Hof Arnhem-Leeuwarden, 27-08-2013, nr. 200.113.386/01
ECLI:NL:GHARL:2013:6338, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
27-08-2013
- Zaaknummer
200.113.386/01
- Roepnaam
TVM Zakeljk
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Verbintenissenrecht (V)
Verkeersrecht (V)
Verzekeringsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2013:6338, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 27‑08‑2013
Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:83, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
Uitspraak 27‑08‑2013
Inhoudsindicatie
WAM-verzekering. Bij het ontbreken van een alcoholclausule in de polisvoorwaarden kan schade als gevolg van het besturen van een auto onder invloed van alcohol door de verzekeraar niet onder de clausule worden gebracht die schade als gevolg van voorwaardelijk opzet uitsluit van dekking. Toepassing van HR 13 januari 2006, LJN: AU3715, NJ 2006, 282.
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.113.386/01
(zaaknummer rechtbank Leeuwarden 115371 / HA ZA 11-655)
arrest van de tweede kamer van 27 augustus 2013
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: [appellant],
advocaat: mr. R. Tamourt, kantoorhoudend te Heerenveen,
tegen
TVM zakelijk N.V., handelend onder de naam TVM Verzekeringen,
gevestigd te Hoogeveen,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
advocaat: mr. H.N. Kuiper, kantoorhoudend te Hoogeveen.
1. Het geding in eerste aanleg
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis van 15 augustus 2012 van de rechtbank Leeuwarden
2. Het geding in hoger beroep
2.1
Het verloop van de procedure is als volgt:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 5 september 2012,
- de memorie van grieven,
- de memorie van antwoord.
2.2
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
2.3
De vordering van [appellant] luidt:
"om bij arrest, voor zover wettelijk mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis van de Rechtbank Leeuwarden, sector Civiel Recht van 15 augustus 2012 met zaak/rolnummer: 115371 \ CV EXPL 11-655, tussen partijen gewezen, zo nodig onder verbetering der gronden, te vernietigen en opnieuw recht doende, de vordering(en) van geïntimeerden af te wijzen; althans zodanig te beslissen als uw Gerechtshof in goede justitie zal vermenen te behoren, me veroordeling van geïntimeerde in de kosten van het geding in beide instanties."
2.4
Gelet op artikel CIII van de Wet herziening gerechtelijke kaart (Staatsblad 2012, 313) wordt in deze voor 1 januari 2013 aanhangig gemaakte zaak uitspraak gedaan door het hof Arnhem-Leeuwarden, vestiging Leeuwarden.
3. De beoordeling
Partijwijziging
3.1.
[appellant] heeft in eerste aanleg de onderlinge waarborgmaatschappij TVM U.A. gedagvaard. Bij conclusie van repliek heeft TVM medegedeeld dat haar rechtsvorm per 1 januari 2012 is gewijzigd van onderlinge waarborgmaatschappij in coöperatie. Het bestreden vonnis is vervolgens gewezen tussen [appellant] en de coöperatie TVM U.A. In hoger beroep heeft [appellant] de dagvaarding uitgebracht aan de coöperatie TVM U.A.
3.2.
In de memorie van antwoord heeft de coöperatie TVM U.A. aangegeven dat haar verzekeringsactiviteiten zijn ondergebracht in twee dochtermaatschappijen en dat de verzekeringsovereenkomst waar deze procedure betrekking op heeft is ondergebracht in de naamloze vennootschap TVM zakelijk N.V., handelend onder de naam TVM Verzekeringen.
Nu niet is gebleken van bezwaren tegen deze partijwisseling zal het hof TVM zakelijk NV (verder aan te duiden als TVM) als geïntimeerde aanmerken.
De feiten
3.3.
Tegen de weergave van de vaststaande feiten in de rechtsoverwegingen 2.1. tot en met 2.10. van genoemd vonnis van 15 augustus 2012 is geen grief ontwikkeld en ook anderszins is niet van bezwaren daartegen gebleken, zodat ook in hoger beroep van die feiten, voor zover thans nog van belang, zal worden uitgegaan. Deze feiten, aangevuld met een in hoger beroep vaststaand feit, luiden als volgt.
3.4.
Op 30 oktober 2008 omstreeks 22.05 uur is een door [appellant] bestuurde personenauto, met kenteken [kenteken], op de openbare weg [de weg] in botsing gekomen met een voor hem rijdende en door [betrokkene] (hierna te noemen: [betrokkene]) bestuurde personenauto met kenteken [kenteken]. [betrokkene] moest remmen om aan ander verkeer voorrang te verlenen. Omdat [appellant] met zijn auto onvoldoende afstand hield tot de auto van [betrokkene], kon hij zijn voertuig niet tijdig tot stilstand brengen en is hij achterop de auto van [betrokkene] gereden, waarbij laatstgenoemde auto beschadigd is geraakt. Tevens heeft [betrokkene] bij de botsing letsel opgelopen.
3.5.
[appellant] en [betrokkene] hebben na het ongeval een aanrijdingsformulier ingevuld. Hierop heeft [appellant] onder meer geschreven: "Ik heb er bovenop gezeten met alcohol op" en "Reed met alcohol op. Zal wel een politierapport volgen."
3.6.
De politie heeft een onderzoek ingesteld en heeft een proces-verbaal misdrijf tegen [appellant] opgemaakt. Hierin is onder meer vermeld:
"(…)
Eerste contact + waarneming gedrag
Ik, [verbalisant], sprak de bestuurder aan. Ik had op donderdag 30 oktober 2008 te 22.15 uur, het eerste directe contact met deze bestuurder leidend tot verdenking van een gedraging in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994. Ik nam waar, dat:
- De adem van de bestuurder naar het inwendig gebruik van alcoholhoudende drank rook.
- Ik zag dat de bestuurder bloeddoorlopen ogen had.
- Ik hoorde dat de bestuurder met dubbele tong sprak.
- Ik zag dat de bestuurder onvast ter been was.
(…)
Ademanalyse voltooid onderzoek
Dit heeft geleid tot een voltooid ademonderzoek, overeenkomstig de als bijlage bijgevoegde afdruk, genummerd 00340.
Aan de verdachte is aanstonds medegedeeld, dat het onderzoeksresultaat van de ademanalyse van zijn adem, 840.0 ug/l bedroeg. (…)"
3.7.
[appellant] was ten tijde van de aanrijding bij TVM verzekerd tegen wettelijke aansprakelijkheid. [appellant] heeft van TVM een polisblad, gedateerd 3 december 2007, ontvangen, waarin wordt verwezen naar de Algemene Polisvoorwaarden PP 01012006 en waarin als ingangsdatum 29 november 2007 wordt genoemd.
In de Algemene Polisvoorwaarden PP 01012006 van TVM is onder meer bepaald:
"ARTIKEL 4. Uitsluitingen
Van de verzekering is uitgesloten:
(…)
4.9.
Opzet
De schade of het ongeval, welke met opzet, voorwaardelijk opzet of goedvinden van een verzekerde is veroorzaakt.
(…)
ARTIKEL 24. Verhaalsrecht
Als de Maatschappij op grond van de W.A.M. of een buitenlandse wet jegens de benadeelde vergoeding verschuldigd wordt van een schade waarvoor geen dekking bestaat, dan heeft de Maatschappij het recht het door haar verschuldigde met inbegrip van de kosten te verhalen op de verzekerde en/of de verzekeringnemer voor wie geen dekking bestaat. (…)"
3.8.
In mei 2009 heeft de Pals Groep, als belangenbehartiger van benadeelde [betrokkene], zich tot TVM gewend voor een schaderegeling. In november 2010 is een vaststellingsovereenkomst gesloten. Ingevolge deze vaststellingsovereenkomst heeft TVM aan [betrokkene]/Pals Groep in totaal een bedrag van € 25.315,57 betaald. Dit bedrag bestaat uit de volgende componenten: (i) letselschade ad € 20.000,-, (ii) schade aan de auto van [betrokkene] ad € 1.341,58 en (iii) buitengerechtelijke incassokosten voor Pals Groep ad
€ 3.973,99.
3.9.
TVM heeft [appellant] bij brieven van 26 april 2011 en 14 juni 2011 aansprakelijk gesteld voor voornoemde schade, welke zij aan de benadeelde partij heeft uitgekeerd. [appellant] is vervolgens niet tot betaling overgegaan.
Het geschil in eerste aanleg
3.10.
TVM heeft gevorderd dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [appellant] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 25.315,57, vermeerderd met een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten van € 3.797,34, althans een door de rechtbank vast te stellen redelijk bedrag dat in overeenstemming is met het Rapport Voorwerk-II, vermeerderd met de wettelijke rente over voorgaande bedragen vanaf de schadedatum, althans de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding, daaronder begrepen de nakosten en in voorkomend geval de betekeningskosten en de wettelijke rente over de nakosten.
3.11.
De rechtbank heeft de vorderingen van TVM toegewezen, met dien verstande dat de veroordeling in de buitengerechtelijke kosten is beperkt tot een bedrag van € 1.158,00 en de ingangsdatum van de wettelijke rente over de hoofdsom is bepaald op 20 september 2011.
De grieven
3.12.
[appellant] heeft in grief 1 aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat hij door te gaan rijden na (aanzienlijk) alcoholgebruik willens en wetens de aanmerkelijke kans op het ontstaan van een verkeersongeval heef aanvaard en dat er daarmee sprake is van voorwaardelijk opzet dat op grond van artikel 4.9 van de polisvoorwaarden leidt tot uitsluiting van dekking van de schade. Hij heeft betoogd, dat wanneer TVM het veroorzaken van schade onder invloed van alcohol van dekking van de verzekering had willen uitsluiten, zij daar afzonderlijk een bepaling in de algemene voorwaarden voor had moeten opnemen. Volgens hem gaat het om de vraag welke betekenis partijen redelijkerwijs aan de polisvoorwaarden van 2006 mochten hechten en wat partijen bij het sluiten van de overeenkomst van elkaar mochten verwachten. Indien er onduidelijkheid is over welke polisvoorwaarde van toepassing is en hoe deze uitgelegd dient te worden, dient naar zijn mening deze onduidelijkheid voor de verzekeraar te blijven. Daar TVM in de polisvoorwaarden gebruik van alcohol niet als uitsluitingsgrond heeft opgenomen mocht hij er op vertrouwen dat de schade in dit geval wel onder de dekking valt, aldus [appellant].
3.13.
TVM heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat sprake is van voorwaardelijk opzet aan de zijde van [appellant], omdat hij willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er een aanrijding zou plaatsvinden door na het nuttigen van een aanzienlijke hoeveelheid alcoholhoudende drank in zijn auto te stappen en daarmee te gaan rijden. Het is volgens TVM een feit van algemene bekendheid dat alcohol de rijvaardigheid negatief beïnvloedt. Verder heeft TVM benadrukt dat het de verzekeraar vrij staat om tegenover haar verzekeringnemer de grenzen aan te geven waarbinnen zij dekking wil verlenen. In de van toepassing zijnde polisvoorwaarden PP01012006 heeft TVM schade als gevolg van voorwaardelijk opzet nadrukkelijk uitgesloten, aldus TVM.
3.14.
Het hof stelt vast dat in de van toepassing zijnde polisvoorwaarden PP01012006 TVM weliswaar voorwaardelijk opzet heeft uitgesloten van dekking, maar dat de polisvoorwaarden geen zogenaamde alcoholclausule bevatten, waarin expliciet schade als gevolg van het rijden onder invloed van alcohol van dekking is uitgesloten. De vraag die moet worden beantwoord is of bij het ontbreken van een dergelijke clausule schade als gevolg van het rijden onder invloed van alcohol valt onder de uitsluiting van dekking als gevolg van voorwaardelijk opzet.
3.15.
Uitgangspunt voor de beantwoording van deze vraag vormt het arrest van de Hoge Raad van 13 januari 2006, LJN: AU3715, NJ 2006, 282. De Hoge Raad heeft in dat arrest, met verwijzing naar de conclusie van Advocaat-generaal L. Strikwerda, geoordeeld dat niet kan worden gezegd dat het algemene publiek dat een WAM-verzekering afsluit, geacht kan worden te weten of uit voor ieder toegankelijke bronnen te weten kan komen dat veelal in WAM-verzekeringen dekking is uitgesloten voor schade die is toegebracht door de verzekerde auto terwijl de bestuurder daarvan meer alcohol in zijn bloed had dan het wettelijk toegestane promillage.
3.16.
Gelet hierop heeft óók [appellant] heeft dus redelijkerwijs niet hoeven te begrijpen dat de door hem veroorzaakte schade van dekking onder de WAM-verzekering was uitgesloten. Derhalve komt TVM in dit geval geen beroep toe op de uitsluitingsclausule ter zake van voorwaardelijk opzet.
3.17.
Dat betekent dat grief 1 slaagt.
3.18.
Nu grief 1 slaagt, behoeft grief 2 geen bespreking.
3.19.
Door het slagen van grief 1 brengt de devolutieve werking van het hoger beroep met zich dat de niet prijsgegeven stellingen van TVM in eerste aanleg, voor zover niet al besproken bij grief 1, thans nog beoordeeld moeten worden.
3.20.
Het hof stelt in dat verband vast dat TVM in hoger beroep heeft erkend dat tussen partijen onbetwist vast staat dat de polisvoorwaarden PP 01012006 van toepassing zijn en niet de polisvoorwaarden PP 01012008 (zie memorie van antwoord punten 20 en 21).
3.21.
Verder biedt artikel 15 van de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen alleen een mogelijkheid tot verhaal op de aansprakelijke persoon van door de verzekeringsmaatschappij aan de benadeelde vergoede schade voor zover de aansprakelijkheid voor die schade niet door de verzekering was gedekt. Zoals hiervoor is overwogen doet deze situatie zich in dit geval niet voor.
3.22.
Derhalve moet worden geoordeeld dat TVM ook geen andere stellingen naar voren heeft gebracht die toewijzing van haar vorderingen rechtvaardigen.
Slotsom
3.23.
Het hoger beroep slaagt en het hof zal het vonnis van de rechtbank van 15 augustus 2012 vernietigen en de vorderingen van TVM in eerste aanleg alsnog afwijzen.
TVM zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep.
De kosten van de procedure in eerste aanleg worden aan de zijde van [appellant] begroot op € 640,- aan griffierecht en € 1.158,- (2 punten, tarief III, € 579,- per punt) aan geliquideerd salaris voor de advocaat. De kosten van de procedure in hoger beroep worden begroot op € 666,- aan griffierecht, € 101,64 aan explootkosten en € 1.158,- (1 punt, tarief III, € 1.158,-per punt) aan geliquideerd salaris voor de advocaat.
De beslissing
Het gerechtshof, rechtdoende in hoger beroep:
vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 15 augustus 2012,
en opnieuw recht doende:
wijst de vorderingen van TVM af,
veroordeelt TVM in de kosten van het geding in beide instanties, te weten:
- de kosten van de procedure in eerste aanleg tot heden begroot op € 640,- aan griffierecht en € 1.158,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat,
- de kosten van de procedure in hoger beroep tot heden begroot op € 666,- aan griffierecht, € 101,64 aan explootkosten en € 1.158,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat,
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mr. B.J.H. Hofstee, mr. K.M. Makkinga en mr. R.A. van der Pol en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 27 augustus 2013.