Einde inhoudsopgave
Besluit internationale aspecten van pensioenen en stamrechten
Bijlage I EU/EER-tewerkstellingen
Geldend
Geldend vanaf 28-10-2015
- Bronpublicatie:
09-10-2015, Stcrt. 2015, 36798 (uitgifte: 27-10-2015, regelingnummer: DGB2015/7010M)
- Inwerkingtreding
28-10-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-10-2015, Stcrt. 2015, 36798 (uitgifte: 27-10-2015, regelingnummer: DGB2015/7010M)
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Inkomen uit werk en woning (box 1) - niet-winst
Inkomstenbelasting (V)
Loonbelasting (V)
Loonbelasting / Pensioenregeling
bij besluit DGB2012/7010M inzake internationale aspecten van pensioenen
Voorwaarden en bijzonderheden bij aanwijzing op grond van paragraaf 2.2.1 van het besluit
Bij de aanwijzing op grond van paragraaf 2.2.1 van het besluit gelden de volgende voorwaarden en bijzonderheden:
Voorwaarden:
- a.Voortzetting buitenlandse pensioenregeling
De Nederlandse werkgever en de werknemer zetten de opbouw van aanspraken ingevolge de buitenlandse pensioenregeling van de werknemer voort.
- b.Fiscale eisen buitenland
De belastingwetten van de EU-lidstaat of het EER-land komen naar aard en strekking overeen met de Nederlandse loonbelasting of inkomstenbelasting. Die wetten beschouwen de buitenlandse regeling als een pensioenregeling.
- c.Juridisch karakter regeling
De voort te zetten regeling betreft een aanvullende pensioenregeling. De regeling valt derhalve niet onder Verordening (EG) nr. 883/2004.
- d.Uitvoerder regeling
Het buitenlandse pensioen is verzekerd bij een pensioenverzekeraar als bedoeld in artikel 19a, eerste lid, van de Wet LB. Het pensioen mag ook verzekerd zijn bij een werkgever in de uitzendstaat die volgens de wetten van die staat een in die staat toegelaten uitvoerder van collectieve pensioenregelingen is. De werkgever moet in dat geval voor de uitvoering van de pensioenregeling onderworpen zijn aan een vorm van overheidstoezicht.
- e.Andere pensioenregelingen
De aanwijzing geldt alleen voor zover de werknemer ter zake van de in Nederland uitgeoefende dienstbetrekking geen pensioen opbouwt in een andere pensioenregeling dan de aangewezen regeling. Aanwijzing van een buitenlandse regeling laat de mogelijkheid onverlet om ter zake van het loon een aanvullende Nederlandse pensioenregeling toe te zeggen zolang de aanspraken uit de beide pensioentoezeggingen tezamen binnen de grenzen blijven van hoofdstuk IIB van de Wet LB.
- f.Eisen indiening verzoek
Werkgever en werknemer dienen een verzoek om aanwijzing in bij de inspecteur. In het verzoek verklaren werkgever en werknemer dat is voldaan aan de hiervoor onder a tot en met e genoemde voorwaarden. Voorts verstrekken zij bij het verzoek de volgende gegevens:
- –
de naam, het adres en het loonbelastingnummer van de werkgever.
- –
de voor de werkgever bevoegde inspecteur.
- –
naam, adres en sofinummer of BSN van de werknemer.
- –
de staat van waaruit de werknemer wordt uitgezonden en waar hij pensioen opbouwt.
Bijzonderheden:
- g.Toelichting op begrip voortzetting
Het begrip ‘voortzetting van de pensioenregeling’ omvat voor de toepassing van dit besluit ook de situatie waarin de volgende drie momenten in de tijd samenvallen:
- –
het moment van indiensttreding bij de uitzendende werkgever,
- –
het moment van toetreding tot de buitenlandse pensioenregeling en
- –
het moment van de tewerkstelling in Nederland.
Van voortzetting is geen sprake als de pensioenregeling alleen geldt voor werknemers in het buitenland. Zie hierbij Hof ’s-Hertogenbosch 2 april 2010, nr. 09/00084 (ECLI:NL:GHSHE:BM4410).
- h.Duur aanwijzing
De aanwijzing geldt voor de periode van tewerkstelling, maar niet langer dan voor maximaal 5 jaar.
- i.Fiscale faciliëring in Nederland
De fiscale faciliëring in Nederland zal na de aanwijzing gelijk zijn aan hetgeen wettelijk is toegestaan in de EU-lidstaat of het EER-land waar de werknemer deelneemt in de voort te zetten regeling. Dit houdt in dat Nederland dezelfde vrijstelling van de genoten pensioenaanspraken verleent als de belastingwetten in de detacherende staat toestaan. Onder het begrip vrijstelling valt hier ook de aftrek van het (loon)inkomen van werknemersbijdragen aan de regeling. Het Nederlandse loon en het Nederlandse belastbaar inkomen worden met hetzelfde bedrag verlaagd als in de staat van deelneming zou geschieden als de werknemer in die staat zou werken.
- j.Aanwijzing door de inspecteur
De inspecteur wijst de regeling aan zonder inhoudelijke toetsing van de voorwaarden voor aanwijzing, tenzij hij beschikt over aanwijzingen dat niet aan die voorwaarden is voldaan. Zie hierbij ook onderdeel l.
- k.Gedeeltelijke afkoop na tewerkstelling
Indien de werknemer na afloop van de tewerkstelling het pensioen afkoopt, zal de ontvanger overgaan tot invordering van eventuele, aan de werknemer opgelegde en nog openstaande conserverende aanslagen. Hij trekt dan het verleende uitstel voor deze aanslagen in. Hiervoor bestaat mijns inziens geen reden in het geval dat de werknemer gebruik maakt van een gebruikelijke, in de pensioenregeling voorziene, mogelijkheid van een gedeeltelijke afkoop van het pensioen. Ik acht het dan ook in overeenstemming met een redelijke wetstoepassing dat de ontvanger in een dergelijk geval het uitstel niet intrekt. Voorwaarde hiervoor is dat het niet afgekochte deel van de waarde van de pensioenaanspraak uitgedrukt in de totale waarde daarvan ten minste gelijk is aan het percentage dat de Nederlandse diensttijd uitmaakt van de totale diensttijd in de regeling. Op deze wijze wordt het afgekochte bedrag bij de afwikkeling van de conserverende aanslagen geacht volledig betrekking te hebben op de buiten Nederland doorgebrachte diensttijd.
Inhoudelijke toetsing
- l.Eisen indiening verzoek inhoudelijke toetsing
In afwijking van de onderdelen f en j kunnen de Nederlandse werkgever en de werknemer desgewenst gezamenlijk bij het verzoek vragen om inhoudelijke toetsing van de voorwaarden voor de aanwijzing. Zij voegen dan bij het verzoek zodanige stukken en gegevens – desgevraagd in de Nederlandse taal – dat daaruit aannemelijk wordt dat zij voldoen of zullen voldoen aan de onderdelen a tot en met e en h tot en met i van deze bijlage. Het verdient aanbeveling om in ieder geval de volgende stukken en gegevens bij het verzoek te voegen:
- 1.
bewijs van de tewerkstelling.
- 2.
een verklaring van de pensioenuitvoerder van de buitenlandse regeling waaruit blijkt dat de regeling voldoet aan voorwaarde b van deze bijlage.
- 3.
een kopie van de buitenlandse regeling.
- 4.
bewijs van de voortzetting van de deelneming in de buitenlandse regeling (zie de onderdelen a en g van deze bijlage).
- 5.
de volgende gegevens:
- –
de naam, het adres en het loonbelastingnummer van de werkgever.
- –
de voor de werkgever bevoegde inspecteur.
- –
naam, adres en sofinummer of BSN van de werknemer.
- 6.
een beschrijving van de buitenlandse wijze van fiscale faciliëring van de regeling.
- 7.
een verklaring waaruit blijkt dat men verzoekt om toepassing van dit onderdeel (l) van deze bijlage.
De inspecteur kan om nadere gegevens vragen voor zover die nodig zijn om de toetsing te kunnen uitvoeren. De inspecteur wijst na de toetsing de pensioenregeling aan of deelt bij afwijzing van het verzoek gemotiveerd de redenen daarvoor mee aan de werkgever.