Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066 inzake de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie
Bijlage I Minimuminhoud van het monitoringplan (Artikel 12, lid 1)
Geldend
Geldend vanaf 17-10-2024
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 01-01-2025.
- Bronpublicatie:
23-09-2024, PbEU L 2024, 2024/2493 (uitgifte: 27-09-2024, regelingnummer: 2024/2493)
- Inwerkingtreding
17-10-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-09-2024, PbEU L 2024, 2024/2493 (uitgifte: 27-09-2024, regelingnummer: 2024/2493)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Lucht
1. Minimuminhoud van het monitoringplan voor installaties
Het monitoringplan voor een installatie bevat ten minste de volgende informatie:
- 1)
algemene informatie over de installatie:
- a)
een beschrijving van de installatie en de door de te monitoren installatie uitgevoerde activiteiten, met een lijst van te monitoren emissiebronnen en bronstromen voor elke activiteit die in de installatie wordt uitgevoerd, en die voldoet aan de volgende criteria:
- i)
de beschrijving moet voldoende duidelijk zijn om aan te tonen dat er geen lacunes in de gegevens of dubbeltellingen ten aanzien van emissies optreden;
- ii)
een eenvoudig schema van de emissiebronnen, bronstromen, bemonsteringspunten en meetapparatuur moet worden toegevoegd op verzoek van de bevoegde autoriteit of ter vereenvoudiging van de beschrijving van de installatie of verwijzing naar emissiebronnen, bronstromen, meetapparatuur en andere delen van de installatie die relevant zijn voor de monitoringmethode met inbegrip van dataflow- en controleactiviteiten;
- b)
een beschrijving van de procedure voor het beheer van de toewijzing van verantwoordelijkheden voor monitoring en rapportage binnen de installatie en voor het beheer van de competenties van verantwoordelijk personeel;
- c)
een beschrijving van de procedure voor de regelmatige beoordeling van de geschiktheid van het monitoringplan, met ten minste het volgende:
- i)
controle van de lijst van emissiebronnen en bronstromen en nagaan of de emissiebronnen en bronstromen volledig zijn en dat alle relevante wijzigingen in de aard en werking van de installatie worden opgenomen in het monitoringplan;
- ii)
beoordeling van de naleving van de onzekerheidsdrempels voor activiteitsgegevens en andere parameters, indien van toepassing, voor de toegepaste niveaus voor elke bronstroom en emissiebron;
- iii)
beoordeling van potentiële maatregelen ter verbetering van de toegepaste monitoringmethode;
- d)
een beschrijving van de schriftelijke procedures van de dataflow-activiteiten uit hoofde van artikel 58, indien nodig met inbegrip van een schema ter verduidelijking;
- e)
een beschrijving van de schriftelijke procedures voor de controleactiviteiten uit hoofde van artikel 59;
- f)
indien van toepassing, informatie over relevante koppelingen met activiteiten in het kader van het communautaire milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS) ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad (1), systemen die onder de geharmoniseerde norm ISO 14001:2015 vallen en andere milieubeheersystemen, waaronder informatie over voor broeikasgasemissiemonitoring en -rapportage relevante procedures en controles;
- g)
het versienummer van het monitoringplan en de datum waarop deze versie van het monitoringplan van kracht wordt;
- h)
de installatiecategorie;
- 2)
een gedetailleerde beschrijving van de eventueel toegepaste rekenmethoden, bestaande uit het volgende:
- a)
een gedetailleerde beschrijving van de toegepaste rekenmethode, waaronder een lijst van de gebruikte inputgegevens en berekeningsformules, een lijst van de toegepaste niveaus voor activiteitsgegevens en alle relevante berekeningsfactoren voor elke te monitoren bronstroom;
- b)
indien van toepassing en wanneer de exploitant wil gebruikmaken van een vereenvoudiging voor kleine en de-minimisbronstromen, een indeling van de bronstromen in de categorieën grote, kleine en de-minimisbronstromen;
- c)
een beschrijving van de gebruikte meetsystemen en hun meetbereik, gespecificeerde onzekerheid en precieze locatie van de meetinstrumenten die voor elke te monitoren bronstroom zullen worden gebruikt;
- d)
indien van toepassing, de standaardwaarden gebruikt voor berekeningsfactoren die de bron van de factor aangeven, of de relevante bron waaruit de standaardfactor periodiek wordt gehaald, voor elke bronstroom;
- e)
indien van toepassing, een lijst van de analysemethoden te gebruiken om alle relevante berekeningsfactoren voor elke bronstroom te bepalen en een beschrijving van de schriftelijke procedures voor die analysen;
- f)
indien van toepassing, een beschrijving van de onderliggende procedure voor het bemonsteringsplan voor de bemonstering van te analyseren brandstof en materialen, en de procedure gebruikt om de geschiktheid van het bemonsteringsplan te herzien;
- g)
indien van toepassing, een lijst van laboratoria die zijn ingeschakeld voor het uitvoeren van toegepaste analytische procedures en, indien het laboratorium niet geaccrediteerd is als bedoeld in artikel 34, lid 1, een beschrijving van de procedure gebruikt om de naleving van de equivalente vereisten overeenkomstig artikel 34, leden 2 en 3, aan te tonen;
- 3)
indien een fall-backmonitoringmethode wordt toegepast overeenkomstig artikel 22, een gedetailleerde beschrijving van de monitoringmethode die is toegepast voor alle bronstromen of emissiebronnen waarvoor geen niveaumethode wordt gehanteerd en een beschrijving van de schriftelijke procedure die is gebruikt voor de uit te voeren gerelateerde onzekerheidsanalyse;
- 4)
een gedetailleerde beschrijving van de eventueel toegepaste meetmethoden, waaronder het volgende:
- a)
een beschrijving van de meetmethode, met inbegrip van beschrijvingen van alle schriftelijke procedures die relevant zijn voor de meting alsmede het volgende:
- i)
de berekeningsformules voor de samenvoeging van gegevens en de bepaling van de jaarlijkse emissies van elke emissiebron;
- ii)
de methode om te bepalen of geldige uren of kortere referentieperioden voor elke parameter kunnen worden berekend, en voor het bepalen van waarden ter vervanging van ontbrekende gegevens overeenkomstig artikel 45;
- b)
een lijst van alle relevante emissiepunten bij normaal bedrijf en gedurende overgangsfasen en fasen met beperkt bedrijf, waaronder uitvalperioden of inbedrijfstellingsfasen, aangevuld met een procesdiagram op verzoek van de bevoegde autoriteit;
- c)
als het rookgasdebiet door middel van berekening wordt bepaald, een beschrijving van de schriftelijke procedure voor die berekening voor elke emissiebron die wordt gemonitord met een meetmethode;
- d)
een lijst van alle relevante apparatuur, met vermelding van haar meetfrequentie, meetbereik en onzekerheid;
- e)
een lijst van toegepaste normen en eventuele afwijkingen van die normen;
- f)
een beschrijving van de schriftelijke procedure voor het uitvoeren van ter bevestiging uitgevoerde berekeningen overeenkomstig artikel 46, indien van toepassing;
- g)
een beschrijving van de methode voor het bepalen van CO2 afkomstig uit brandstoffen waarvoor het nultarief geldt en het aftrekken daarvan van de gemeten CO2-emissies, indien van toepassing, en van de schriftelijke procedure die daarvoor wordt gebruikt, indien van toepassing;
- h)
indien van toepassing en wanneer de exploitant wil gebruikmaken van een vereenvoudiging voor kleine emissiebronnen, een indeling van de emissiebronnen in grote en kleine emissiebronnen;
- 5)
naast punt 4, een gedetailleerde beschrijving van de monitoringmethode wanneer N2O-emissies worden gemonitord, in voorkomend geval in de vorm van een beschrijving van de toegepaste schriftelijke procedures, waaronder een omschrijving van het volgende:
- a)
de gebruikte methode en parameters voor de bepaling van de hoeveelheid in het productieproces gebruikte materialen en de maximumhoeveelheid materiaal bij volledige gebruikscapaciteit;
- b)
de gebruikte methode en parameters voor de omrekening van de geproduceerde hoeveelheid product per uur, uitgedrukt als per uur geproduceerd salpeterzuur (100 %), adipinezuur (100 %), caprolactam, glyoxal en glyoxylzuur;
- c)
de gebruikte methode en parameters voor de bepaling van de N2O-concentratie in het rookgas van elke emissiebron, het meetbereik en de onzekerheid van de methode en informatie over eventuele alternatieve methoden die worden gebruikt wanneer de concentraties buiten het meetbereik vallen alsmede over de situaties waarin dit kan voorkomen;
- d)
de berekeningsmethode voor de bepaling van periodieke ongereinigde N2O-emissies bij de productie van salpeterzuur, caprolactam, glyoxal en glyoxylzuur;
- e)
de manier waarop of de mate waarin de installatie een variabele belasting kent, en de wijze waarop het operationele beheer wordt gevoerd;
- f)
de methode en berekeningsformules voor de bepaling van de jaarlijkse N2O-emissies en de overeenkomstige CO2(e)-waarden van elke emissiebron;
- g)
informatie over de procesomstandigheden die afwijken van het normale bedrijf, een indicatie van de potentiële frequentie en de duur van dergelijke omstandigheden, alsmede een indicatie van de omvang van de N2O-emissies gedurende de afwijkende omstandigheden, bijvoorbeeld bij storingen van de rookgasreinigingsapparatuur;
- 6)
een gedetailleerde beschrijving van de monitoringmethode voor zover perfluorkoolstoffen uit de productie van primair aluminium gemonitord worden, in voorkomend geval in de vorm van een beschrijving van de toegepaste schriftelijke procedures, waaronder het volgende:
- a)
indien van toepassing, de datums van de metingen voor de bepaling van de installatiespecifieke emissiefactoren SEFCF4 of OVC, en FC2F6, en een tijdschema voor toekomstige herhalingen van deze bepaling;
- b)
indien van toepassing, het protocol met de voor de bepaling van de installatiespecifieke emissiefactoren voor CF4 en C2F6 gevolgde procedure, waaruit tevens blijkt dat de metingen zijn en zullen worden verricht gedurende een periode die lang genoeg is opdat de gemeten waarden convergeren, en ten minste gedurende 72 uur;
- c)
indien van toepassing, de methode ter bepaling van het opvangrendement voor diffuse emissies in installaties voor de productie van primair aluminium;
- d)
een beschrijving van het celtype en type anode;
- 7)
een gedetailleerde beschrijving van de monitoringmethode wanneer de overbrenging van inherent CO2 dat deel uitmaakt van een bronstroom overeenkomstig artikel 48, overbrenging van CO2 overeenkomstig artikel 49 of overbrenging van N2O overeenkomstig artikel 50 wordt uitgevoerd, in voorkomend geval in de vorm van een beschrijving van de toegepaste schriftelijke procedures, waaronder het volgende:
- a)
indien van toepassing, de locatie van de apparatuur voor het meten van de temperatuur en de druk in een transportnetwerk;
- b)
indien van toepassing, procedures voor de preventie, de opsporing en de kwantificatie van lekken in transportnetwerken;
- c)
in het geval van transportnetwerken, procedures die effectief waarborgen dat CO2 uitsluitend wordt overgebracht naar installaties die beschikken over een geldige broeikasgasemissievergunning, of waar CO2-emissies daadwerkelijk worden gemonitord en in rekening worden gebracht overeenkomstig artikel 49;
- d)
identificatie van de ontvangende en overbrengende installatie volgens het overeenkomstig Verordening (EU) 2019/1122 (2) erkende identificatienummer van de installatie;
- e)
indien van toepassing, een beschrijving van de continue meetsystemen die worden gebruikt aan de overbrengingspunten van CO2 of N2O tussen installaties die CO2 dan wel N2O overbrengen, of van de vaststellingsmethode overeenkomstig artikel 48, 49 of 50;
- f)
indien van toepassing, een beschrijving van de conservatieve schattingsmethode die is gebruikt ter bepaling van de fractie waarvoor het nultarief geldt en de RFNBO- of RCF-fractie waarvoor het nultarief geldt van inherent of overgebracht CO2 overeenkomstig artikel 48, artikel 49 of artikel 49 bis;
- g)
indien van toepassing, methoden voor de kwantificatie van emissies of in de waterkolom vrijgekomen CO2 ten gevolge van potentiële lekkage, alsmede de toegepaste en eventueel aangepaste methoden voor de kwantificatie van feitelijke emissies of CO2 vrijgekomen in de waterkolom ten gevolge van lekkage, als gespecificeerd in bijlage IV, punt 23;
- 8)
een gedetailleerde beschrijving van de monitoringmethode wanneer CO2 chemisch gebonden is overeenkomstig artikel 49 bis, in voorkomend geval in de vorm van een beschrijving van de toegepaste schriftelijke procedures, waaronder het volgende:
- a)
de procedures om vast te stellen of een product waarin CO2 permanent chemisch gebonden is overeenkomstig artikel 49 bis, lid 1, van deze verordening, voldoet aan de vereisten van de gedelegeerde verordening overeenkomstig artikel 12, lid 3 ter, van Richtlijn 2003/87/EG en de soorten toepassingen van die producten;
- b)
een beschrijving van de berekeningsmethode voor het bepalen van de permanent chemisch gebonden hoeveelheden CO2 overeenkomstig artikel 49 bis, lid 2;
- 9)
indien van toepassing, een beschrijving van de procedure die is gebruikt om te beoordelen of de bronstromen waarvoor het nultarief geldt in overeenstemming zijn met artikel 38, lid 5, artikel 39 bis, lid 3, of artikel 39 bis, lid 4;
- 9 bis)
indien van toepassing, een beschrijving van de procedure die is gebruikt om de hoeveelheden biogas waarvoor het nultarief is vastgesteld, te bepalen op basis van aankoopbescheiden in overeenstemming met overeenkomstig artikel 39, lid 4, of de hoeveelheden RFNBO's of RCF's waarvoor het nultarief geldt in overeenstemming met artikel 39 bis, lid 5;
- 10)
indien van toepassing, uiterlijk op 31 december 2026, een beschrijving van de procedure die is gebruikt om de in artikel 75 tervicies, lid 2, omschreven informatie in te dienen.
2. Minimuminhoud van monitoringplannen voor de luchtvaart
- 1.
Het monitoringplan bevat de volgende informatie voor alle vliegtuigexploitanten:
- a)
de naam van de vliegtuigexploitant, de roepnaam of een andere eenduidige aanduiding die voor de luchtverkeersleiding wordt gebruikt, de contactgegevens van de vliegtuigexploitant en van een binnen de onderneming ter zake verantwoordelijke persoon, het contactadres, de administrerende lidstaat en de administrerende bevoegde autoriteit;
- b)
een initiële lijst van vliegtuigtypen in de vloot van de exploitant die op het tijdstip van indiening van het monitoringplan in bedrijf zijn en het aantal vliegtuigen per type, alsook een indicatieve lijst van extra vliegtuigtypen die naar verwachting zullen worden ingezet, zo mogelijk met vermelding van het geraamde aantal vliegtuigen per type en de bij ieder vliegtuigtype horende bronstromen (brandstoftypen);
- c)
een beschrijving van de gebruikte procedures en systemen en de verantwoordelijkheden inzake het actualiseren van de volledigheid van de lijst van emissiebronnen tijdens het monitoringjaar, ter waarborging van de volledigheid van monitoring en rapportage van de emissies en niet-CO2-effecten van de luchtvaart, zowel van de vliegtuigen die de vliegtuigexploitant in eigendom heeft als van die welke hij leaset;
- d)
een beschrijving van de procedures die worden gebruikt ter controle van de volledigheid van de lijst van vluchten die onder de unieke aanduiding per luchtvaartterreincombinatie plaatsvinden, alsook van de procedures om vast te stellen of een vlucht onder bijlage I bij Richtlijn 2003/87/EG valt en waardoor volledigheid van vluchten wordt gegarandeerd en dubbeltelling wordt vermeden;
- e)
een beschrijving van de procedure voor het beheer en de toewijzing van verantwoordelijkheden voor monitoring en rapportage en voor het beheer van de competenties van verantwoordelijk personeel;
- f)
een beschrijving van de procedure voor de regelmatige beoordeling van de geschiktheid van het monitoringplan, waaronder mogelijke maatregelen ter verbetering van de monitoringmethode en toegepaste gerelateerde procedures;
- g)
een beschrijving van de schriftelijke procedures van de dataflow-activiteiten overeenkomstig artikel 58, indien nodig met inbegrip van een schema ter verduidelijking;
- h)
een beschrijving van de schriftelijke procedures voor de controleactiviteiten uit hoofde van artikel 59;
- i)
indien van toepassing, informatie over relevante koppelingen met activiteiten in het kader van EMAS, systemen die onder de geharmoniseerde norm ISO 14001:2015 vallen en andere milieubeheersystemen, waaronder informatie over voor de broeikasgasemissiemonitoring en -rapportage relevante procedures en controles;
- j)
het versienummer van het monitoringplan en de datum waarop deze versie van het monitoringplan van kracht wordt;
- k)
bevestiging of de vliegtuigexploitant al dan niet voornemens is om een van de instrumenten als bedoeld in artikel 55, lid 2, van deze verordening te gebruiken en of de vliegtuigexploitant al dan niet voornemens is om de vereenvoudiging van artikel 28 bis, lid 4, van Richtlijn 2003/87/EG te gebruiken;
- l)
indien van toepassing, een beschrijving van de procedure die is gebruikt om te beoordelen of biobrandstof, RFNBO's, RCF's of synthetische koolstofarme brandstoffen waarvoor het nultarief geldt, voldoen aan artikel 54 quater van deze verordening;
- m)
indien van toepassing, een beschrijving van de procedure die wordt gebruikt om de hoeveelheden alternatieve vliegtuigbrandstoffen te bepalen overeenkomstig artikel 53, lid 1, en om ervoor te zorgen dat de gerapporteerde zuivere brandstoffen voldoen aan de voorwaarden van artikel 53 bis van deze verordening;
- n)
indien van toepassing, een beschrijving van de procedure die is gebruikt om te beoordelen of de in aanmerking komende vliegtuigbrandstof in overeenstemming is met artikel 54 bis, lid 2;
- o)
indien van toepassing, een beschrijving van de procedure die wordt gebruikt om de hoeveelheden in aanmerking komende vliegtuigbrandstoffen te bepalen overeenkomstig artikel 54 bis, lid 3, en om ervoor te zorgen dat de gerapporteerde brandstoffen voldoen aan de voorwaarden van artikel 54 bis, leden 4 en 5, van deze verordening;
- p)
een bevestiging of de vliegtuigexploitant al dan niet vluchten uitvoert overeenkomstig artikel 56 bis, lid 1;
- q)
een bevestiging of de vliegtuigexploitant voornemens is alleen NEATS te gebruiken om de niet-CO2-effecten van de luchtvaart te bepalen, dan wel of hij voornemens is voor alle of een deel van de gecontroleerde gegevens eigen IT-instrumenten of IT-instrumenten van derden zoals beschreven in artikel 56 bis, lid 7, te gebruiken.
- 2.
Met het oog op de monitoring van emissies bevat het monitoringplan de volgende informatie voor vliegtuigexploitanten die geen kleine emittenten zijn overeenkomstig artikel 55, lid 1, of die niet van plan zijn een hulpmiddel voor kleine emittenten te gebruiken overeenkomstig artikel 55, lid 2:
- a)
een beschrijving van de schriftelijke procedure ter bepaling van de monitoringmethode voor aanvullende vliegtuigtypen die een vliegtuigexploitant verwacht te zullen gebruiken;
- b)
een beschrijving van de schriftelijke procedures voor monitoring van het brandstofverbruik in elk vliegtuig, met inbegrip van:
- i)
de gekozen methodiek voor de berekening van het brandstofverbruik (methode A of methode B); en indien niet voor alle vliegtuigtypen dezelfde methode wordt toegepast, wordt deze aanpak gemotiveerd en wordt een lijst toegevoegd waarin wordt gespecificeerd welke methode in welke omstandigheden wordt toegepast;
- ii)
procedures voor de meting van de hoeveelheid getankte brandstof en de hoeveelheid brandstof in de brandstoftanks, alsook een beschrijving van de gebruikte meetinstrumenten en, indien van toepassing, de procedures voor registratie, aflezing, overdracht en opslag van de informatie betreffende de metingen;
- iii)
de methode die in voorkomend geval wordt gebruikt ter bepaling van de dichtheid;
- iv)
motivering van de gekozen monitoringmethode teneinde het laagste onzekerheidsniveau te waarborgen overeenkomstig artikel 56, lid 1;
- c)
een lijst van afwijkingen voor specifieke luchtvaartterreinen van de algemene monitoringmethode zoals beschreven onder b) indien het door speciale omstandigheden niet mogelijk is voor de vliegtuigexploitant om alle vereiste gegevens voor de vereiste monitoringmethode op te geven;
- d)
de emissiefactoren voor ieder brandstoftype, of in het geval van alternatieve brandstoffen, de methoden ter bepaling van de emissiefactoren, met inbegrip van de methode inzake bemonstering en analysemethoden, en een beschrijving van de gebruikte laboratoria en hun accreditatie en/of hun kwaliteitsborgingsprocedures;
- e)
een beschrijving van de procedures en systemen voor het opsporen, beoordelen en hanteren van gegevenslacunes overeenkomstig artikel 66, lid 2;
- 3.
Met het oog op de monitoring van niet-CO2-effecten van de luchtvaart bevat het monitoringplan, voor zover relevant, de volgende informatie voor vliegtuigexploitanten die niet alleen NEATS gebruiken voor het bepalen van de niet-CO2-effecten van de luchtvaart:
- a)
een beschrijving van de module voor brandstofverbranding en emissieraming, het CO2(e)-berekeningsmodel en de bijbehorende IT-instrumenten die de vliegtuigexploitanten voornemens zijn te gebruiken;
- b)
een beschrijving en een stroomschema van het monitoringproces van gegevens in verband met het CO2(e)-berekeningsmodel zoals beschreven in deel 4 van bijlage III bis bij deze verordening;
- c)
een beschrijving van de schriftelijke procedure ter waarborging dat de juiste gegevens als input worden gebruikt voor de CO2(e)-berekeningsmodellen overeenkomstig bijlage III bis bij deze verordening en dat de klimaateffecten van alle niet-CO2-actoren per vlucht in aanmerking worden genomen;
- d)
een beschrijving van de schriftelijke procedure voor het vaststellen en beoordelen van gegevenslacunes en het toepassen van de standaardwaarden die zijn beschreven in deel 5 van bijlage III bis en bijlage III ter bij deze verordening, om de gegevenslacunes aan te vullen.
3
Vervallen.
4. Minimuminhoud van de monitoringplannen voor gereglementeerde entiteiten
Het monitoringplan voor een gereglementeerde entiteit bevat ten minste de volgende informatie:
- 1)
algemene informatie over de gereglementeerde entiteit:
- a)
de naam van de gereglementeerde entiteit, contactgegevens, inclusief adres, en, in voorkomend geval, het registratie- en identificatienummer van de marktdeelnemer overeenkomstig Verordening (EU) nr. 952/2013, het accijnsnummer overeenkomstig Verordening (EU) nr. 389/2012 of het nationale registratie- en identificatienummer voor accijnzen dat door de bevoegde autoriteit is afgegeven op grond van de nationale wetgeving tot omzetting van Richtlijn 2003/96/EG, gebruikt voor de rapportage voor belastingdoeleinden op grond van de nationale wetgeving tot omzetting van de Richtlijnen 2003/96/EG en (EU) 2020/262;
- b)
een beschrijving van de gereglementeerde entiteit, met een lijst van te monitoren brandstofstromen, de middelen waarmee de brandstofstromen tot verbruik worden uitgeslagen, het eindgebruik van de tot verbruik uitgeslagen brandstofstroom, met inbegrip van de CRF-code, op het beschikbare aggregatieniveau, die voldoet aan de volgende criteria:
- i)
de beschrijving is voldoende duidelijk om aan te tonen dat er geen lacunes in de gegevens of dubbeltellingen ten aanzien van emissies optreden;
- ii)
een eenvoudig schema van de in punt b), eerste alinea, bedoelde informatie, met een beschrijving van de gereglementeerde entiteit, de brandstofstromen, de middelen waarmee de in artikel 3, punt af), van Richtlijn 2003/87/EG gedefinieerde brandstoffen tot verbruik worden uitgeslagen, meetinstrumenten en alle andere onderdelen van de gereglementeerde entiteit die relevant zijn voor de monitoringmethode, met inbegrip van dataflow-activiteiten en controleactiviteiten;
- iii)
indien de gereglementeerde entiteiten en de desbetreffende brandstofstromen overeenkomen met entiteiten met rapportageverplichtingen krachtens en brandstoffen die onderworpen zijn aan nationale wetgeving tot omzetting van de Richtlijn 2003/96/EG of Richtlijn 2009/30/EG, een eenvoudig schema van de meetmethoden die voor de toepassing van die handelingen worden gebruikt;
- iv)
indien van toepassing, een beschrijving van eventuele afwijkingen van het begin en einde van het monitoringjaar overeenkomstig artikel 75 undecies, lid 2;
- c)
een beschrijving van de procedure voor het beheer van de toewijzing van verantwoordelijkheden voor monitoring en rapportage binnen de gereglementeerde entiteit en voor het beheer van de competenties van verantwoordelijk personeel;
- d)
een beschrijving van de procedure voor de regelmatige beoordeling van de geschiktheid van het monitoringplan, met ten minste het volgende:
- i)
controle van de lijst van brandstofstromen om te waarborgen dat deze volledig is en dat alle relevante wijzigingen in de aard en werking van de gereglementeerde entiteit in het monitoringplan zijn opgenomen;
- ii)
beoordeling van de naleving van de onzekerheidsdrempels voor hoeveelheden uitgeslagen brandstof en andere parameters, indien van toepassing, voor de toegepaste niveaus voor elke brandstofstroom;
- iii)
beoordeling van mogelijke maatregelen ter verbetering van de toegepaste monitoringmethode, met name de methode voor het bepalen van de bereikfactor;
- e)
een beschrijving van de schriftelijke procedures van de dataflow-activiteiten uit hoofde van artikel 58, indien nodig met inbegrip van een schema ter verduidelijking;
- f)
een beschrijving van de schriftelijke procedures voor de controleactiviteiten uit hoofde van artikel 59;
- g)
indien van toepassing, informatie over relevante verbanden tussen de in bijlage III bij Richtlijn 2003/87/EG vermelde activiteiten van de gereglementeerde entiteit en de rapportage voor belastingdoeleinden op grond van nationale wetgeving tot omzetting van de Richtlijnen 2003/96/EG en (EU) 2020/262;
- h)
het versienummer van het monitoringplan en de datum waarop deze versie van het monitoringplan van kracht wordt;
- i)
de categorie van de gereglementeerde entiteit;
- 2)
een gedetailleerde beschrijving van de rekenmethoden, bestaande uit het volgende:
- a)
voor elke te monitoren brandstofstroom, een gedetailleerde beschrijving van de toegepaste rekenmethode, waaronder een lijst van de gebruikte inputgegevens en berekeningsformules, de gebruikte methode voor berekening van de bereikfactor, een lijst van de toegepaste niveaus voor hoeveelheden uitgeslagen brandstof, alle relevante berekeningsfactoren, de bereikfactor, en de CRF-codes van het eindgebruik van de tot verbruik uitgeslagen brandstofstroom op het bekende aggregatieniveau;
- b)
indien de gereglementeerde entiteit gebruik wil maken van een vereenvoudiging voor de-minimisbrandstofstromen, een indeling van de brandstofstromen in de categorieën grote en de-minimisbrandstofstromen;
- c)
een beschrijving van de gebruikte meetsystemen en hun meetbereik, onzekerheid en locatie van de meetinstrumenten die voor elke te monitoren brandstofstroom zullen worden gebruikt;
- d)
indien van toepassing, de standaardwaarden gebruikt voor berekeningsfactoren die de bron van de factor aangeven, of de relevante bron waaruit de standaardfactor periodiek wordt gehaald, voor elke brandstofstroom;
- e)
indien van toepassing, een lijst van de analysemethoden te gebruiken om alle relevante berekeningsfactoren voor elke brandstofstroom te bepalen en een beschrijving van de schriftelijke procedures voor die analysen;
- f)
indien van toepassing, een beschrijving van de procedure ter verklaring van het bemonsteringsplan voor de bemonstering van te analyseren brandstoffen, en de procedure gebruikt om de geschiktheid van het bemonsteringsplan te herzien;
- g)
indien van toepassing, een lijst van laboratoria die zijn ingeschakeld voor het uitvoeren van toegepaste analytische procedures en, indien het laboratorium niet geaccrediteerd is als bedoeld in artikel 34, lid 1, een beschrijving van de procedure die is gebruikt om de naleving van de equivalente vereisten overeenkomstig artikel 34, leden 2 en 3, aan te tonen;
- 3)
indien van toepassing, een beschrijving van de procedure die is gebruikt om te beoordelen of de brandstofstromen waarvoor het nultarief geldt in overeenstemming zijn met artikel 38, lid 5, artikel 39 bis, lid 3, of artikel 39 bis, lid 4, en in voorkomend geval, met artikel 75 quaterdecies, lid 2, van deze verordening;
- 4)
indien van toepassing, een beschrijving van de procedure die is gebruikt om de hoeveelheden biogas te bepalen op basis van aankoopbescheiden in overeenstemming met artikel 39, lid 4;
- 5)
indien van toepassing, een beschrijving van de procedure voor het indienen van informatie als beschreven in artikel 75 tervicies, lid 3, en het ontvangen van informatie overeenkomstig artikel 75 tervicies, lid 2..