Einde inhoudsopgave
Vreemdelingencirculaire 2000 (C)
3.2.5.2.1 Vrouwen
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2024
- Bronpublicatie:
13-06-2024, Stcrt. 2024, 19165 (uitgifte: 27-06-2024, regelingnummer: WBV 2024/12)
- Inwerkingtreding
01-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-06-2024, Stcrt. 2024, 19165 (uitgifte: 27-06-2024, regelingnummer: WBV 2024/12)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht (V)
Vrouwen in het algemeen, als ook een beperkte groep vrouwen, die een bepaald gemeenschappelijk kenmerk delen, kunnen, afhankelijk van de omstandigheden in het land van herkomst of in een bepaald gebied in dat land, aangemerkt worden als sociale groep.
De volgende elementen kunnen met name van belang zijn voor de beoordeling of bij vrouwen sprake is van een sociale groep:
- •
culturele, religieuze of traditionele normen (zoals genitale verminking, gedwongen sterilisatie of gedwongen abortus);
- •
onttrekking van vrouwen aan of weigering van een gedwongen huwelijk of het verbreken van een huwelijk; of
- •
het bestaan van huiselijk, seksueel en/of eergerelateerd geweld.
De staatssecretaris kan in de context van specifiek landenbeleid vaststellen of (een groep) vrouwen behoort/behoren tot een sociale groep. Naar gelang van de specifieke situatie kan dat ook opgenomen worden in het landenbeleid van hoofdstuk C7 Vc. Daarbij zal worden beoordeeld of vrouwen door de directe omgeving als afwijkend worden beschouwd of worden gezien als personen met een eigen identiteit.
Voor zover (een beperkte groep) vrouwen behoren tot een sociale groep, dan kan onder andere gendergerelateerd geweld tegen deze vrouwen leiden tot de conclusie dat sprake is van vluchtelingschap als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag, als dat geweld kan worden aangemerkt als daad van vervolging zoals bedoeld in artikel 3.36 VV. Op de vraag of een vrouw als lid van een sociale groep in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, Vw is het individualiseringsvereiste zoals beschreven in paragraaf C2/2 Vc onverkort van toepassing. Op individuele basis zal beoordeeld moeten worden of zij daadwerkelijk te vrezen heeft voor daden van vervolging.
Genitale verminking
De IND verleent een vrouw, die zich beroept op een vrees voor genitale verminking, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, Vw, als wordt voldaan aan alle volgende voorwaarden:
- •
er een gegronde vrees bestaat op genitale verminking;
- •
artikel 3.37c VV niet van toepassing is;
- •
artikel 3.37d VV niet van toepassing is.
De IND beoordeelt op basis van de individuele verklaringen van de vreemdeling of de vreemdeling in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29 eerste lid, aanhef en onder a, Vw vanwege een gegronde vrees op genitale verminking bij vrouwen.
De IND weegt daarbij de algemene informatie over genitale verminking bij vrouwen in het land van herkomst mee. Dit kan bijvoorbeeld blijken uit een ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken.
De IND verleent bij een gegronde vrees voor genitale verminking de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29 eerste lid, aanhef en onder a, Vw uitsluitend aan:
- •
meisjes, waaronder zij die in Nederland zijn geboren, die bij terugkeer naar het land van herkomst een reëel risico lopen op genitale verminking; en
- •
de ouder van het meisje aan wie de IND een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29 eerste lid, aanhef en onder a, Vw heeft verleend.
In afwijking van het voorgaande verleent de IND in ieder geval geen verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29 eerste lid, aanhef en onder a, Vw, vanwege een beroep op een vrees voor genitale verminking aan:
- •
de ouder die de genitale verminking zelf uitvoert of de uitvoering ervan mogelijk maakt;
- •
de ouder die Nederland inreist nadat de dochter vanwege het risico op genitale verminking al in het bezit is gesteld van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29 eerste lid, aanhef en onder a, Vw; en,
- •
andere familieleden.