RvdW 2022/696
Economische zaak. Als feitelijke leidinggever van vennootschap gedurende periode van ruim twee jaren in strijd met sanctiemaatregelen van EU tegen Iran indirect handel drijven met gasbedrijf in Iran door naar tussenstations in Dubai en Turkije uitvoerzendingen met onderdelen voor motoren te verzenden die uiteindelijk bestemd zijn voor Iran, art. 2 Sanctiewet 1977 jo. art. 1 Sanctieregeling Iran 2012 jo. art. 23 lid 3 Verordening (EU) nr. 267/2012 jo. Bijlage II.B onder 29 bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 945/2012. Heeft hof juiste uitleg gegeven aan de in art. 23 lid 3 Verordening voorkomende term ‘direct of indirect ter beschikking stellen’? HR: art. 81 lid 1 RO.
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
28 juni 2022
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, E.S.G.N.A.I. van de Griend, A.E.M. Röttgering
- Zaaknummer
20/04027
- Conclusie
A-G mr. B.F. Keulen
- Folio weergave
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:957, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 28‑06‑2022
ECLI:NL:PHR:2022:464, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑05‑2022
Essentie
Economische zaak. Als feitelijke leidinggever van vennootschap gedurende periode van ruim twee jaren in strijd met sanctiemaatregelen van EU tegen Iran indirect handel drijven met gasbedrijf in Iran door naar tussenstations in Dubai en Turkije uitvoerzendingen met onderdelen voor motoren te verzenden die uiteindelijk bestemd zijn voor Iran, art. 2 Sanctiewet 1977 jo. art. 1 Sanctieregeling Iran 2012 jo. art. 23 lid 3 Verordening (EU) nr. 267/2012 jo. Bijlage II.B onder 29 bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 945/2012. Heeft hof juiste uitleg gegeven aan de in art. 23 lid 3 Verordening voorkomende term ‘direct of indirect ...