 aandelen VHS in eigendom. In de periode van eind november 2001 tot 12 maart 2002 worden vrijwel dagelijks VHS-aandelen voor rekening van [persoon 2] en zijn ge-zinsleden gekocht, in totaal 125.800 stuks. Daartoe behoren onder meer de aankoop van 538 aandelen op 16 januari 2002 en die van 1.071 aandelen op 1 februari 2002.
23. Op 25 februari 2002 omstreeks 16.39 uur uit [persoon 2] in een telefoongesprek met [persoon 5] zijn ongenoegen onder meer erover dat voor zijn rekening sinds begin december 2001 123.000 VHS-aandelen zijn gekocht en niet maximaal 10.000, zoals hij verklaart te hebben gezegd, en dat voor zijn rekening aandelen afkomstig van [persoon 7] zijn gekocht. [persoon 5] bevestigt in dat gesprek dat [persoon 2], terwijl hij (de rechtbank begrijpt: [persoon 5]) via de intercom meeluisterde, met verdachte over 10.000 aandelen had gesproken, maar voegt daaraan toe dat verdachte later naar hem was toegekomen en had gezegd dat [persoon 2] “wat meer” wilde. [persoon 2], die dan zegt: “Nee, ik wil helemaal niks meer”, deelt [persoon 5] aan het eind van het gesprek mee dat deze geen aandelen meer mag kopen, voordat hij (de rechtbank begrijpt: [persoon 2]) verdachte heeft gesproken.
24. Op 1 maart 2002 omstreeks 10.00 uur voert verdachte een telefoongesprek met [persoon 6]. Daarin zegt hij onder meer:
“Heb ik verder een andere deal met hem (de rechtbank begrijpt: [persoon 2]) gemaakt, dat hij dus tot 1 miljoen stuks zal bijkopen en alles wat hij zou bijkopen, die tweede tranche van 500.000 die zou hij moeten kopen tussen de [bedrag] en de [`bedrag]. Zo staat dat zwart op wit trouwens, dat heeft hij zelf op papier gezet allemaal. En daarop geef ik een koersgarantie ultimo 2005 van [bedrag]. En dat heb ik zwart op wit staan dus. En dan gaat ie ineens zitten pie-pen van ‘Ja, ik heb er 125 en dit en dat en ik heb Staal gezegd dat ze er maar 10.000 kon-den kopen’.”
“En ik heb die afspraken nota bene zwart op wit staan, en dat heeft die (de rechtbank be-grijpt: [persoon 2]) nota bene zelf op papier gezet. Alleen ze hebben gezegd, laten we het zo doen dat we het stuk laten opstellen bij de notaris, dat die inkoopgarantie van kracht is, of die terugkoopgarantie of iets dergelijks, dat we die bij de notaris laten opstellen, want ja, ik heb ook het eeuwige leven niet, mij kan toch ook wat gebeuren. Ik zeg het is beter dat die daar ligt als dat dat ding bij ons ligt.”
“Ik zeg misschien kan je wel op [bedrag] kopen. Ik zeg maar ik heb jou een inkoopgarantie ge-geven van [bedrag]. Mits jij de koers boven de [bedrag] houdt en stukken koopt tussen de [bedrag] en de [`bedrag].”
“Ultimo 2005 hoeft hij ze nog niet eens aan mij te verkopen voor [bedrag] als ze hoger staan, maar dan krijg ik 25% van de meerwaarde eventueel.”
“Je weet welk dealtje ik met [persoon 2] (de rechtbank begrijpt: [persoon 2]) ga afmaken. Die [lock-up]regeling voor die hele pluk die blijft dan van kracht en dan garandeer ik gewoon exact die koers die ik ook gegarandeerd had ten opzichte van die [`bedrag] naar [bedrag].”
“Dan koppelen we de lockup-regeling voor die hele bullshit tot ultimo 2005.”
“Nu wil ik het volgende doen. Laat die koers maar lekker in mekaar tetteren.”
“Dus als die koers onverhoopt op [bedrag] terecht mocht komen. Dan gaat die pluk van [persoon 7] (de rechtbank begrijpt: [persoon 7]) die 138.344 – dan moet je even noteren dat dus NBC gaat er 499.955 bijkopen – dan gaat die hele pluk van [persoon 7], die [bedrag], daarheen.”
“Zodra die [bedrag] staat, moet er direct getransfereerd worden, dus 138.344 stukken van Pe-trolia naar NBC en 361.611 van Staalbankiers ook naar NBC.”
“Dan gaan jullie bijkopen voor mij. Kijk dan ben ik helemaal eigen baas en heb ik alle stukken weer zelf in de tent en ze kunnen echt allemaal de rimram krijgen.”
“Als die koers niet zelf naar de [bedrag] gaat, dan ik hem nog een beetje helpen ook als je be-grijpt wat ik bedoel.”
“Ik denk met NBC heb ik zo’n perfecte deal. [persoon 7] is helemaal op nul, [persoon 2] helemaal op nul. NBC is in mijn kantoor gevestigd, ik ben 50% aandeelhouder, ik ben A-directeur in die tent. Dus ik heb het als enige voor het zeggen.”
“Dit blijft echt entre nous he. Deze opzet. Want ik wil niet dat [persoon 7] dit weet en ik wil niet dat [persoon 2] dit weet. Zeker niet wat mijn intentie is.”
“Ik zeg [persoon 7] en [verdachte] dat is in feite één, NBC is [verdachte] en VHS is ook [verdachte].”
“En er zijn er 250.000 van [persoon 7] die zijn er al uitgegaan. Pas, die zitten ook in NBC die 250 weet je nog.”
25. Op 7 maart 2002 draagt Staal buiten beurs 499.955 VHS-aandelen aan NBC over. NBC heeft dan een belang van bijna 10% in VHS. Omstreeks deze dag draagt Petrolia B.V. 138.334 VHS-aandelen buiten beurs aan Staal over.
26. Op 12 maart 2002 wordt 23 April BV opgericht. [persoon 2] is van deze vennootschap di-recteur en enig aandeelhouder. Vanaf deze datum worden geleidelijk alle aandelen VHS van [persoon 2] en zijn gezinsleden naar 23 April BV overgebracht. Voorts koopt 23 April BV vrijwel dagelijks aandelen op de markt. Steeds gaat daaraan een telefoongesprek van verdachte met een van de beleggingsadviseurs van Staal vooraf, waarin zij bespreken hoe-veel aandelen 23 April BV tegen welke koers zal aankopen. Onder deze transacties bevin-den zich onder meer een aankooptransactie van 1452 aandelen op 10 april 2002, een aan-kooptransactie van 4790 aandelen op 26 juli 2002 en een aankooptransactie van 7030 aan-delen op 7 februari 2003.
27. In mei 2002 komt, door ondertekening door [persoon 2] namens 23 April BV op 30 mei 2002 van een offerte van Staal d.d. 17 mei 2002, een schriftelijke leningsovereenkomst tussen Staal en 23 April BV tot stand. Daarbij wordt overeengekomen dat 23 April BV voor de aankoop van aandelen VHS een bedrag van € [bedrag] miljoen van Staal zal lenen. Als zekerheden bedingt Staal een borgtocht van [persoon 2] en zijn echtgenote voor € [bedrag], een borgtocht van verdachte voor € [bedrag] en de verpanding en blokkade van het depot waarop de aan te kopen aandelen komen te staan. Voorts is in de overeenkomst vermeld dat voor rekening van 23 April BV aandelen VHS voor een koers tussen € [bedrag] en € [bedrag] per aandeel zullen worden aangekocht.
28. Verdachte is in deze periode aanwezig bij een bespreking tussen [persoon 2] en Staal, waar-in over de voorwaarden van het krediet aan 23 April BV wordt gesproken.
29. Op 19 april 2002 voert [persoon 8], accountmanager van Staal, (hierna [persoon 8]) een gesprek met [persoo[persoon 9], financieel directeur van 23 April BV, (hierna [persoon 9]) over de vraag of er een terugkoopgarantie is met betrekking tot VHS.
[persoon 8]: “ Wij worstelen met de volgende vraag. Allereerst is er een lock-up periode afgesproken voor de aandelen in de BV tot en met 31 december 2005.”
[persoon 9]: “Ja dat is correct.”
[persoon 8]: “Is er ook een terugkoopverklaring voor bijvoorbeeld de [bedrijf verdachte] voor de-ze aandelen?”
[persoon 9]: “Ehm, tussen you and me en ja dat is weer zo onhandig. Ja. Maar dat mag natuurlijk helemaal niet.”
[persoon 8]: “Nee.”
[persoon 9]: “Maar die is er wel en die gaat niemand zien maar hij is er wel en op een hele veili-ge plek.”
[persoon 8]: “Dus op 2005, eind 2005, begin 2006 zal de [bedrijf verdachte] die aandelen, danwel één van die BV’s, dan wel privé mogelijkerwijs die aandelen gaan overnemen.”
[persoon 9]: “Ja.”
[….]
[persoon 9]: “Ja, je weet het nu, maar ja je mag het niet weten joh.”
[persoon 8]: “Ok, dan weet ik het nu dus niet.”
[persoon 9]: “Maar nog steeds between you and me, er ligt iets bij een daarvoor gerede partij, een notaris, in een kluis.”
30. Bij e-mailbericht van 6 juni 2002 meldt [persoon 8] aan [persoon 3] (hierna [persoon 3]), directeur van Staal, dat verdachte voor rekening van 23 April BV aankopen VHS-aandelen verricht. Hij stelt voor te onderzoeken of hieraan een volmacht ten grondslag ligt.
31. In een telefoongesprek op 7 juni 2002 om ongeveer 15.38 uur bespreken verdachte en [persoon 3] onder meer het volgende:
[persoon 3]: “Een ding is me opgevallen en dat is, jij doet aankopen voor 23 April.”
Verdachte: “Die doe ik zelf niet, maar [persoon 2] heeft tegen mij gezegd, joh, voer jij de regie er maar over, maar in feite zijn het [persoon 6] en [persoon 5] die dat gewoon doen. Hij heeft gewoon gezegd ‘ik heb geen zin iedere dag te bellen en die jongens aan de lijn te hebben, ik heb me verplicht aan te kopen tot 1 mio stuks, ik ga niet meer betalen als [bedrag], dat is de afspraak, en daarnaast ook niet lager dan [bedrag]’.”
[persoon 3]: “Ik heb dat voor mijn stukken liefst op papier even nodig. Han heeft daarover een gesprek met [persoon 9] ook, zodat ..”
Verdachte: “… hij mij een volmacht geeft, [persoon 2]. Die mondelinge volmacht is ook gege-ven aan mij in bijzijn van [persoon 6] en [persoon 5].”
[persoon 3]: “Ja, dat weet ik, maar ik krijg daar geheid gedonder over; ik moet dus echt een stukkie papier hebben waar het op staat.”
Verdachte: “Nee prima, dat lukt vandaag uiteraard niet meer, het heeft mijn aandacht en daar zal ik zo spoedig mogelijk in duiken.”
32. In een telefoongesprek op 27 juni 2002 bespreken [persoon 8] en [persoon 9] onder meer het volgende:
[persoon 8]: “Op zich wat daar gebeurt is het volgende: de grootaandeelhouder van VHS/directievoorzitter koopt aandelen VHS in depot, het effectendepot van een ander, zijnde meneer [persoon 2], althans een vennootschap van meneer [persoon 2]. Dat zou kunnen neigen naar voorwetenschap, mogelijk misbruik van voorwetenschap zelfs. Zij (de recht-bank begrijpt: de juristen van Staal) zijn daar geen voorstander van, laat ik het zachtjes uitdrukken.”
[persoon 9]: “Nee, daarom hebben wij ook nooit wat op papier gezet.”
[persoon 8]: “Nee, er zijn natuurlijk al de nodige transacties geweest in het depot van 23 April BV in opdracht van de heer Maas, dat is jullie bekend.”
[persoon 9]: “Maar dat staat nergens op papier dat dat in opdracht van [verdachte] is gebeurd, dus so far so good.”
[persoon 8]: “Zouden wij een pragmatische oplossing kunnen vinden in het volgende: als wij nu meneer [persoon 2], dan wel jij geeft zelf namens 23 April BV, een koopopdracht aandelen VHS in de range [bedrag]-[bedrag] waarover we het gehad hebben en Staalbankiers vervult vervolgens die opdracht binnen die prijsafspraken, gaan zij de opdrachten uitvoe-ren. Komt dat niet per saldo uiteindelijk op hetzelfde neer?”
[persoon 9]: “Han, dat weet ik niet, bijna wel zou je zeggen. Daar moeten we maar even met [verdachte] erbij, daar hoeven jullie dan niet bij te zitten, even overleggen.”
33. Op 12 juli 2002 verstrekt 23 April BV aan Staal een schriftelijke volmacht, ondertekend door [persoon 9]. Daarin staat dat het om een bevestiging van de reeds mondeling aan Staal ver-strekte volmacht gaat om ten laste van de rekening van 23 April BV aandelen VHS te ko-pen, maximaal totdat het depot van 23 April BV 1 miljoen aandelen zal hebben bereikt en tegen een aankoopprijs van minimaal € [bedrag] en maximaal € [bedrag] per aandeel.
34. Op 8 oktober 2002 heeft een bespreking plaats tussen verdachte, [persoon 3], [persoon 8] en [persoon 10] (hierna [persoon 10]). Volgens het verslag van die bespreking wordt daarbij onder meer gesproken over lock-up regelingen, de vergroting van de free float en de belangen van NBC en Vastgoed in VHS. Voorts verklaart verdachte niets met de trans-acties tussen Staal en [persoon 1] te maken te hebben.
35. Als vervolg op dit gesprek stuurt [persoon 3] verdachte een brief van 15 oktober 2002. Daarin constateert hij dat uit dossiers van Staal naar voren is gekomen dat in enkele geval-len informele lock-up afspraken inzake belangen in VHS zijn gemaakt en dat dergelijke afspraken door de toezichthoudende instantie(s) onder omstandigheden als koersgevoelige informatie kunnen worden aangemerkt.
36. Bij brief van 17 oktober 2002 deelt verdachte aan [persoon 3] onder meer mee “dat er […] formele noch informele lock-up afspraken zijn gemaakt inzake belangen in VHS, met welke rechts- of natuurlijke personen dan ook”.
37. Bij e-mailbericht van 8 november 2002 verbiedt [persoon 8] alle betrokken medewerkers van Staal kooporders voor 23 April B.V. in te leggen.
38. Op 14 november 2002 koopt NBC 90 VHS-aandelen van Staal en verhoogt daardoor haar belang in VHS naar 10%. Op 15 november 2002 verstrekt verdachte met toestem-ming van [persoon 2] aan Staal opdracht 362.315 aandelen VHS buiten beurs tegen een koers van € [bedrag] van 23 April BV naar de eigen rekening van Staal over te boeken. Staal draagt vervolgens buiten beurs 500.000 VHS-aandelen aan NBC over. NBC heeft dan een belang van 15% in VHS.
39. In de daarop volgende periode heeft via de beurs een groot aantal aankoop- en verkoop-transacties in aandelen VHS voor rekening van 23 April BV plaats.
40. Op 22 augustus 2003 deelt [persoon 3] verdachte telefonisch mee dat deze niets meer voor re-kening van 23 April BV mag doen. Eveneens op 22 augustus laat [persoon 3] een aantal be-leggingsadviseurs van Staal weten dat naast de aan Staal toekomende bevoegdheid uit hoofde van de door 23 April BV aan haar verstrekte volmacht geen enkele andere partij dan de tekeningsbevoegden van 23 April BV opdrachten namens deze BV mag geven.
41. Bij intern memo van 26 augustus 2003 stelt de afdeling Compliance van Staal, zakelijk weergegeven, na een analyse van een aantal telefoongesprekken inzake VHS onder meer het volgende vast:
- Medewerkers van Staal verstrekken verdachte tegen de regels in informatie over 23 April BV;
- Verdachte legt orders in die worden geaccepteerd, hetgeen niet is toegestaan;
- Hoewel volgens de opdrachtbrief alleen, binnen een bepaalde range, kooporders mogen worden ingelegd, worden ook verkooporders ingelegd, hetgeen niet is toegestaan;
- Verdachte doet alsof hij over de aandelen van 23 April BV mag beschikken;
- Het is opvallend dat de koers zich sinds begin 2002 constant in de range tussen [bedrag] en [bedrag] heeft bewogen, ook al heeft VHS een zeer goed rendement.
42. Op 26 augustus 2003 besluit de afdeling Internal Audit Services (hierna: IAS) van Ach-mea (die Staal inmiddels heeft overgenomen) een intern onderzoek naar de transacties voor rekening van 23 April BV en de rol van verdachte daarbij te laten verrichten. IAS komt dan op 14 oktober 2003 met een rapport.
43. Uit transactieoverzichten blijkt dat verdachte in de periode van 16 februari 2001 tot en met 1 april 2004 alleen een verkooptransactie van 250.000 aandelen VHS op 3 december 2001 bij de STE en (per 1 maart 2002) de AFM meldt. Voor het overige meldt verdachte geen van de hiervoor besproken transacties.
44. Naar aanleiding van het rapport van IAS van 14 oktober 2003 laat [persoon 8] alle beleg-gingsadviseurs van Staal bij e-mail van 23 oktober 2003 weten dat de schriftelijke vol-macht van 23 April BV per direct is ingetrokken.
45. Op 13 januari 2004 beëindigt Staal haar relatie met 23 April BV.
46. Bij brief van 21 januari 2004 beëindigt Staal haar relatie met verdachte en de aan hem ge-lieerde vennootschappen. Staal sluit op 1 november 2004 met verdachte en de aan hem gelieerde vennootschappen een beëindigingsovereenkomst.
47. VHS komt op 5 april 2004 met 23 April BV overeen dat 23 April BV al haar bijna 1 mil-joen aandelen VHS zal verkopen aan [bedrijf 2]. Van [bedrijf 2] maken deel uit: Vastgoed en Hellenraad BV, ieder voor 30%, en twee op 8 juli 2004 opgerichte stich-tingen, genaamd Stichting Sir Camelot en Stichting Sir Lancelot, ieder voor 20%. Bij brief van 15 juli 2004 draagt [persoon 2] namens 23 April BV aan Staal op tegen betaling van € [bedrag] 988.637 aandelen VHS aan [bedrijf 2] uit te leveren. Op 12 okto-ber 2004 deelt verdachte aan de Belastingdienst mee dat NBC haar belang van 15% in VHS aan [bedrijf 2] heeft overgedragen. [bedrijf 2] heeft na deze transacties een belang van bijna 25% in VHS.
48. De notering VHS op Euronext, die op 15 januari 2004 is geschorst, vervalt op 23 augus-tus 2005 definitief.
4. Beoordeling van het onder 1 ten laste gelegde feit
4.1. De vraag die allereerst voorligt, is of op grond van de hiervoor onder hoofdstuk 3 weer-gegeven feiten moet worden vastgesteld dat verdachte in de in de tenlastelegging genoemde periode met betrekking tot de daarin weergegeven en andere transacties met aandelen VHS heeft verzuimd aan een op hem op grond van artikel 46b Wet toezicht effectenverkeer (Wte 1995) (oud) rustende meldingsplicht te voldoen. Daarvoor is, gelet op de tekst van deze bepa-ling, nodig dat komt vast te staan dat
- hij het dagelijks beleid van VHS bepaalde of mede bepaalde (art. 46b lid 3 onder a);
- hij van de transacties niet onverwijld melding heeft gedaan;
- hij de transacties heeft verricht of bewerkstelligd;
- de uitzondering “anders dan ter bediening van derden” niet van toepassing is.
Voorop staat dat verdachte, als bestuursvoorzitter van VHS, behoort tot de in het derde lid van artikel 46b genoemde categorie van personen en dat het om transacties in aandelen in deze vennootschap gaat. In dit verband dient de tenlastelegging niet aldus te worden gelezen dat daarmee alleen is bedoeld verdachte de daarin geformuleerde verwijten te maken, voor zover hij daarbij in zijn hoedanigheid van bestuursvoorzitter is opgetreden. Het gaat erom aan te duiden dat hij die positie had. Voorts staat vast dat de desbetreffende transacties niet (en der-halve niet onverwijld) bij de bevoegde autoriteit (STE, resp. AFM) zijn gemeld.
Tevens dient echter komen vast te staan dat verdachte de transacties heeft verricht of bewerk-stelligd en dat de in artikel 46b lid 1 genoemde uitzondering “anders dan ter bediening van derden” niet van toepassing is
Heeft verdachte de transacties verricht of bewerkstelligd?
Het standpunt van de officier van justitie
4.2.1. De officier van justitie neemt het standpunt in dat verdachte de in de tenlastelegging genoemde (en andere) transacties heeft verricht of bewerkstelligd. Weliswaar ging het om or-ders op naam van anderen ([persoon 1], [persoon 2] en 23 April BV), maar verdachte bepaalde of en wanneer deze – door Staal – moesten worden uitgevoerd. Hij bracht de aande-len bij deze derden onder, maar hield daarover de zeggenschap.
4.2.2. Ten aanzien van de aandelen van [persoon 1], beheerd door medeverdachte [persoon 7], hebben medewerkers van Staal (zoals [persoon 6] en [persoon 5]) tegenover de FIOD ver-klaard dat verdachte geen opdrachten gaf. Uit de telefoongesprekken en uit een aantal be-scheiden blijkt echter dat verdachte steeds de initiator was. Bovendien was verdachte tegelij-kertijd met het zoeken naar een institutionele belegger voor de aandelen van Staal bezig met het opbouwen van het belang in aandelen VHS ten gunste van [persoon 1], door deze op de beurs aan te kopen. Zo hadden in de loop van 2001 vrijwel dagelijks aankopen voor haar rekening plaats. Voor geen van deze aankopen verstrekte [persoon 7] de opdracht aan Staal. Evenmin blijkt van gesprekken waarin hij daarvoor achteraf toestemming aan medewerkers van Staal gaf. Hij werd uitsluitend – achteraf – daarvan op de hoogte gesteld.
4.2.3. Met betrekking tot de aandelen die voor rekening van [persoon 2] en 23 April BV werden verhandeld, was het, in de periode vanaf 27 november 2001, verdachte die de orders inlegde. Voor 23 April BV wordt dit, behalve door de telefoongesprekken, bevestigd door de bij de FIOD en de rechter-commissaris afgelegde verklaringen van diverse medewerkers van Staal. Ook nadat Staal op enig moment een volmacht van 23 April BV had ontvangen, handelde zij steeds door tussenkomst van verdachte. Staal had over transacties geen rechtstreekse contac-ten met [persoon 2] of een andere vertegenwoordiger van 23 April B.V. Verder beroept ver-dachte zich in telefoongesprekken op (schriftelijke) afspraken met [persoon 2], onder meer na-dat laatstgenoemde in telefoongesprekken van 25 februari 2002 met medewerkers van Staal zijn ongenoegen had geuit over het naar zijn mening te grote aantal aandelen dat Staal op in-stigatie van verdachte voor zijn rekening had aangekocht.
Het standpunt van de verdediging
4.2.4. Volgens de verdediging verrichtte noch bewerkstelligde verdachte de transacties in VHS-aandelen die voor rekening van [persoon 1], [persoon 2] en 23 April B.V. werden verricht. Ten eerste voerde Staal de transacties steeds (feitelijk) uit. Zij besliste – en op direc-tieniveau was men daarvan op de hoogte – of aandelen VHS werden gekocht of verkocht. Verdachte vervulde daarin een ondersteunende, informatieve en faciliterende, maar zeker geen sturende, rol. Ook bij de transacties voor rekening van [persoon 2] verstrekte hij – hooguit – adviezen, maar besliste Staal. Zo heeft beleggingsadviseur [persoon 10], zoals blijkt uit het concept van een besprekingsverslag van 29 augustus 2003, verklaard dat verdachte suggesties deed, maar geen wezenlijke invloed op de besluitvorming uitoefende. [persoon 10] legde die suggesties ook regelmatig naast zich neer.
Verdachtes “adviespraktijk” was binnen de bank algemeen bekend en werd geaccepteerd of tenminste gedoogd, totdat men vond dat hij niet zonder schriftelijke volmacht mocht hande-len. Men wist ook dat hij – via de borgstelling – een financiële binding met [persoon 2] had en dat deze het best vond en ermee instemde dat verdachte zich met de aandelentransacties be-moeide. Ook toen de afdeling Juridische Zaken van de bank het vermoeden uitte dat een vol-macht aan verdachte mogelijk tot misbruik van voorwetenschap zou leiden, nam Staal geen maatregelen om te voorkomen dat verdachte zonder schriftelijke volmacht van [persoon 2] han-delde. Dit laatste betekent ook niet dat [persoon 2] niet met het handelen van verdachte akkoord ging.
Het oordeel van de rechtbank
4.2.5. Voorop staat dat het moet gaan om “verrichten” (iemand brengt zelf de transactie tot stand) of “bewerkstelligen” (iemand leidt het ertoe dat een ander de transactie aangaat). Uit het dossier kan worden afgeleid dat Staal de transacties steeds feitelijk uitvoerde en in die zin dus verrichtte. De vraag is dan ook of en in hoeverre verdachte deze bewerkstelligde.
4.2.6. Wat de transacties voor rekening van [persoon 1] betreft, blijkt uit het dossier niet van gesprekken waarin [persoon 7] opdrachten aan medewerkers van Staal geeft. Mede ge-zien het grote aantal weergegeven gesprekken en het grote aantal transacties voor rekening van [persoon 1] in het najaar van 2001 is niet aannemelijk dat het ontbreken van ge-sprekken met [persoon 7] (uitsluitend) aan de wijze van verslaglegging te wijten zou zijn. In de hiervoor onder 3, punt 9 en 10 weergegeven telefoongesprekken tussen verdachte en [persoon 5] van 2 en 8 november 2001 geeft verdachte in concreto opdracht tot de verkoop van 1.800, resp. 2.200 aandelen tegen een koers van € [bedrag] per aandeel. Deze gegevens komen overeen met de transacties die op 5 en 6 november 2001, resp. op 12 en 13 november 2001 voor rekening van [persoon 1] zijn uitgevoerd. Weliswaar worden op deze dagen nog andere aandelentransacties voor rekening van [persoon 1] verricht, maar daarbij gaat het ten dele om andere aantallen en ten dele om een andere koers. Voorts is, gelet op de toon-zetting van de gesprekken tussen verdachte en [persoon 5], niet louter sprake van adviseren of ondersteunen. Of [persoon 7] deze transacties (achteraf) goedkeurde, doet hieraan niet af. Ook uit het hiervoor onder 3, punt 14 weergegeven gesprek tussen verdachte en [persoon 5] van 3 december 2001 kan worden afgeleid dat verdachte zich actief met transacties voor rekening van [persoon 1] bezighield, zonder dat daaruit blijkt dat [persoon 7] daarvoor – vooraf of achteraf – specifiek toestemming gaf.
4.2.7. Ten aanzien van [persoon 2] ontbreekt het in het dossier aan gesprekken waarin deze me-dewerkers van Staal koop- of verkoopopdrachten verstrekt. Dit geldt zowel voor de transac-ties voor zijn (privé)rekening als voor die op naam van 23 April BV. Verdachte en [persoon 2] verklaren dat verdachte wel een rol bij deze transacties speelde, maar uitsluitend als adviseur. Hoewel uit het hiervoor onder 3, punt 14 weergegeven gesprek van 3 december 2001 tussen verdachte en [persoon 5] en uit het hiervoor onder 3, punt 23 weergegeven gesprek van [persoon 2] met [persoon 5] van 25 februari 2002 zou kunnen worden afgeleid dat verdachte zich vrij voelde voor rekening van [persoon 2] aandelentransacties te verrichten, bevat het dossier onvol-doende bewijs dat hij dit in de in de tenlastelegging genoemde periode meermalen deed. Het bewijs ontbreekt in het bijzonder ook met betrekking tot de aankoop op 1 februari 2002 van 1.071 aandelen voor rekening van [persoon 2].
4.2.8. Dat ligt anders ten aanzien van de transacties voor rekening van 23 April BV. Uit de verklaringen van diverse medewerkers van Staal blijkt dat verdachte steeds opdrachten tot aankoop van aandelen voor rekening van 23 April BV verstrekte. Gelet op deze verklaringen en op de toon van de daarop betrekking hebbende gesprekken was daarbij niet van louter ad-visering sprake. Voorts verklaart verdachte in zijn hiervoor onder 3, punt 31 weergegeven ge-sprek van 7 juni 2002 met [persoon 3] dat [persoon 2] hem een mondelinge volmacht heeft gegeven en spreken ook [persoon 8] en [persoon 9], financieel directeur van 23 April BV, op 27 juni 2002 (zie hiervoor onder 3, punt 32) over transacties in opdracht van verdachte. [persoon 9] spreekt daar-bij zelfs zijn voldoening erover uit dat dat nergens op papier staat. Daaruit en uit het in het-zelfde telefoongesprek door [persoon 8] gedane voorstel met betrekking tot de volmacht van [persoon 2] aan Staal moet worden afgeleid dat de betrokkenen niet wilden dat het handelen van verdachte in deze aan het licht zou komen.
4.2.9. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, acht de rechtbank dan ook bewezen dat verdachte de in de tenlastelegging genoemde en andere transacties voor rekening van [persoon 1] en 23 April BV heeft bewerkstelligd.
Was sprake van “bediening van derden”?
4.3.1. Artikel 46b Wte 1995 (oud) maakt ten aanzien van de meldingsplicht een uitzondering voor het geval de aandelentransacties “ter bediening van derden” worden verricht. De vraag is of deze uitzondering hier van toepassing is. Vaststaat immers dat verdachte de transacties waarom het gaat, niet voor eigen rekening heeft bewerkstelligd.
De zinsnede “anders dan ter bediening van derden” kwam niet in het oorspronkelijke ontwerp van artikel 46b Wte 1995 voor. Zij is bij een nadere nota van wijziging aan de tekst toege-voegd. In de toelichting daarbij staat, voor zover van belang, het volgende:
‘Het huidige voorstel verplicht financiële instellingen die zelf effecten uitgeven, om transac-ties in die effecten te melden, ook indien die transacties worden verricht ten behoeve van en voor rekening van hun cliënten. Aangezien de financiële instelling in die gevallen slechts als tussenpersoon optreedt en zelf geen beslissing neemt omtrent koop of verkoop van die ef-fecten, is een meldingsplicht dan niet noodzakelijk. Met deze wijziging wordt bepaald dat de meldingsplicht slechts geldt indien de instelling de transactie voor eigen rekening ver-richt.’
4.3.2. De rechtbank leidt hieruit af dat is bedoeld financiële instellingen (bijv. banken) die zelf effecten uitgeven, uit te zonderen van de meldingsplicht, wanneer zij ten behoeve van cliënten dergelijke effecten verhandelen. Hoewel de wettekst de beperking tot financiële instellingen niet bevat, moet het op grond van deze toelichting en de bij de Nota naar aanleiding van het nadere verslag door kamerleden gemaakte opmerkingen ervoor worden gehouden dat de uit-zondering “anders dan ter bediening van derden” niet geldt in, bijvoorbeeld, het geval dat een instelling als VHS (of een van de in lid 3 van artikel 46b Wte 1995 genoemde personen) in opdracht van een derde VHS-aandelen voor rekening van die derde koopt of verkoopt.
Dat betekent dat verdachte niet kan worden geacht ter bediening van derden in de zin van ar-tikel 46b Wte 1995 te hebben gehandeld bij de transacties voor rekening van [persoon 1], [persoon 2] en 23 April BV. Voor zover de verdediging ten aanzien hiervan een an-der standpunt heeft ingenomen, wordt dat dan ook verworpen. Dit geldt ook voor zover wordt gesteld dat [persoon 1], [persoon 2] en 23 April BV zelf geen meldingsplicht hadden, omdat zij niet tot de in artikel 46b lid 3 Wte 1995 genoemde categorieën van personen be-hoorden. Artikel 46b richt zich tot degene die de transacties verricht of bewerkstelligt, onge-acht of hij dat met of zonder volmacht doet en ongeacht of hij zijn eigen aandelen in de ven-nootschap zelf houdt of via een ander. Dit volgt uit de Memorie van toelichting bij de wets-wijziging van de Wte 1995:
‘De meldingsplicht is van toepassing ongeacht in welke hoedanigheid de betrokken persoon handelt, hetzij direct of indirect, hetzij voor eigen rekening of voor rekening van een derde.’
(Kamerstukken II 1996-1997, 25 095, nr. 3, blz. 11)
Conclusie
4.4. Aangezien aan alle vereisten van artikel 46b Wte 1995 (oud) is voldaan en de daarin op-genomen uitzondering “anders dan ter bediening van derden” niet van toepassing is, acht de rechtbank bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd, alsmede dat hij dit tezamen en in vereniging met anderen heeft gedaan, namelijk met degenen die verdachte in staat hebben gesteld op hun rekening transacties te doen, en Staal, nu de medewerking van laatstgenoemde daarbij onontbeerlijk was en ook Staal moet hebben beseft dat de transacties niet werden gemeld.
5. Beoordeling van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten
Het standpunt van de verdediging
5.1. Ten aanzien van de tenlastegelegde feiten 2 en 3 heeft de verdediging vrijspraak bepleit en daartoe het volgende aangevoerd. De in deze feiten aan verdachten verweten gedragingen zien – kort samengevat – op marktmanipulatie, hetgeen nog niet strafbaar was gesteld ten tijde van de verweten gedragingen. Verder zijn deze gedragingen, gelet op het arrest van de Hoge Raad van 6 februari 2007, NJ 2008, 467 (hierna: het Cardio Control arrest), niet strijdig met het in artikel 46 (oud) Wte1995 neergelegde verbod op handel met voorwetenschap, omdat sprake is van eigen wetenschap.
Het standpunt van de officier van justitie
5.2. Volgens de officier van justitie zijn de gedragingen wel strafbaar onder artikel 46 (oud) Wte 1995, omdat van eigen wetenschap geen sprake is. Bovendien heeft na het Cardio Con-trol arrest het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (HJEG) zich in het arrest van 10 mei 2007, NJ 2007, 418 (hierna: het Georgakis arrest) uitgelaten over de toepasselijk-heid van het verbod van misbruik van voorwetenschap in een geval van marktmanipulatie en kan op basis van dit arrest geconcludeerd worden dat in casu wel sprake is van voorweten-schap. Alleen de in feit 2 onder de eerste bijzonderheid sub d. uitgewerkte omstandigheid heeft betrekking op marktmanipulatie, aldus de officier van justitie.
Het oordeel van de rechtbank
5.3. Artikel 46 (oud) Wte 1995 is gebaseerd op de EG-Richtlijn van 13 november 1989 tot coördinatie van de voorschriften inzake transacties van ingewijden (89/592/EEG). In de preambule staat onder meer het volgende:
'Overwegende dat, aangezien de verwerving of vervreemding van effecten noodzakelijker-wijs wordt voorafgegaan door een daartoe strekkend besluit van de persoon die zo'n transac-tie verricht, het feit dat deze verwerving of vervreemding plaatsvindt op zichzelf niet bete-kent dat misbruik wordt gemaakt van voorwetenschap (...).'
De parlementaire geschiedenis van de totstandkoming van art. 46 (oud) Wte 1995 houdt in dit verband onder meer het volgende in:
'Aan de toelaatbaarheid van het met het oog op een overname opbouwen van een positie in aandelen van de over te nemen vennootschap wordt met dit wetsvoorstel niet getornd. De in sommige commentaren gedane suggestie dat het wetsvoorstel een belemmering voor over-names zou vormen is onjuist. Zij gaat uit van de veronderstelling dat de overnemende partij per definitie over voorwetenschap beschikt. Ervan uitgaande dat de overnemende partij ech-ter slechts kennis van een eigen voornemen (namelijk: om een overname te plegen) draagt, is geen sprake van voorwetenschap in de zin van de wet. Dit is overigens thans niet anders.
(Kamerstukken II 1997-1998, 25 095, nr. 8, blz. 4)
en:
'Het aankopen van aandelen in het zicht van een bieding door de aspirant-koper levert geen verboden gedraging op, zolang de aspirant-koper slechts kennis draagt van eigen voorne-mens, hetgeen niet als voorwetenschap is te beschouwen. Indien echter de aspirant-koper op het tijdstip van de aankoop, naast kennis over het eigen voorgenomen handelen, tevens be-schikt over voorwetenschap in de zin van de wet, dient het verbod vanzelfsprekend onver-kort van toepassing te zijn.'
(Kamerstukken II 1997-1998, 25 095, nr. 8, blz. 7, 8)
De Hoge Raad heeft in het Cardio Control arrest, voor zover hier van belang, overwogen:
“5.5.1. Vooropgesteld moet worden dat de wetgever blijkens de wetsgeschiedenis uitdruk-kelijk heeft beoogd het verbod dat (…) was opgenomen in art. 46, eerste lid, (oud) Wte 1995, niet te doen uitstrekken tot de effectentransacties die worden verricht of bewerkstel-ligd met wetenschap die slechts de eigen voorgenomen effectentransacties betreft.
5.5.2. Het Hof heeft in zijn in 5.4 weergegeven overwegingen op grond van het voorhanden bewijsmateriaal vastgesteld dat in de onderhavige zaak de bijzonderheden, zoals in de ten-lastelegging feitelijk omschreven, hierin bestaan dat de verdachte door het verspreiden van zelf gecreëerde leugenachtige berichten en het in verband daarmee verrichten van aan elkaar tegengestelde transacties heeft getracht de koers van het aandeel Cardio Control in voor hem gunstige zin te beïnvloeden.
Nu deze bijzonderheden door de verdachte zelf zijn geschapen moet zijn wetenschap daar-omtrent worden aangemerkt als wetenschap omtrent zijn eigen voorgenomen effectentrans-acties. Dergelijke wetenschap is, naar uit het onder 5.5.1 overwogene voortvloeit, geen voorwetenschap in de zin van art. 46 (oud) Wte 1995.”
5.4. Vast is komen te staan dat grote aantallen transacties in aandelen VHS op naam van [persoon 1], Petrolia BV en 23 April BV hebben plaatsgevonden. De rechtbank acht bewezen dat verdachte deze transacties heeft bewerkstelligd. Aangezien van deze transacties geen melding bij de bevoegde autoriteit (STE, resp. AFM) is gedaan, was de betrokkenheid van verdachte bij de transacties voor de markt niet kenbaar. Evenmin wist de markt dat ver-dachte voor een belangrijk deel het financieel risico van door anderen gehouden aandelen bleef dragen. De overeenkomsten met Staal houden dit immers in en die overeenkomsten zijn niet openbaar gemaakt. Voldoende aannemelijk is verder, ook al betwisten verdachte en zijn medeverdachten dit, dat verdachte en zijn medeverdachten onderling hebben afgesproken te-gen welke prijs verdachte door anderen genomen aandelen zou terugkopen (en in die zin dus “koersgaranties” heeft afgegeven). Dit volgt uit de onder 3, punten 24 en 29 weergegeven te-lefoongesprekken.
Voorts staat vast dat verdachte door middel van de door hem bewerkstelligde transacties en het in stand houden van een zogenoemde geringe free float de beurskoers van VHS op een bepaald kunstmatig (gewenst) niveau heeft willen neerzetten en daarin ook is geslaagd. Dat blijkt zonneklaar uit de telefoongesprekken die in het dossier zijn terug te vinden. Verdachte heeft dit ook toegegeven. Ook is – in weerwil van de betwisting door verdachten – voldoende aannemelijk geworden dat zij onderling afspraken hebben gemaakt over de periode gedurende welke aandelen zouden worden vastgehouden (zgn. “lock-upafspraken”) en over de omvang van het door hen te nemen belang.
5.5. Deze gedragingen, zoals ook feitelijk omschreven in de bijzondere omstandigheden, ge-noemd in de tenlastegelegde feiten 2 en 3, leveren hoogstens marktmanipulatie op. Dit is eerst strafbaar gesteld per 1 oktober 2005 door invoering van de Wet Marktmisbruik, die inmiddels is vervangen door de Wet op het financieel toezicht.
5.6. Deze gedragingen zijn, gelet op het hiervoor aangehaalde Cardio Control-arrest van de Hoge Raad, echter niet strafbaar onder artikel 46 (oud) Wte 1995. Verdachte en zijn mede-verdachten, alsmede Staal, hebben de hiervoor onder 5.4 besproken bijzonderheden immers zelf geschapen. De wetenschap daarover moet worden aangemerkt als wetenschap over eigen voorgenomen transacties.
Het Georgakis arrest van het HJEG doet hieraan niet af. In dit arrest is immers eveneens ge-oordeeld dat het verbod van gebruik van voorwetenschap niet toepasselijk is bij marktmanipu-latie, zij het dat het HJEG de kwestie anders benadert, namelijk door te oordelen dat in een dergelijk geval van onderlinge afspraken tussen aandeelhouders geen sprake is van het ‘ge-bruik maken’ van voorwetenschap.
5.7. Dit geldt niet voor de transacties die verdachte in zgn. gesloten perioden heeft verricht, hetgeen onder feit 2 als bijzonderheid f is ten laste gelegd. Die enkele niet openbaar gemaakte bijzonderheid was echter niet van dien aard dat de gemiddelde belegger, indien daarmee be-kend, zijn beleggingsbeslissingen in enig opzicht daarop zou hebben gebaseerd. In dat opzicht kan dan ook niet van koersgevoelige informatie worden gesproken.
5.8. Uit het vorenstaande volgt dat verdachte van hetgeen hem onder de feiten 2 en 3 primair is ten laste gelegd, dient te worden vrijgesproken.
Beoordeling van de onder 3 subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde feiten
5.9. Aan verdachte is onder 3 subsidiair oplichting ten laste gelegd. Deze oplichting zou in elk geval verband houden met twee door verdachte bewerkstelligde transacties buiten beurs op naam van [persoon 1]. Meer subsidiair is dit feit als een poging tot oplichting in de tenlastelegging opgenomen. Zowel de officier van justitie als de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat deze feiten niet kunnen worden bewezen. De rechtbank deelt hun standpunt en acht deze feiten evenmin bewezen. Verdachte wordt dan ook van het onder 3 subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde vrijgesproken.
6. Beoordeling van het onder 4 ten laste gelegde feit
6.1. Verdachte erkent dat hij bij brief van 17 oktober 2002 aan [persoon 3] van Staal heeft mee-gedeeld “dat er (..) formele noch informele lock-up afspraken zijn gemaakt inzake belangen in VHS (..).” en dat hij deze brief heeft verstuurd. Verdachte schreef de brief namens VHS en de brief vormde een reactie op een brief van Staal van 15 oktober 2002 . Daarin staat onder meer: “Uit onze dossiers is naar voren gekomen dat in enkele gevallen informele lock-up af-spraken inzake belangen in VHS zijn gemaakt. Tijdens ons telefoongesprek van vrijdag 11 oktober jl. heeft u laten weten dat deze afspraken in formele zin niet met de vennootschap VHS zijn gemaakt. Wellicht ten overvloede wijzen wij u erop, dat dergelijke lock-up afspra-ken (..) onder omstandigheden als koersgevoelige informatie [kunnen] worden aangemerkt (..).”
6.2. Ten laste is gelegd dat de brief van 17 oktober 2002 vals is, omdat de daarin vervatte me-dedeling niet waar is.
Volgens de officier van justitie heeft verdachte met [persoon 2] afgesproken dat laatstgenoemde de aandelen VHS die hij via zijn vennootschap 23 April BV zou verwerven, voor eind de-cember 2005 niet zou verkopen. Dat, aldus de officier van justitie, is een lock-up afspraak, want onder een lock-up moet volgens haar worden verstaan “het feit dat personen zich door middel van een overeenkomst verplichten om hun belang in de uitgevende instelling geduren-de een bepaalde periode niet op enigerlei wijze over te dragen.”
Verdachte betwist dat hij met [persoon 2] de gestelde afspraak heeft gemaakt en hij bestrijdt de door de officier van justitie gegeven definitie. Van een lock-up is alleen dan sprake, indien een aandeelhouder zich jegens de uitgevende instelling op het tijdstip van verkrijging verbindt de aandelen gedurende enige tijd niet te vervreemden, aldus verdachte. Daaraan heeft hij toe-gevoegd dat hij in het verleden de term ook, maar dan verkeerd, heeft gebruikt voor andere afspraken, namelijk wanneer hij de verpanding gedurende vijf jaar aan Staalbankiers van de door 23 April BV gehouden aandelen bedoelde.
6.3. De mededeling is niet gedaan in antwoord op een vraag die zodanig duidelijke kaders voor een antwoord biedt dat uit de vraag kan worden afgeleid welke betekenis de mededeling heeft. Daarom is in dit geval beslissend welke betekenis gewoonlijk in het maatschappelijk verkeer aan de mededeling wordt gegeven.
Hier is dus de vraag welke betekenis gewoonlijk wordt gegeven aan de woorden ‘formele of informele lock-up afspraak’. Die vraag kan de rechtbank niet beantwoorden. Aan deze woor-den wordt in het financieel-economisch of in het juridisch verkeer geen vaste betekenis toege-kend. Slechts kan worden opgemerkt dat de term lock-up ook met regelmaat wordt gebruikt in de betekenis die de verdediging heeft genoemd.
6.4. Hieruit volgt dat niet bewezen kan worden verklaard dat de mededeling niet waar en dus het geschrift vals is, zodat vrijspraak moet volgen.
6.5. Het voorgaande brengt tevens mee dat de overige verweren geen bespreking behoeven.
7. Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde:
in de periode van 16 februari 2001 tot en met 1 oktober 2007 te Amsterdam telkens tezamen en in vereniging met anderen telkens als bestuursvoorzitter van de Raad van Bestuur van VHS Onroerend Goed Maatschappij N.V., zijnde een persoon die het dagelijks beleid van deze in-stelling (mede) bepaalde als bedoeld in artikel 46b lid 3 onder a Wet toezicht effectenverkeer 1995 (oud), aan een rechtspersoon die ingevolge artikel 40 van die Wet taken en bevoegdhe-den zijn overgedragen, te weten de Stichting Toezicht Effectenverkeer, thans geheten de Au-toriteit Financiële Markten, meermalen telkens opzettelijk, niet onverwijld melding heeft ge-daan van transacties in effecten VHS Onroerend Goed Maatschappij N.V. die hij, verdachte, telkens anders dan ter bediening van derden, als bedoeld in artikel 46b, lid 1 WTE 1995 oud, heeft bewerkstelligd, welke effecten waren genoteerd op een op grond van artikel 22 Wet toe-zicht effectenverkeer 1995 (oud) erkende effectenbeurs, te weten Euronext Amsterdam NV, immers heeft hij in bovengenoemde periode onder andere
- in de periode van 5 november 2001 tot en met 7 november 2001, 1800 aandelen van voor-noemde instelling aangekocht op na[persoon 1] en
- in de periode van 12 november 2001 tot en met 13 november 2001, 2200 aandelen van voornoemde instelling aangekocht op naam van [persoon 1] en
- op 10 april 2002, 1452 aandelen van voornoemde instelling aangekocht op naam van 23 April BV en
- op 26 juli 2002, 4790 aandelen van voornoemde instelling aangekocht op naam van 23 April BV en
- op 7 februari 2003, 7030 aandelen van voornoemde instelling aangekocht op naam van 23 April BV,
door orders strekkende tot het uitvoeren van deze effectentransacties door te geven aan me-dewerkers van Staalbankiers, waarbij hij, verdachte, telkens die transacties in voornoemde pe-riode niet onverwijld heeft gemeld aan bovengenoemde rechtspersoon.
Voor zover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Ver-dachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
8. De strafbaarheid van de feiten
Toepasbaarheid van artikel 46b Wte 1995 (oud)
8.1. De volgens de tenlastelegging niet nagekomen meldingsplicht was op de bewezen pleeg-data neergelegd in het eerste en derde lid van artikel 46b van de toen geldende Wet toezicht effectenverkeer (Wte 1995). Per 1 oktober 2005 is de meldingsplicht van artikel 46b Wte 1995 vervallen en vervangen door de meldingsplicht van het toen in werking getreden artikel 47a Wte 1995. Dit laatste artikel is op 1 januari 2007 met de inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht (hierna: Wft) vervallen. De materie is nu geregeld in artikel 5:60 Wft. De tekst van artikel 5:60 Wft is in overwegende mate gelijk aan die van artikel 47a Wte 1995 (oud), voor zover het gaat om het hiernavolgende. Om die reden zal de rechtbank hierna, wan-neer artikel 47a Wte 1995 (oud) ter sprake komt, niet ook telkens artikel 5:60 Wft noemen.
8.2. Artikel 47a Wte 1995, eerste lid, zoals geldend van 1 oktober 2005 tot 1 januari 2007, luidde, voor zover hier van belang:
‘1. Een ieder die:
a. het dagelijks beleid bepaalt of mede bepaalt van een rechtspersoon, vennootschap of in-stelling met statutaire zetel in Nederland die effecten als bedoeld in artikel 46, eerste lid, onder a of b, heeft uitgegeven (..)
b. (..)
c. (..) of
d. (..),
doet uiterlijk op de vijfde werkdag na de transactiedatum melding van voor eigen rekening (onderstreping rechtbank) verrichte of bewerkstelligde transacties in aandelen die betrek-king hebben op de onder a (..) bedoelde rechtspersoon, vennootschap of instelling, of in ef-fecten waarvan de waarde mede wordt bepaald door de waarde van deze aandelen. (..)’
Artikel 46b Wte 1995, zoals geldend ten tijde van het ten laste gelegde feit, spreekt niet van “voor eigen rekening” verrichte of bewerkstelligde transacties. Artikel 46b Wte 1995 luidde tot 1 oktober 2005, voor zover van belang:
‘1. Een instelling die effecten als bedoeld in artikel 46, eerste lid, onder a, heeft uitgegeven of zal uitgeven, doet onverwijld melding van door haar, anders dan ter bediening van derden (onderstreping rechtbank), verrichte of bewerkstelligde transacties in op haar betrekking hebbende effecten als bedoeld in artikel 46, eerste lid (..).
[…]
3. Het eerste lid is, met betrekking tot door de betrokkene verrichte of bewerkstelligde trans-acties in de in dat lid bedoelde effecten, van overeenkomstige toepassing op:
a. een ieder die het dagelijks beleid van de instelling bepaalt of mede bepaalt;
b.(..)
c. (..)’
Dit verschil in redactie doet de vraag rijzen of de artikelen 47a Wte 1995 en 5:60 Wft een voor verdachte gunstiger bepaling in de zin van artikel 1 lid 2 Sr vormen dan artikel 46b Wte 1995 en daarom op de onderhavige zaak moeten worden toegepast. Daarbij is niet alleen de wijziging van de tekst van de wettelijke bepaling van belang. Doorslaggevend criterium is of de verandering in wetgeving duidt op een gewijzigd inzicht van de wetgever ten aanzien van de strafbaarheid van de bewezen gedragingen (in casu het niet melden van in de tenlasteleg-ging genoemde, door de bestuurder van VHS bewerkstelligde transacties).
8.3. Bij de beantwoording van deze vraag stelt de rechtbank het volgende vast.
Sinds 1 januari 1999 bevat de Nederlandse wetgeving een verplichting voor bestuurders van beursgenoteerde effectenuitgevende instellingen transacties in de aandelen van de ‘eigen in-stelling’ te melden. Deze verplichting is bij wet van 17 december 1999 (Stb. 320) opgenomen in het meergenoemde artikel 46b Wte 1995. De meldingsplicht werd ingevoerd als preventief middel tegen de handel met voorwetenschap. Dit blijkt onder meer uit de Memorie van toe-lichting, behorende bij de invoering van artikel 46b Wte 1995. In dit stuk wordt de strekking van de invoering van deze meldingsplicht door de Minister van Financiën nader toegelicht:
‘Naar zijn aard zal de handel in effecten met gebruik van voorwetenschap het meest voor-komen bij een kleine kring van ingewijden, zoals bestuurders en commissarissen van de in-stelling die de desbetreffende effecten heeft uitgegeven. Dit zou er op het eerste gezicht voor kunnen pleiten de genoemde personen een handelsverbod met betrekking tot effecten van de eigen instelling op te leggen. Een zodanig verbod zou echter zijn doel ver voorbij schieten. Het nieuwe artikel 46b voorziet daarom in een minder vergaande bepaling, name-lijk een verplichting voor (onder andere) bestuurders en commissarissen om transacties in effecten die betrekking hebben op de eigen instelling te melden aan de Stichting Toezicht Effectenverkeer. Hiermee wordt beoogd de controle op de naleving van de strafbepaling te vergemakkelijken. Niet minder belangrijk is dat van de voorgestelde meldingsplicht naar verwachting een preventieve werking zal uitgaan. De verplichting werpt een drempel op om te handelen met voorkennis, doordat de pakkans wordt vergroot.’
8.4. Onmiskenbaar is bedoeld dat de meldingsplicht betrekking heeft op alle transacties in ef-fecten in de eigen onderneming, verricht of bewerkstelligd door de bestuurder. Dat blijkt het duidelijkst uit het hiervoor ook al onder 4.3.2 opgenomen citaat uit de wetsgeschiedenis, lui-dende:
‘De meldingsplicht is van toepassing ongeacht in welke hoedanigheid de betrokken persoon handelt, hetzij direct of indirect, hetzij voor eigen rekening of voor rekening van een derde.’
Daarin is geen verandering gekomen door de latere invoeging in het eerste lid van artikel 46b Wte 1995 van de hiervoor onderstreepte woorden “anders dan ter bediening van derden”.Uit de Tweede Nota van Wijziging (Kamerstukken II, 1997-1998, 25 095, nr. 9, p. 10) blijkt, zo-als hiervoor onder 4.3.2. al is overwogen, dat daarmee uitsluitend is beoogd een uitzondering te maken voor het geval een uitgevende instelling, bijvoorbeeld een bank, een transactie die betrekking heeft op eigen effecten, bijvoorbeeld aandelen in die bank, doet voor rekening van een klant.
8.5. Bij wet van 1 oktober 2005 (de Wet marktmisbruikStb. 2005, 346) is de Wte 1995 ge-wijzigd, onder meer ten aanzien van de meldingsplicht van bestuurders van emitterende in-stellingen. Het meergenoemde artikel 47a Wte 1995 kwam in de plaats van artikel 46b Wte 1995. Daarin is, als gezegd, de zojuist besproken uitzondering niet terug te vinden en is met zoveel woorden vermeld dat alleen transacties voor eigen rekening moeten worden gemeld.
8.6. Aan deze wetswijziging lag de implementatie van de Richtlijn 2003/6/EG betreffende de handel met voorwetenschap en marktmisbruik (Pb EU 2003, L 339.70) (hierna: de richtlijn Marktmisbruik) ten grondslag. De richtlijn Marktmisbruik legt onder meer een meldingsplicht op aan personen met leidinggevende verantwoordelijkheid bij emitterende instellingen ten aanzien van transacties van ‘eigen aandelen’. Deze meldingsplicht is neergelegd in artikel 6, vierde lid van die Richtlijn, welke bepaling luidt:
‘Personen met leidinggevende verantwoordelijkheid bij een emittent van financiële instru-menten en, in voorkomend geval, personen die nauw met hen gelieerd zijn, moeten mini-maal de bevoegde autoriteit in kennis stellen van transacties voor eigen rekening met aande-len die zijn uitgegeven door de emittent waarvan zij deel uitmaken of met derivaten daarvan of andere daaraan verbonden financiële instrumenten. De lidstaten zorgen ervoor dat het publiek zo spoedig mogelijk gemakkelijk toegang heeft tot dergelijke informatie, op zijn minst in afzonderlijke vorm.’
In de preambule van die richtlijn wordt hierover vermeld:
‘26. Meer openheid over transacties die worden verricht door personen met leidinggevende verantwoordelijkheden bij de emittenten en, in voorkomend geval, door personen die nauw aan hen gelieerd zijn, is een preventieve maatregel tegen marktmisbruik. Bekendmaking van deze transacties, op zijn minst in afzonderlijke vorm, kan tevens een zeer waardevolle bron van informatie voor de beleggers vormen.’
8.7. Bij de invoering van het meergenoemde artikel 47a van de Wte 1995 stond de nationale wetgever voor ogen zoveel als mogelijk de lijn en tekst van de communautaire wetgeving aan te houden. Dit volgt onder meer uit de Memorie van toelichting op de Wijziging van de Wet toezicht effectenverkeer 1995. Hierin wordt met betrekking tot de invoering van artikel 47a opgemerkt, voor zover van belang:
‘Dit artikel bepaalt dat een aantal categorieën van personen transacties in effecten van de “eigen instelling” (de instelling waar men werkzaam is) dienen te melden. De richtlijn Marktmisbruik (artikel 6, vierde lid) en de uitwerking daarvan in de Uitvoeringsrichtlijn ge-bruikelijke marktpraktijken en meldingsregeling (artikel 6, eerste lid) voorzien niet in de verplichting voor de uitgevende instelling zelf om te melden, noch in een meldingsplicht voor een aantal andere categorieën (rechts-)personen die wel in de huidige Regeling mel-ding en reglementering transacties in effecten 1999 zijn opgenomen. Hoewel de gegevens die uit de melding voortvloeien voor de handhaving van het verbod op gebruik maken van voorwetenschap en voor de transparantie van de markt van belang zijn gebleken, is ervoor gekozen om niet af te wijken van de meldingsregeling zoals die is omschreven in de betref-fende richtlijnen. Het wordt meer van belang geacht om op dit punt zoveel mogelijk te har-moniseren en de administratieve lastendruk zo laag mogelijk te houden. Bovendien wordt daarmee ook de concurrentiepositie zo min mogelijk beperkt. Daarnaast zorgt de richtlijn Marktmisbruik ervoor dat de transparantie van de markt en het toezicht op de verbodsbepa-lingen voor een deel van de gegevens, die anders door het schrappen van categorieën van meldingsplichtigen verloren zouden gaan, op een andere manier wordt gewaarborgd. In de artikelen 4 e.v. van de Verordening terugkoop en stabilisatie is bijvoorbeeld voorzien in pu-blicatie- en meldingsverplichtingen voor terugkoopprogramma's. Ook de meldingen op grond van de Wmz 1996 voorzien deels in gegevens die van belang kunnen zijn voor het toezicht op de naleving van hoofdstuk XII van de Wte 1995. Daarnaast kan informatie voor het toezicht ook bijvoorbeeld geput worden uit de op grond van artikel 47, eerste lid, ge-melde bijzonderheden.’
In de wetsgeschiedenis is niets terug te vinden dat in het bijzonder betrekking heeft op de in-voering van de woorden “voor eigen rekening”. Nu de wetgever kennelijk bij de communau-taire regelgeving heeft willen aansluiten, moet voor de betekenis hiervan – en ook voor de vraag of sprake is van een breuk in wetgeving – die regelgeving op dit punt worden bezien. Ook de tekst van de richtlijn Marktmisbruik of de preambule van die richtlijn biedt echter geen uitsluitsel, ook niet waar de richtlijn spreekt over handelen “voor eigen rekening of voor rekening van derden” (het verbod van handelen met voorwetenschap). Over dit onderwerp schrijft Kristen in zijn proefschrift (p. 535), dat het betrekking heeft op de vraag wiens ver-mogen wordt belast met de kosten van de transactie of ten gunste van wiens vermogen de ba-ten van de transactie komen . De rechtbank sluit zich daarbij aan.
8.8. Er is dus een breuk in de wetgeving. Tot 1 oktober 2005 moest de bestuurder ook de transacties in eigen aandelen melden waarvan de kosten door een ander werden gedragen en/of waarvan de baten voor een ander waren, daarna nog uitsluitend de transacties voor eigen beurs en op eigen kosten.
8.9. Uit het voorgaande volgt echter eveneens dat het inzicht van de wetgever omtrent de strafwaardigheid van het niet voldoen aan de meldingsplicht onder het voor 1 oktober 2005 geldende regime niet is veranderd. Vast staat immers dat de wetgever met de wetswijziging van dit artikel heeft beoogd de nationale wetgeving, mede om administratieve beweegrede-nen, zoveel mogelijk te harmoniseren met de Europese regelgeving. De wijziging van de wet-geving vloeit voort uit de implementatie van de richtlijn Marktmisbruik. Deze richtlijn heeft tot doel marktmisbruik (marktmanipulatie en handel met voorwetenschap) tegen te gaan, en langs die weg de integriteit van de markt voor financiële diensten te bevorderen en het ver-trouwen van de beleggers in deze markten te vergroten. Transparantie van de markt en het kenbaar maken van informatie die voor beleggers redelijkerwijs van belang mag worden ge-acht, zijn enkele middelen die aan het bereiken van deze doelen kunnen bijdragen.
8.10. Uit de hiervoor aangehaalde preambule van de richtlijn Marktmisbruik blijkt dat de aan leidinggevenden van emitterende instellingen opgelegde verplichting transacties in ‘eigen aandelen’ te melden voortkomt uit de behoefte van de communautaire regelgever marktmis-bruik tegen te gaan. In zoverre verschillen het doel en de strekking van de meldingsplicht van de richtlijn niet van de strekking van de meldingsplicht, zoals deze in de Nederlandse wetge-ving in artikel 46b Wte 1995 (oud) was neergelegd. Uit de hiervoor weergegeven achterlig-gende wetsgeschiedenis van artikel 46b Wte 1995 (oud) blijkt immers dat ook dit artikel was ingevoerd met het oog op de preventie van handel met voorkennis. Dat de Richtlijn markt-misbruik in zoverre geen breuk vormt met de toen vigerende nationale wetgeving, belijdt ove-rigens ook de wetgever, zoals blijkt uit de Memorie van Toelichting:
‘Volgens overweging 26 van de richtlijn Marktmisbruik is meer openheid over transacties die worden verricht door personen met leidinggevende verantwoordelijkheden bij de uitge-vende instellingen en, in voorkomend geval, door personen die nauw aan hen gelieerd zijn, een preventieve maatregel tegen marktmisbruik. Bekendmaking van deze transacties, op zijn minst in afzonderlijke vorm, kan een zeer waardevolle bron van informatie voor de be-leggers vormen. Overigens is in de parlementaire geschiedenis met betrekking tot de wijzi-ging van de Wte 1995 teneinde de effectiviteit van deze wet op het gebied van het bestrijden van gebruik van voorwetenschap te verbeteren, dit positieve effect op de transparantie van de markt reeds onderkend.’
Het doel van de meldingsplicht blijft zowel onder de oude als de huidige wetgeving de pre-ventie van marktmisbruik en het bevorderen van transparantie op de markt in financiële in-strumenten.
8.11. De conclusie is derhalve dat geen sprake van een gewijzigd inzicht van de wetgever is en dat verdachte artikel 46b Wte 1995(oud), zoals geldend tot 1 oktober 2005, ten volle tegen zich moet laten gelden. De bewezen geachte feiten zijn dan ook volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
9. De strafbaarheid van verdachte
9.1. Verdachte beroept zich op het ontbreken van alle schuld. Hij stelt daartoe dat hij zich niet bewust was van de plicht de transacties te melden en dat hij heeft gevaren en heeft mogen va-ren op het kompas van Staal. Dat verweer gaat niet op, reeds omdat verdachte als directeur van een beursgenoteerde onderneming een eigen verantwoordelijkheid heeft bij handelen in eigen aandelen de regels na te komen die ertoe strekken het beleggend publiek te beschermen, en hij in dat verband niet louter mag varen op het kompas van zijn bankier. Bovendien moet worden aangenomen dat verdachte nu juist op rekening van anderen in de eigen aandelen is gaan handelen teneinde de meldingsplicht te kunnen ontgaan. Verdachte heeft doelbewust het handelen in eigen aandelen geheim willen houden.
9.2. Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
10. Motivering van de straffen en maatregelen
10.1. De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1, 2, 3 primair en 4 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een werk-straf voor de duur van 200 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 dagen. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd verdachte ter zake van die feiten een geldboete ter hoogte van € [bedrag] op te leggen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 365 dagen.
10.2. De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft daarbij het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gedurende lange tijd gehandeld in aandelen van het toen door hem geleide, beursgenoteerde bedrijf VHS. Hij deed dit voor zijn risico, maar op en voor rekening van an-deren. Dit had tot doel voor het beleggend publiek geheim te houden dat verdachte de transac-ties bewerkstelligde en stelde hem in staat de koers van het aandeel te manipuleren. Koersma-nipulatie was ten tijde van dit handelen niet strafbaar, maar wel het geheim houden van de transacties. Verdachte had de transacties moeten melden. Hij heeft deze plicht willens en we-tens verzaakt.
De rechtbank neemt het verdachte in het bijzonder kwalijk dat hij volledig heeft miskend dat hij een beursgenoteerde onderneming leidde en welke verantwoordelijkheden dit voor hem tegenover het beleggend publiek met zich bracht. Ten onrechte heeft verdachte in de omstan-digheid dat hij VHS uit het slop heeft gehaald en 80 % van de aandelen bezat, een vrijbrief gezien zich te gedragen zoals hij heeft gedaan. Verdachte kan er zich niet op beroepen dat zijn bankier hieraan heeft meegewerkt.
Eveneens is kwalijk dat verdachte anderen bereid heeft gevonden hem hierbij te helpen. Zij hebben in het volle besef wat verdachte voor ogen stond, hun rekeningen aan hem ter be-schikking gesteld. Hij heeft die anderen hiertoe overgehaald door aan hen geldelijk gewin in het vooruitzicht te stellen. De met hen gemaakte afspraken hielden in dat zij daarbij geen fi-nancieel risico liepen.
Verdachte heeft hierdoor grote schade aan de reputatie van de Amsterdamse effectenhandel toegebracht. Enig besef dat hij die schade heeft veroorzaakt, heeft verdachte niet getoond.
Voorts moet, anders dan verdachte het doet voorkomen, worden aangenomen dat hij met zijn handelen ook zijn eigen financieel belang heeft gediend. Hij heeft gedurende langere tijd de koers van het aandeel kunstmatig stabiel gehouden, hetgeen de waarde van zijn bezit zonder twijfel heeft verhoogd.
10.3. Er zijn echter ook omstandigheden die ten gunste van verdachte moeten tellen. De repu-tatie van verdachte heeft ernstige schade geleden. Die schade is mede veroorzaakt door een persbericht van het Openbaar Ministerie, waarin verdachte al werd veroordeeld nog voordat hij voor de rechter had gestaan en zijn kant van de zaak had kunnen presenteren. Sedertdien is geruime tijd verstreken. In de pers is het al die tijd niet stil gebleven en aan verdachte kan niet worden verweten dat de zaak eerst nu voor de rechter komt.
10.4. Verdachte heeft voorts nog een beroep gedaan op de late vernietiging van afgeluisterde gesprekken met zijn advocaat. Voor strafvermindering om die reden ziet de rechtbank echter geen grond, omdat van boos opzet of kwade wil van de kant van het Openbaar Ministerie of het opsporingsapparaat geen sprake was, niet aannemelijk is geworden dat met die gesprekken in het onderzoek iets is gedaan en niet is gebleken dat verdachte door de late vernietiging in enig opzicht is geschaad.
De rechtbank zal een lagere boete dan gevorderd opleggen, omdat zij, anders dan de officier van justitie, van de ten laste gelegde feiten alleen feit 1 bewezen acht. Voor het daarnaast op-leggen van een werkstraf ziet de rechtbank geen aanleiding.
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24c, 47 en 57 van het Wetboek van Straf-recht, de artikelen 1 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 46b van de Wet toezicht effectenverkeer 1995.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezengeach-te.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
12. Beslissing
Verklaart al hetgeen onder 2, 3 en 4 is ten laste gelegd niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 7 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 46b van de Wet toezicht effectenverkeer 1995, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete ter hoogte van € [bedrag] (zegge: [bedrag]), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 365 dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter,
mrs. D.J. Cohen Tervaert en C. Kraak, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. Vogelaar, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 april 2009.