Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie
Artikel 13
Geldend
Geldend vanaf 04-01-1969
- Bronpublicatie:
07-03-1966, Trb. 1967, 48 (uitgifte: 14-04-1967, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
04-01-1969
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-03-1972, Trb. 1972, 38 (uitgifte: 20-03-1972, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
1.
Wanneer de Conciliatiecommissie de zaak volledig heeft bestudeerd, legt zij haar bevindingen inzake alle feiten die betrekking hebben op het geschil tussen de partijen neer in een verslag dat tevens de aanbevelingen bevat die zij nuttig oordeelt met het oog op een minnelijke schikking van het geschil; dit verslag legt zij voor aan de voorzitter van de Commissie.
2.
De voorzitter van de Commissie brengt het verslag van de Conciliatiecommissie ter kennis van elk der Staten die partij zijn bij het geschil. Deze Staten laten de voorzitter van de Commissie binnen drie maanden weten of zij de in het verslag van de Conciliatiecommissie vervatte aanbevelingen aanvaarden.
3.
Na het verstrijken van het in het tweede lid van dit artikel genoemde tijdvak brengt de voorzitter van de Commissie het verslag van de Conciliatiecommissie en de verklaringen van de betrokken Staten die partij zijn bij dit Verdrag ter kennis van de andere Staten die partij zijn bij dit Verdrag.