Hof 's-Hertogenbosch, 02-03-2004, nr. C0300716/HE
ECLI:NL:GHSHE:2004:AZ8036
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
02-03-2004
- Zaaknummer
C0300716/HE
- LJN
AZ8036
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Einde arbeidsovereenkomst
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2004:AZ8036, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 02‑03‑2004; (Hoger beroep)
- Wetingang
- Vindplaatsen
JIN 2007/189
Uitspraak 02‑03‑2004
Inhoudsindicatie
Uitgangspunt bij de beoordeling is dat partijen in de proeftijd bevoegd zijn de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang op te zeggen (artikel 7:676 BW). De proeftijd is evenwel bedoeld om de werkgever in staat te stellen inzicht te krijgen in de hoedanigheden van de werknemer en zijn geschiktheid voor de bedongen arbeid en de werknemer in staat te stellen inzicht te krijgen in de aard van het werk waarvoor hij is aangesteld. Daarbij geldt dat een ontslag tijdens proeftijd in strijd kan zijn met het beginsel van goed werkgeverschap. Het hof oordeelt dat, nu Inter Planet [geïntimeerde] slechts ongeveer één uur tewerk heeft gesteld, terwijl dit werk (het installeren van een modem) naar [geïntimeerde] heeft gesteld en Inter Planet onvoldoende heeft weersproken niet het werk was waarvoor [geïntimeerde] was aangenomen en Inter Planet voorts ten tijde van de opzegging geen steekhoudende argumenten voor opzegging van de arbeidsovereenkomst heeft gegeven, Inter Planet in strijd met goed werkgeverschap heeft gehandeld.
typ. KD
rolnr. C0300716/HE
ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH,
achtste kamer, 2 maart 2004,
gewezen in de zaak van:
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid INTER PLANET B.V.,
gevestigd te Schijndel,
appellante in het principaal appel bij
exploot van dagvaarding van 24 mei 2002,
geïntimeerde in incidenteel appel,
procureur: mr. A.M. Nout,
t e g e n :
[GEÏNTIMEERDE],
wonende te [plaats],
geïntimeerde in het principaal appel bij gemeld exploot,
appellant in incidenteel appel,
procureur: mr. E.G.M. van Ewijk,
op het hoger beroep tegen de door de rechtbank 's-Hertogenbosch, sector kanton, locatie 's-Hertogenbosch, gewezen vonnissen van 13 september 2001 en 28 februari 2002 tussen principaal appellante - hierna te noemen: Inter Planet - als eiseres in conventie en verweerster in reconventie en principaal geïntimeerde - hierna te noemen: [geïntimeerde] - als gedaagde in conventie en eiser in reconventie.
1. Het geding in eerste aanleg (zaak/rolnr. 188004-4094/00)
Voor het verloop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van voormelde vonnissen.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Inter Planet heeft het hoger beroep ingesteld bij de rechtbank 's-Hertogenbosch en bij memorie van grieven zeven grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van de vonnissen waarvan beroep met veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling aan haar van E. 976,13, zijnde het verschil tussen hetgeen [geïntimeerde] aan Inter Planet is verschuldigd ter zake lease-auto vergoeding en aan [geïntimeerde] verstrekte lening in verband met studieschuld en hetgeen Inter Planet aan [geïntimeerde] is verschuldigd ter zake salaris, onbelaste vergoeding, brandstofkosten en bijdrage lease-auto, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten van beide instanties.
2.2. Bij memorie van antwoord heeft [geïntimeerde] de grieven bestreden. Voorts heeft [geïntimeerde] incidenteel appel ingesteld, daarin vier grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van de vonnissen waarvan beroep met veroordeling van Inter Planet tot hetgeen [geïntimeerde] in eerste aanleg in reconventie heeft gevorderd, met veroordeling van Inter Planet in de kosten van beide instanties.
2.3. Inter Planet heeft in het incidenteel appel verweer gevoerd.
2.4. De rechtbank 's-Hertogenbosch heeft zich bij vonnis van 14 mei 2003 onbevoegd verklaard van deze zaak kennis te nemen en de zaak in de stand waarin deze zich bevond verwezen naar dit hof voor verdere behandeling.
2.5. Partijen hebben hun zaak op 26 november 2003 doen bepleiten, Inter Planet door mr. A.M. Nout en [geïntimeerde] door mr. I.P. Rietveld. Er zijn geen pleitnotities in het geding gebracht. Vervolgens hebben partijen stukken gefourneerd (het procesdossier van [geïntimeerde] is niet volledig) en uitspraak gevraagd.
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de gronden van het hoger beroep verwijst het hof naar de inhoud van de memories van grieven in het principaal en incidenteel hoger beroep.
4. De beoordeling
in het principaal en incidenteel appel
4.1. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
4.1.1. Inter Planet is een ICT Detacheringsbedrijf. [geïntimeerde] (geboren [geboortedatum] 1968) was vanaf 1 mei 1997 als automatiseringsmedewerker werkzaam bij de besloten vennootschap Origin Nederland B.V., hierna: Origin. Inter Planet en [geïntimeerde] zijn via internet in augustus 1999 met elkaar in contact getreden. Nadat zij een drietal gesprekken met elkaar hadden gevoerd, zijn zij op 16 november 1999 schriftelijk overeengekomen dat [geïntimeerde] met ingang van 1 februari 2000 voor onbepaalde tijd in dienst zou treden van Inter Planet tegen een salaris van fl. 5.750,-- bruto per maand met een proeftijd van twee maanden. Partijen zijn voorts overeengekomen dat Inter Planet het leasecontract met Business Lease van Origin zou overnemen zodat [geïntimeerde] in dezelfde lease auto kon blijven rijden. Tot slot zijn partijen overeengekomen dat Inter Planet de studie-schuld die [geïntimeerde] bij Origin had zou vergoeden.
4.1.2. Eind januari 2000 heeft Inter Planet [geïntimeerde] laten weten dat zijn curriculum vitae circuleerde bij verscheidene opdrachtgevers en dat hij thuis kon blijven totdat Inter Planet voor hem een opdracht had.
4.1.3. Inter Planet heeft [geïntimeerde] op 23 februari 2000 ongeveer een uur te werk gesteld. Voorts heeft zij met hem gesproken over de interne installatie van een Novell-installatie. Op 29 februari 2000 heeft Inter Planet [geïntimeerde] meegedeeld dat hij zou worden ontslagen. Na een vraaggesprek op 3 maart 2000 heeft Inter Planet bij brief van 8 maart 2000 "om haar moverende redenen" het dienstverband tijdens proeftijd beëindigd.
4.1.4. Op 10 april 2000 heeft [geïntimeerde] de lease-auto ingeleverd.
4.1.5. [geïntimeerde] heeft na ontslag uitkeringen in het kader van de Werkloosheidswet ontvangen. In de maand april 2000 is [geïntimeerde] bij een derde werkzaam geweest tegen een salaris van fl. 4.750,-- bruto. [geïntimeerde] is op 15 mei 2000 wederom bij Origin in dienst getreden tegen een salaris van fl. 4.250,-- bruto per maand alsmede ter beschikking stelling van een lease-auto vanaf 14 juli 2000.
4.1.6. In eerste aanleg heeft Inter Planet, na wijziging van eis en voor zover in dit hoger beroep van belang, gevorderd:
- fl. 931,87, zijnde 28/31e deel van de maandelijkse leasetermijn, daar [geïntimeerde] de auto op 10 april 2000 heeft ingeleverd in plaats van op 13 maart 2000,
- fl. 4.040,--, zijnde het door Inter Planet betaalde restant van de studieschuld van [geïntimeerde] aan Origin,
- een en ander vermeerderd met rente en kosten.
4.1.7. In reconventie heeft [geïntimeerde] gevorderd Inter Planet te veroordelen tot het betalen van de door [geïntimeerde] geleden en nog te lijden schade zoals omschreven in punt 28 van de conclusie van eis in reconventie, waaronder E. 10.436,94 (fl. 23.000) bruto wegens gederfde inkomsten .
4.1.8. De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 13 september 2001 Inter Planet tot bewijslevering toegelaten en partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het aantal door [geïntimeerde] opgebouwde en niet genoten vakantiedagen en vakantiegeld over de periode 1 februari tot en met 8 maart 2001 (het hof leest: 2000) en de hoogte van het loon over de periode 1 tot en met 8 maart 2001 (het hof leest: 2000).
Bij eindvonnis van 28 februari 2002 heeft de kantonrechter in conventie de vorderingen van Inter Planet afgewezen, haar veroordeeld in de proceskosten en in reconventie Inter Planet veroordeeld aan [geïntimeerde] te betalen E. 1.123,40 (fl. 2.475,65) netto ter zake salaris, vakantiegeld en vakantiedagen en E. 341,24 (fl. 752,--) ter zake leasevergoeding, brandstofkosten en speakers, het meer of anders gevorderde afgewezen en de proceskosten tussen partijen gecompenseerd. Beide partijen komen tegen voormelde vonnissen in hoger beroep.
In het principaal appel:
4.2. Inter Planet komt met de eerste grief op tegen de afwijzing in het eindvonnis van haar vordering ter zake het te laat terugbrengen door [geïntimeerde] van de lease-auto. Zij wijst er op dat de kantonrechter in het tussenvonnis heeft geoordeeld dat de vordering van Inter Planet op dit punt voor toewijzing vatbaar is, zodat de afwijzing in het eindvonnis niet correct is.
4.3. De grief slaagt in zoverre dat het hof oordeelt dat [geïntimeerde] gehouden was de lease-auto met ingang van 1 april 2000 in te leveren. Immers, in het "Autoreglement Inter Planet Groep", dat blijkens art. 11 van de arbeidsovereenkomst een onverbrekelijk deel van de arbeidsovereenkomst uitmaakt, is hieromtrent bepaald: Werknemer dient de auto onverwijld ter beschikking te (doen) stellen aan werkgever, vanaf de eerste van de maand, volgende op de afloop van de maand waarin werknemer, om welke reden dan ook, verondersteld mag worden onafgebroken niet meer in staat te zijn geweest tot het zakelijk gebruik daarvan.
Dat Inter Planet het leasecontract eerst eind maart 2000 van Origin zou hebben overgenomen (het hof merkt op dat de in het geding brachte mantelovereenkomst tussen Business Lease B.V. en Inter Planet is gedateerd 3 februari 2000) en dat [geïntimeerde] zulks eerst op 7 april 2000 vernam, doet aan vorenstaande verplichting niet af.
Nu [geïntimeerde] de auto eerst op 10 april 2000 heeft ingeleverd is hij aan Inter Planet een leasevergoeding verschuldigd over de eerste negen dagen van april, zijnde 9/30 x E. 468,17 (fl. 1.031,71) is E. 140,45. Dit bedrag zal worden toegewezen.
4.4. In de tweede grief stelt Inter Planet dat de kantonrechter ten onrechte de vordering ter zake de studieschuld van E. 1.833,27 (fl. 4.040,--) niet heeft toegewezen. Inter Planet wijst op de verklaring die is opgemaakt door haar directeur betreffende de overname van de studieschuld tot een maximum van fl. 7.500,--. Deze verklaring is verstrekt aan [geïntimeerde] ten behoeve van Origin. Aangezien naderhand bleek dat de schuld (door de moeder van [geïntimeerde]) aan Origin was voldaan heeft Inter Planet de schuld op 31 januari 2000 rechtstreeks aan [geïntimeerde] overgemaakt. Inter Planet stelt dat geen sprake is van schuldoverneming waarbij dezelfde condities zouden gelden als tussen Origin en [geïntimeerde] hebben gegolden. Wel is volgens haar sprake van een overeenkomst van geldlening.
4.5. [geïntimeerde] stelt daartegenover dat Inter Planet voormeld bedrag zonder nadere voorwaarden aan hem heeft vergoed, zodat geen verplichting tot terugbetaling daarvan bestaat. [geïntimeerde] verwijst daartoe naar de verklaring van de heer [naam] van Inter Planet van 16 november 1999. Subsidiair stelt [geïntimeerde] dat ingeval sprake zou zijn van schuldoverneming, deze kosten voor rekening van Inter Planet dienen te blijven aangezien Inter Planet de arbeidsovereenkomst zonder goede reden heeft beëindigd en de studiekostenregeling slechts voorziet in een terugbetalingsverplichting door de werknemer indien de arbeidsovereenkomst op initiatief van de werknemer wordt beëindigd.
4.6. Het hof oordeelt dat niet is gesteld of gebleken dat Inter Planet én [geïntimeerde] Origin in kennis hebben gesteld van "overneming" van de studiekostenschuld, zodat reeds daarom van schuldoverneming geen sprake is. Van een overeenkomst van geldlening is evenmin sprake. Zulks blijkt niet uit de verklaring van [naam] van 16 november 1999. De betaling door Inter Planet aan [geïntimeerde] van het restant van de studieschuld moet worden gekwalificeerd als een secundaire arbeidsvoorwaarde. Het hof acht geen rechtsgrond aanwezig om [geïntimeerde] tot terugbetaling te veroordelen. De betreffende vordering van Inter Planet zal dan ook worden afgewezen.
4.7. De derde grief richt zich tegen de proceskostenveroordeling van Inter Planet in conventie. Inter Planet stelt dat [geïntimeerde] in de kosten had moeten worden veroordeeld dan wel dat de kantonrechter deze kosten had moeten compenseren.
4.8. De grief faalt daar de kantonrechter Inter Planet terecht als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij heeft veroordeeld in de proceskosten.
4.9. Met de vierde grief komt Inter Planet op tegen de beslissing van de kantonrechter dat Inter Planet de kosten van de door de garage in de lease-auto geïnstalleerde autoradioboxen/speakers aan [geïntimeerde] dient te vergoeden. Inter Planet voert aan dat de boxen zijn ingebouwd en derhalve bestanddeel van de auto vormen. Bovendien bepaalt het Autoreglement dat in een situatie als deze geen vergoeding door de werkgever plaatsvindt.
4.10. De grief slaagt daar op grond van het tussen partijen geldende Autoreglement moet worden geoordeeld dat de speakers als zijnde bij de lease-auto behorende accessoires niet mogen worden gedemonteerd. Voor zover zou moeten worden aangenomen dat de speakers als privé accessoires van [geïntimeerde] zijn te beschouwen mogen deze blijkens het Autoreglement slechts worden gedemonteerd indien zulks zonder zichtbare beschadiging mogelijk is, terwijl voor privé accessoires geen vergoeding wordt gegeven. Het feit dat [geïntimeerde] deze niet heeft gedemonteerd of niet zonder schade kon demonteren dient voor zijn rekening te blijven.
4.11. De vijfde grief richt zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat Inter Planet aan [geïntimeerde] een leasevergoeding dient te voldoen van fl. 202,--(fl. 150,-- voor de maand februari en fl. 52,-- voor de eerste week van maart 2000). Op bladzijde 5 van de memorie van grieven onder het kopje "salaris en onkosten" stelt Inter Planet geen bezwaar te hebben tegen toekenning aan [geïntimeerde] van voormeld bedrag. Zij stelt zich echter op het standpunt dat zij een specificatie heeft opgesteld waarin onder meer deze post is opgenomen, dat [geïntimeerde] deze specificatie heeft geaccepteerd en dat toekenning van voormeld bedrag betekent dat [geïntimeerde] het bedrag twee maal betaald zou krijgen.
4.12. De grief slaagt aangezien [geïntimeerde] voormelde grief met name op het punt van de specificatie onvoldoende heeft weersproken.
4.13. Ter zake grief zes zijn partijen het eens dat deze grief, inhoudend dat Inter Planet ter zake loon, opgebouwde maar niet genoten vakantiedagen en vakantiebijslag een bedrag van fl. 2.328,82 netto is verschuldigd, moet slagen.
4.14. Grief 7 slaagt eveneens nu partijen het erover eens zijn dat de brandstofkosten reeds in het salaris zijn verdisconteerd.
In het incidenteel appel:
4.15. [geïntimeerde] heeft in het incidenteel appel vier grieven naar voren gebracht met de nummers 8, 9, 10 en 11. Teneinde verwarring te voorkomen nummert het hof de grieven om naar de nummers 1, 2, 3 en 4.
Het hof zal grieven 2 en 3 als eerste behandelen nu deze grieven de verste strekking hebben. [geïntimeerde] komt met deze grieven op tegen de afwijzing door de kantonrechter van de door hem gevorderde schadevergoeding, te weten telefoonkosten van fl. 400,--, gederfde inkomsten van fl. 23.000,-- bruto, immateriële schadevergoeding van fl. 5.000,-- bruto en auto- en benzinekosten in verband met sollicitaties elders van fl. 2.100,--. [geïntimeerde] voert ter onderbouwing van zijn grieven kort gezegd aan dat Inter Planet door de arbeidsovereenkomst tijdens proeftijd zonder gegronde reden te beëindigen, misbruik van haar bevoegdheid heeft gemaakt alsmede zich niet heeft gedragen als een goed werkgever, aangezien Inter Planet in redelijkheid niet tot de conclusie had kunnen komen dat [geïntimeerde] niet geschikt was voor zijn functie daar hij slechts ongeveer een uur werk heeft verricht waarvoor hij overigens niet was aangenomen.
4.16. Uitgangspunt bij de beoordeling is dat partijen in de proeftijd bevoegd zijn de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang op te zeggen (artikel 7:676 BW). De proeftijd is evenwel bedoeld om de werkgever in staat te stellen inzicht te krijgen in de hoedanigheden van de werknemer en zijn geschiktheid voor de bedongen arbeid en de werknemer in staat te stellen inzicht te krijgen in de aard van het werk waarvoor hij is aangesteld. Daarbij geldt dat een ontslag tijdens proeftijd in strijd kan zijn met het beginsel van goed werkgeverschap. Het hof oordeelt dat, nu Inter Planet [geïntimeerde] slechts ongeveer één uur tewerk heeft gesteld, terwijl dit werk (het installeren van een modem) naar [geïntimeerde] heeft gesteld en Inter Planet onvoldoende heeft weersproken niet het werk was waarvoor [geïntimeerde] was aangenomen en Inter Planet voorts ten tijde van de opzegging geen steekhoudende argumenten voor opzegging van de arbeidsovereenkomst heeft gegeven, Inter Planet in strijd met goed werkgeverschap heeft gehandeld. Inter Planet heeft [geïntimeerde] zonder goede reden niet in de gelegenheid gesteld te tonen of hij geschikt was voor de overeengekomen functie. Inter Planet stelt dat zij twijfels kreeg over de geschiktheid van [geïntimeerde] naar aanleiding van het installeren door [geïntimeerde] van een modem en zijn onzekere houding. Zij heeft daarom nader onderzoek naar de kwaliteiten van [geïntimeerde] verricht door het voeren van een vraaggesprek op 3 maart 2000, zoals door haar schriftelijk vastgelegd. [geïntimeerde] betwist de juistheid en volledigheid van de schriftelijke weergave van dit vraaggesprek.
Daargelaten dat [geïntimeerde] blijkbaar niet was aangesteld voor het installeren van modems, oordeelt het hof dit vraaggesprek niet een geschikt middel voor nader onderzoek naar de kwaliteiten van [geïntimeerde] aangezien Inter Planet [geïntimeerde] op 29 februari 2000 al van haar voornemen hem te ontslaan in kennis had gesteld. Het lag op de weg van Inter Planet, nadat bij haar op 23 februari 2000 twijfels rezen over de geschiktheid van [geïntimeerde] voor de bedongen functie - zonder vooraankondiging van ontslag - nader onderzoek te verrichten naar de kwaliteiten van [geïntimeerde], bijvoorbeeld door referenties bij voormalige werkgevers te checken en/of hem door een selectiebureau te laten testen. Het gegeven dat partijen twisten over de precieze functie-inhoud maakt het vorenstaande niet anders aangezien [geïntimeerde] in het geheel niet als automatiseringsmedewerker gedetacheerd is geweest bij een opdrachtgever van Inter Planet (functie in de visie van Inter Planet) en hij evenmin tewerk is gesteld teneinde bedrijfsnetwerken van klanten van Inter Planet te ondersteunen (functie inhoud in de visie van [geïntimeerde] zoals meegedeeld ter zitting van 26 november 2003). Het hof passeert het verweer van Inter Planet dat zij [geïntimeerde] telefonisch niet kon bereiken en dat [geïntimeerde] haar eerst op 18 februari 2000 zijn nieuwe mobiele nummer heeft doorgegeven. [geïntimeerde] heeft door in het geding gebrachte specificatie van de KPN aangetoond op 9, 11, 14 (twee keer), 18, 22 en 29 februari 2000 tijdens kantooruren telefonisch contact met Inter Planet te hebben opgenomen.
Uit het voorgaande volgt dat Inter Planet jegens [geïntimeerde] toerekenbaar tekort is geschoten in haar verplichtingen als werkgeefster. Zij is dan ook schadeplichtig jegens [geïntimeerde].
Het hof oordeelt het door [geïntimeerde] gevorderde bedrag van E. 10.436,94 (fl. 23.000,--) bruto wegens gederfde inkomsten redelijk en zal dit bedrag toewijzen.
Voor toekenning van immateriële schadevergoeding ziet het hof geen aanleiding nu onvoldoende is gebleken dat [geïntimeerde] als gevolg van het ontslag in zijn persoon is aangetast. Voor vergoeding van de kosten wegens de aanschaf van een mobiele telefoon ziet het hof evenmin aanleiding daar [geïntimeerde] ook privé van deze telefoon gebruik maakt en mobiele telefoons een normaal gebruiksartikel zijn.
De post telefoon- en e-mailkosten wordt afgewezen daar onvoldoende is gebleken dat [geïntimeerde] deze kosten heeft aangewend voor het solliciteren naar een andere functie. De vergoeding voor auto- en benzinekosten, alsmede de in eerste aanleg gevorderde kosten van rechtsbijstand worden afgewezen daar deze posten onvoldoende zijn onderbouwd.
Uit het voorgaande volgt dat de tweede grief slaagt en de derde grief voor een gedeelte slaagt.
4.17. Grief 1 heeft betrekking op de overweging van de kantonrechter in het tussenvonnis van 13 september 2001 dat [geïntimeerde] de leasevergoeding van fl. 931,87 aan Inter Planet dient te voldoen. Deze materie is hiervoor onder rechtsoverweging 4.3. behandeld. Het hof volstaat te verwijzen naar hetgeen daarin is overwogen. De conclusie dient te zijn dat de grief faalt aangezien [geïntimeerde] een gedeelte van de gevorderde leasevergoeding aan Inter Planet dient te voldoen.
4.18. In grief 4 voert [geïntimeerde] aan dat de kantonrechter heeft overwogen dat het loon, vakantiegeld en opgebouwde en niet genoten vakantiedagen toewijsbaar zijn met vermeerdering van de wettelijke verhoging als bepaald in art. 7:625 BW en de wettelijke rente, terwijl in het dictum de wettelijke verhoging en wettelijke rente niet zijn toegewezen.
4.19. De grief faalt reeds omdat [geïntimeerde] noch in eerste aanleg noch in hoger beroep de wettelijke verhoging en de wettelijke rente heeft gevorderd.
In het principaal en incidenteel appel:
4.20. De slotsom is dat de vonnissen waarvan beroep zullen worden vernietigd. [geïntimeerde] zal in conventie worden veroordeeld tot het betalen aan Inter Planet van E. 140,45 vermeerderd met wettelijke rente.
Inter Planet zal in reconventie worden veroordeeld tot het betalen aan [geïntimeerde] van E. 1.056,77 netto ter zake salaris, vakantiegeld en vakantiedagen en van E. 10.436,94 bruto terzake schadevergoeding. Zowel in conventie als in reconventie zal het meer of anders gevorderde worden afgewezen.
Inter Planet zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de eerste aanleg, alsmede de kosten van het principaal en incidenteel appel.
5. De uitspraak
Het hof:
in het principaal en incidenteel appel:
vernietigt de vonnissen waarvan beroep,
en opnieuw rechtdoende:
in conventie:
veroordeelt [geïntimeerde] aan Inter Planet tegen bewijs van kwijting te betalen een bedrag van E. 140,45 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt Inter Planet in de kosten van de procedure, aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op E. 852,93, waaronder E. 675,-- wegens salaris gemachtigde;
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie:
veroordeelt Inter Planet tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [geïntimeerde] te betalen een bedrag van E. 1.056,77 (fl. 2.328,82) netto, ter zake salaris, vakantiegeld en vakantiedagen;
veroordeelt Inter Planet tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [geïntimeerde] te betalen een bedrag van E. 10.436,94 bruto;
veroordeelt Inter Planet in de proceskosten in eerste aanleg aan de zijde van [geïntimeerde] tot op heden begroot op E. 270,-- wegens salaris gemachtigde;
wijst het meer of anders gevorderde af;
in het principaal en incidenteel appel:
veroordeelt Inter Planet in de kosten van het principaal en incidenteel hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerde] gevallen en tot op heden begroot op E. 193,-- wegens aan de rechtbank 's-Hertogenbosch vóór verwijzing naar dit hof betaald griffierecht en op E. 1.623,16 wegens salaris procureur;
verklaart bovenstaande veroordelingen tot betaling van geldsommen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. Waaijers, Spoor en De Wolff en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 2 maart 2004.