Bedrijfsopvolging bij natuurlijke personen
Einde inhoudsopgave
Bedrijfsopvolging bij natuurlijke personen (FM nr. 141) 2013/4.2.4.3.b:4.2.4.3.b Legitimiteit
Bedrijfsopvolging bij natuurlijke personen (FM nr. 141) 2013/4.2.4.3.b
4.2.4.3.b Legitimiteit
Documentgegevens:
Dr. Y.M Tigelaar-Klootwijk, datum 01-09-2013
- Datum
01-09-2013
- Auteur
Dr. Y.M Tigelaar-Klootwijk
- JCDI
JCDI:ADS351608:1
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Bij een bedrijfsoverdracht zijn twee partijen relevant: de overdrager en de overnemer. De overdrager kan worden geconfronteerd met kapitaalmarktimperfecties waar het betreft de financiering van de verschuldigde belastingclaim als gevolg van een bedrijfsoverdracht. Het is de erflater die op grond van art. 4.16, eerste lid, onderdeel e, Wet IB 2001 de ab-heffing is verschuldigd. Deze belasting moet uit de nalatenschap worden voldaan. Indien er geen middelen beschikbaar zijn om de belasting te voldoen, kan het noodzakelijk zijn de middelen daarvoor aan de vennootschap te onttrekken. Dit kan de continuïteit van de vennootschap in gevaar brengen. Toepassing van een doorschuiffaciliteit lost het liquiditeitsprobleem op. De belastingclaim wordt immers doorgeschoven naar de voortzetter(s). Ten aanzien van de overdrager kan aldus worden geconcludeerd dat doorschuiffaciliteiten legitiem kunnen zijn. Hierbij past de kanttekening dat van de regeling ook gebruik wordt gemaakt door belastingplichtigen die niet te maken hebben met liquiditeitsproblemen. Hiervoor wordt verwezen naar de toetsing aan doelmatigheid.
De toetsing aan legitimiteit is voor de overnemer van een andere orde. De overnemer kan worden geconfronteerd met een liquiditeitsprobleem bij het overnemen van ab-aandelen. Dit betreft evenwel niet zozeer de belastingclaim, maar de financiering van de koopprijs. Aangezien de materie hier hetzelfde is als in de situatie waarbij de IB-ondernemer komt te overlijden, verwijs ik naar paragraaf 4.2.3.3.b. Mijn conclusie was daar dat overheidsingrijpen bezien vanuit de positie van de overnemer alleen legitiem is indien de vordering (gedeeltelijk) opeisbaar is bij overlijden. Dit is afhankelijk van het antwoord op de vraag of er een testament is en zo ja, wat in het testament is bepaald. Dit geldt ten aanzien van de ab-aandelen in overeenkomstige zin. Een doorschuiffaciliteit draagt evenwel beperkt bij aan het oplossen van een financieringsprobleem. Toepassing van een doorschuiffaciliteit leidt alleen maar tot een lagere overnamesom.
Er kunnen zich bij het overlijden van de ab-houder ook verstoringen voordoen als gevolg van onvolkomenheden in de belastingwetgeving. Indien de ab-aandelen van een belastingplichtige als gevolg van het aangaan van een huwelijk tot de huwelijksgemeenschap gaan behoren, leidt dit op grond van art. 4.16, eerste lid, onderdeel e, Wet IB 2001 tot een fictieve vervreemding. Civielrechtelijk verandert er evenwel niets. De oorspronkelijke ab-houder blijft bestuursbevoegd (art. 1:97, eerste lid, BW). Ook feitelijk bezien zal er niets veranderen. Bij de toetsing aan legitimiteit van art. 4.17 Wet IB 2001 heb ik dan ook geconcludeerd dat een doorschuifbepaling bij het aangaan van het huwelijk legitiem is. Indien op een later moment de echtgenote van de bestuursbevoegde ab-houder komt te overlijden leidt dit ook weer tot heffing (art. 4.16, eerste lid, onderdeel e, Wet IB 2001). Indien de aandelen toekomen aan de bestuursbevoegde echtgenoot is het legitiem indien daarop een doorschuiffaciliteit kan worden toegepast.