Einde inhoudsopgave
RvdW 2006, 339
Onbegrijpelijke strafmotivering. Hof heeft geseponeerde feiten betrokken in strafmotivering.
HR 28-03-2006, ECLI:NL:PHR:2006:AU9356
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
28 maart 2006
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, B.C. de Savornin Lohman, J.W. Ilsink
- Zaaknummer
00780/05
- Conclusie
A-G Machielse
- LJN
AU9356
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2006:AU9356, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 28‑03‑2006
ECLI:NL:PHR:2006:AU9356, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑03‑2006
- Wetingang
Sv art. 359 lid 7 (oud)
Essentie
Het Hof heeft geoordeeld dat een andersoortige en zwaardere straf dan geëist dient te worden opgelegd. Daarbij heeft het Hof een drietal feiten vermeld op de documentatie van verdachte (1 x voorwaardelijk niet vervolgd, 2 x sepot) ten nadele van de verdachte laten meewegen bij de strafoplegging. Dat oordeel is onbegrijpelijk, in aanmerking genomen dat de verdachte voor die feiten niet onherroepelijk is veroordeeld.
Voorgaande uitspraak
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Leeuwarden, van 17 december 2004, nummer 24/000977–04, in de strafzaak tegen P.W.J.A. van K. Adv. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.