Einde inhoudsopgave
Richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen 2022–2027
2.1 Toepassingsgebied regionale steun
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2022
- Redactionele toelichting
De datum van afkondiging is de datum van het Publicatieblad.
- Bronpublicatie:
29-04-2021, PbEU 2021, C 153 (uitgifte: 29-04-2021, regelingnummer: 2021/C 153/01)
- Inwerkingtreding
01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-04-2021, PbEU 2021, C 153 (uitgifte: 29-04-2021, regelingnummer: 2021/C 153/01)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Marktintegratie
Mededingingsrecht / EU-mededingingsrecht
Staatssteun (V)
9
De in deze richtsnoeren vervatte verenigbaarheidsvoorwaarden gelden voor zowel aan te melden regionalesteunregelingen als voor aan te melden individuele steun.
10
Deze richtsnoeren hebben geen betrekking op staatssteun aan de sectoren ijzer en staal (1), bruinkool (2) en steenkool (3).
11
De Commissie zal de in deze richtsnoeren vervatte beginselen toepassen op regionale steun in alle andere economische sectoren, met uitzondering van sectoren waarvoor bijzondere staatssteunregels gelden, met name de visserij en aquacultuur (4), de landbouw (5), het vervoer (6), breedband (7) en energie (8), behalve wanneer de staatssteun in die sectoren wordt verstrekt als onderdeel van een horizontaal regionaal stelsel voor exploitatiesteun.
12
De Commissie zal de in deze richtsnoeren vervatte beginselen toepassen op de verwerking van landbouwproducten tot niet-landbouwproducten en de afzet van die producten, en op steunmaatregelen ten behoeve van activiteiten die buiten het toepassingsgebied van artikel 42 van het Verdrag vallen, maar die worden medegefinancierd door het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) (9) of die worden verleend als aanvullende nationale financiering bij dit soort medegefinancierde maatregelen, tenzij in sectorale regels anders is bepaald.
13
Grote ondernemingen hebben bij het investeren of behouden van economische activiteit in een steungebied doorgaans minder onder regionale beperkingen te lijden dan kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's). Ten eerste kunnen grote ondernemingen gemakkelijker kapitaal en krediet aantrekken op internationale markten en ondervinden zij minder hinder van het beperktere aanbod aan financiële diensten in steungebieden. Ten tweede kunnen investeringen van grote ondernemingen schaalvoordelen opleveren die de locatiegebonden initiële kosten doen dalen en die, in vele opzichten, niet gekoppeld zijn aan het gebied waarin de investering plaatsvindt. Ten derde beschikken grote ondernemingen die investeringen plannen, doorgaans over aanzienlijke onderhandelingsmacht tegenover overheden, waardoor zij misschien steun toegekend krijgen zonder dat daaraan behoefte is of zonder dat daarvoor een afdoende rechtvaardiging bestaat. Ten slotte valt van grote ondernemingen meer te verwachten dat zij belangrijke spelers op de betrokken markt zijn en dat bijgevolg de investering waarvoor de steun wordt toegekend, de mededinging en het handelsverkeer op de interne markt kan verstoren.
14
Omdat het weinig waarschijnlijk is dat regionale steun ten behoeve van investeringen van grote ondernemingen een stimulerend effect heeft, kan dit soort steun in principe niet worden beschouwd als verenigbaar met de interne markt op grond van artikel 107, lid 3, onder c), van het Verdrag, tenzij hij wordt toegekend voor initiële investeringen die nieuwe economische activiteiten in deze steungebieden onder c) creëren overeenkomstig de in deze richtsnoeren vervatte criteria. De structurele voordelen waar grote ondernemingen gebruik van kunnen maken zijn echter in de gebieden die het meest door de klimaattransitie worden getroffen, misschien niet voldoende om het investeringsniveau te bereiken dat van vitaal belang is om een evenwichtige sociaal-economische transitie te garanderen en te zorgen voor voldoende nieuwe banen om het banenverlies door de sluiting van economische activiteiten ten gevolge van de transitie te compenseren. In afwijking (10) van de eerste zin van dit punt kan regionale steun aan grote ondernemingen daarom ook worden beschouwd als verenigbaar met de interne markt overeenkomstig de criteria van deze richtsnoeren, als die steun wordt verleend voor de diversificatie van de productie van een vestiging naar producten die voordien niet in de vestiging werden vervaardigd of voor een fundamentele wijziging in het volledige productieproces van de producten/het product waarop de investering in de vestiging betrekking heeft, op voorwaarde dat 1) het een initiële investering betreft in een gebied dat wordt aangemerkt voor medefinanciering door het Fonds voor een rechtvaardige transitie in een steungebied onder c) dat een bbp per hoofd van de bevolking heeft van minder dan 100 % van het EU27-gemiddelde; 2) de investering en de begunstigde zijn geïdentificeerd in een door de Commissie goedgekeurd territoriaal plan voor een rechtvaardige transitie (11) van een lidstaat; en 3) de staatssteun voor de investering wordt gedekt door het Fonds voor een rechtvaardige transitie ten belope van het toegestane maximum.
15
Regionale steun om de lopende kosten van een onderneming te verminderen, vormt exploitatiesteun. Exploitatiesteun kan alleen als verenigbaar worden beschouwd indien kan worden aangetoond dat deze steun nodig is voor de ontwikkeling van het gebied, bijvoorbeeld als hij is bedoeld om bepaalde specifieke moeilijkheden te verminderen waarmee kmo's te kampen hebben in gebieden met de grootste achterstand (overeenkomstig artikel 107, lid 3, onder a), van het Verdrag), om bijkomende kosten te compenseren voor het verrichten van een economische activiteit in ultraperifere gebieden of om de ontvolking van zeer dunbevolkte gebieden tegen te gaan of af te remmen.
16
Deze richtsnoeren hebben geen betrekking op exploitatiesteun toegekend aan ondernemingen waarvan de hoofdactiviteit valt onder sectie K ‘Financiële activiteiten en verzekeringen’ van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2 (12), of aan ondernemingen die intragroepsactiviteiten verrichten en waarvan de hoofdactiviteit valt onder de klassen 70.10 ‘Activiteiten van hoofdkantoren’ of 70.22 ‘Overige adviesbureaus op het gebied van bedrijfsbeheer; adviesbureaus op het gebied van bedrijfsvoering’ van NACE Rev.2.
17
Regionale steun mag niet worden verleend aan ondernemingen in moeilijkheden, zoals voor de toepassing van deze richtsnoeren gedefinieerd door de richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden (13).
18
Bij het beoordelen van regionale steun voor een onderneming ten aanzien waarvan een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerder besluit van de Commissie waarin steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard, zal de Commissie rekening houden met de steun die nog moet worden teruggevorderd (14).
Voetnoten
Zoals gedefinieerd in bijlage VI.
De term ‘bruinkool’ omvat minderwaardige ‘C’-kolen (of ortholigniet) en de minderwaardige ‘B’-kolen (of metaligniet) in de zin van het internationale codificatiesysteem voor kolen van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties.
De term ‘steenkool’ omvat hoogwaardige steenkool, middelwaardige steenkool en laagwaardige A- en B-kolen, in de zin van het internationale codificatiesysteem voor kolen van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties en zoals verduidelijkt in Besluit 2010/787/EU van de Raad van 10 december 2010 betreffende staatssteun ter bevordering van de sluiting van niet-concurrentiekrachtige steenkoolmijnen (PB L 336 van 21.12.2010, blz. 24).
Vallend onder Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1184/2006 en (EG) nr. 1224/2009 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 1).
Voor staatssteun aan de primaire productie, de verwerking van landbouwproducten tot landbouwproducten uit bijlage I bij het Verdrag en de afzet daarvan, en staatssteun aan de bosbouw gelden de regels van de richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector (PB C 204 van 1.7.2014, blz. 1).
Met ‘vervoer’ wordt bedoeld het passagiersvervoer met het vliegtuig, via zeevervoer, over de weg, per spoor of over de binnenwateren, of beroepsgoederenvervoer. Vervoersinfrastructuur die valt onder specifieke richtsnoeren, zoals luchthavens, wordt eveneens van deze richtsnoeren uitgesloten (zie de mededeling van de Commissie ‘Richtsnoeren voor staatssteun aan luchthavens en luchtvaartmaatschappijen’ (PB C 99 van 4.4.2014, blz. 3).
EU-richtsnoeren voor de toepassing van de staatssteunregels in het kader van de snelle uitrol van breedbandnetwerken (PB C 25 van 26.1.2013, blz. 1).
De Commissie zal de verenigbaarheid van staatssteun voor de energiesector beoordelen op grond van de richtsnoeren energie- en milieusteun 2014–2020 (PB C 200 van 28.6.2014, blz. 1).
Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 487).
Deze afwijking is enkel van toepassing als een verordening wordt aangenomen op grond van het in voetnoot 12 bedoelde voorstel van de Commissie en is tijdelijk voor de looptijd van het Fonds voor een rechtvaardige transitie.
In het territoriaal plan voor een rechtvaardige transitie moet worden aangetoond dat investeringen in deze ondernemingen noodzakelijk zijn voor de compensatie van het banenverlies door de transitie dat niet kan worden gecompenseerd door banen te creëren in kleine en middelgrote ondernemingen.
Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2 en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3037/90 en enkele EG-verordeningen op specifieke statistische gebieden (PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1).
Richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden (PB C 249 van 31.7.2014, blz. 1). Zoals uiteengezet in punt 23 van die richtsnoeren, kan een onderneming in moeilijkheden, aangezien haar bestaan zelf in het gedrang is, niet worden beschouwd als een passend instrument om aan de verwezenlijking van andere beleidsdoelstellingen van de overheid bij te dragen, zolang haar levensvatbaarheid niet is verzekerd.
Zie arrest van het Gerecht van 13 september 1995, TWD Textilwerke Deggendorf GmbH/Commissie, gevoegde zaken T-244/93 en T-486/93, ECLI:EU:T:1995:160, punt 56.