Einde inhoudsopgave
RvdW 2006, 127
Kort geding. Registratie antroposofische geneesmiddelen die niet tevens homeopatische geneesmiddelen zijn: geldtart. 3 lid 4 Wet op de geneesmiddelenvoorziening ook t.a.v. deze geneesmiddelen? Prejudiciële vragen aan HvJEG inzake uitleg van Richtlijn 2001/83/EG.
HR 27-01-2006, ECLI:NL:PHR:2006:AU5271
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
27 januari 2006
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, P.C. Kop, J.C. van Oven, F.B. Bakels, W.D.H. Asser
- Zaaknummer
C04/297HR
- Conclusie
A-G Keus
- LJN
AU5271
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Volkshuisvesting en wonen / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2006:AU5271, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 27‑01‑2006
ECLI:NL:PHR:2006:AU5271, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑01‑2006
- Wetingang
Essentie
Kort geding. Registratie antroposofische geneesmiddelen die niet tevens homeopatische geneesmiddelen zijn: geldt art. 3 lid 4 Wet op de geneesmiddelenvoorziening ook t.a.v. deze geneesmiddelen? Prejudiciële vragen aan HvJEG inzake uitleg van Richtlijn 2001/83/EG.
Noodzaakt de Richtlijn 2001/83/EG tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik de lidstaten ertoe antroposofische geneesmiddelen die niet tevens homeopatische geneesmiddelen zijn, te onderwerpen aan de vergunningsvereisten als bedoeld in titel Ⅲ, hoofdstuk 1, van de Richtlijn en zo neen, is dan het Nederlands wettelijk voorschrift dat die geneesmiddelen onderwerpt aan de bedoelde vergunningsvereisten een door art. 30 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.