Einde inhoudsopgave
RvdW 2006, 330
Wagenparkverzekering. Medeverzekerde geen ‘derde’ in de zin van art. 284 (oud) WvK; anticipatie op uitzonderingsregel van art. 7:962 lid 3 BW? Beroep verzekeraar jegens medeverzekerde op verhaalsvoorbehoud in polisvoorwaarden; maatstaf art. 6:232 BW.
HR 31-03-2006, ECLI:NL:HR:2006:AU8319
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
31 maart 2006
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, R. Herrmann, P.C. Kop, J.C. van Oven, W.A.M. van Schendel
- Zaaknummer
C05/012HR
- Conclusie
A-G Strikwerda
- LJN
AU8319
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Verzekeringsrecht / Schadeverzekering
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2006:AU8319, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 31‑03‑2006
ECLI:NL:PHR:2006:AU8319, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑12‑2005
Beroepschrift, Hoge Raad, 28‑12‑2004
- Wetingang
K art. 284 (oud); BW art. 6:232; BW art. 7:962
Essentie
Wagenparkverzekering. Medeverzekerde geen ‘derde’ in de zin van art. 284 (oud) K; anticipatie op uitzonderingsregel van art. 7:962 lid 3 BW? Beroep verzekeraar jegens medeverzekerde op verhaalsvoorbehoud in polisvoorwaarden; maatstaf art. 6:232 BW.
Juist is 's hofs oordeel dat een medeverzekerde onder dezelfde polis niet als derde in de zin van art. 284 (oud) K kan worden aangemerkt. Voor de uitsluiting van subrogatie jegens medeverzekerden is een bijzondere, buiten de verzekeringsovereenkomst liggende, relatie tussen de verzekeringnemer en de medeverzekerde niet vereist. Voor anticipatie op de in de tweede zin van art. 7:962 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.