Einde inhoudsopgave
RvdW 2000, 58
Uitleg; dwingendrechtelijke bepalingen Pensioen- en spaarfondsenwet
HR 11-02-2000, ECLI:NL:PHR:2000:AA4780
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
11 februari 2000
- Magistraten
Mijnssen, Neleman, Jansen, Fleers, Hammerstein
- Zaaknummer
C98/198HR
- Conclusie
plv. P-G Mok
- LJN
AA4780
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Verzekeringsrecht / Pensioenrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2000:AA4780, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 11‑02‑2000
ECLI:NL:PHR:2000:AA4780, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑02‑2000
- Wetingang
BW art. 6:261; PSW art. 32
Essentie
Uitleg; dwingendrechtelijke bepalingen Pensioen- en spaarfondsenwet.
Nu bij het litigieuze beding was overeengekomen dat bepaald bedrag zou worden ‘afgestort’ bij een verzekeraar valt zonder nadere motivering niet in te zien hoe uit de tekst van het beding zou moeten volgen dat partijen hebben bedoeld dat een recht werd verkregen op uitbetaling van bedoeld bedrag; deze uitleg is niet te verenigen met de ter zake van het aanhouden en afkopen van een pensioenreserve als de onderhavige geldende dwingendrechtelijke bepalingen die zijn vastgesteld bij of krachtens de Pensioen- en spaarfondsenwet.
Samenvatting
Vennootschap heeft aan ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.