De dwangsom in het burgerlijk recht
Einde inhoudsopgave
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/16.2.6:16.2.6 Wewer/Nije
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/16.2.6
16.2.6 Wewer/Nije
Documentgegevens:
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem, datum 19-12-2006
- Datum
19-12-2006
- Auteur
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem
- JCDI
JCDI:ADS381574:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Wanneer alleen de appelrechter een dwangsom oplegt, zoals het geval was in Hof 's-Gravenhage 10 juli 1986, NJ 1987, 1010, ligt het antwoord op deze vraag natuurlijk voor de hand.
Zie ook HR 25 juli 1993, NJ 1993, 629(Wewer/Nije).
Hierboven kwam het arrest inzake Wewer/Nije al aan de orde waar ik de conclusie van A-G Bakels voor het arrest van de Hoge Raad inzake TelfortfScaramea (HR 31 mei 2002, NJ2003, 343) besprak, zie 13.5.4.2.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
De vraag wie beschouwd moet worden als de rechter die de dwangsom heeft opgelegd, is evenmin steeds eenvoudig te beantwoorden; twijfel kan bijvoorbeeld rijzen in zaken waarin in meer dan één instantie is geprocedeerd.1 In de zaak Wewer/Nije gaf het Benelux-Gerechtshof voor het laatstgenoemde geval een aantal algemene aanwijzingen.
Indien de rechter in eerste aanleg aan één of meer door hem uitgesproken hoofdveroordelingen een veroordeling tot betaling van een dwangsom heeft verbonden en vervolgens de rechter in hoger beroep in enigerlei vorm ook tot een of meer hoofdveroordelingen en een daaraan verbonden dwangsomveroordeling komt, heeft als regel naar het oordeel van het Benelux-Gerechtshof te gelden dat de rechter in eerste aanleg de rechter is, als bedoeld in art. 611d Rv. Dit wordt alleen anders wanneer het dictum van de beslissing in hoger beroep:
a.uitdrukkelijk is uitgesproken, dan wel uit het dictum onmiskenbaar blijkt dat de appelrechter de uitspraak in eerste aanleg op het stuk van de hoofdveroordeling waaraan de dwangsomveroordeling was verbonden èf de dwangsomveroordeling geheel of ten dele vernietigt, en op een van deze punten een afwijkende beslissing heeft gegeven, of
b.de appelrechter met instandhouding van de hoofdveroordeling en dwangsom in eerste aanleg een nieuwe hoofdveroordeling heeft uitgesproken en daaraan hetzij een nieuwe dwangsom, hetzij de reeds door de rechter in eerste aanleg opgelegde dwangsom heeft verbonden, in welk geval de appelrechter ook ten aanzien van de door hem in stand gehouden hoofdveroordeling van de eerste rechter met de daaraan verbonden dwangsom heeft te gelden als de rechter die de dwangsom heeft opgelegd.
Het oordeel van het Benelux-Gerechtshof komt erop neer dat uitsluitend bij een eenvoudige bekrachtiging van het vonnis in eerste aanleg de rechter in eerste aanleg geldt als de rechter die de dwangsom heeft opgelegd.2 De redactie van de uitspraak, als zou als hoofdregel de rechter in eerste aanleg als bevoegde rechter worden beschouwd, is dus enigszins verwarrend: ook een geringe gedeeltelijke wijziging van hoofd- of dwangsomveroordeling of een aanvulling van de hoofdveroordeling onder instandhouding van de dwangsom, leidt immers tot de conclusie dat de appelrechter als dwangsomrechter moet worden beschouwd.3