Einde inhoudsopgave
RvdW 2022/680
Goederenrecht. Contractueel verbod tot overdracht vorderingen; goederenrechtelijke werking; uitleg naar objectieve maatstaven; onverpandbaarheid vorderingen.
HR 01-07-2022, ECLI:NL:HR:2022:984
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
1 juli 2022
- Magistraten
Mrs. M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff, G.C. Makkink
- Zaaknummer
20/02778
- Conclusie
A-G mr. E.B. Rank-Berenschot
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Goederenrecht / Algemeen
Goederenrecht / Verkrijging en verlies
Goederenrecht / Zekerheidsrechten
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:984, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 01‑07‑2022
ECLI:NL:PHR:2021:1192, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑12‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 06‑11‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 08‑10‑2020
- Wetingang
Essentie
Goederenrecht. Contractueel verbod tot overdracht vorderingen; goederenrechtelijke werking; uitleg naar objectieve maatstaven; onverpandbaarheid vorderingen.
Samenvatting
De overdraagbaarheid van vorderingsrechten kan door een beding tussen schuldeiser en schuldenaar worden uitgesloten (art. 3:83 lid 2 BW). Om te beoordelen of een beding dat de overdracht van een vorderingsrecht verbiedt goederenrechtelijke werking heeft, dient het te worden uitgelegd naar objectieve maatstaven, met inachtneming van de Haviltexmaatstaf. Daarbij moet tot uitgangspunt worden genomen dat het uitsluitend verbintenisrechtelijke werking heeft, tenzij uit de — naar objectieve maatstaven uit te leggen — formulering ervan blijkt dat daarmee goederenrechtelijke werking als ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.