De dwangsom in het burgerlijk recht
Einde inhoudsopgave
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/10.1.8:10.1.8 Discretionaire bevoegdheid
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/10.1.8
10.1.8 Discretionaire bevoegdheid
Documentgegevens:
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem, datum 19-12-2006
- Datum
19-12-2006
- Auteur
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem
- JCDI
JCDI:ADS376706:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
BenGH 17 december 1992, NJ 1993, 545, (APC/Bisoux), m.nt. Snijders.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Wanneer de hiervoor omschreven prealabele kwesties daartoe aanleiding geven, komt men vervolgens toe aan de bespreking van de vaststelling van de dwangsom-veroordeling in het individuele geval en de vrijheid die de rechter in dit verband is toegekend.
Wat de omvang van de discretionaire bevoegdheid betreft is de rechter allereerst vrij wat betreft de hoogte van de dwangsomveroordeling. Is in de procedure eenmaal een dwangsom gevorderd, dan is de rechter aan die vordering niet gebonden: de rechter kan niet alleen een lagere dwangsom dan gevorderd opleggen, maar ook een hogere, zo blijkt uit het arrest van het Benelux-Gerechtshof APC/Bisoux.1 Rechtvaardiging voor dit oordeel wordt veelal gevonden in het maatschappelijk belang dat in het algemeen bij naleving van vonnissen bestaat. Mijns inziens is een nog wezenlijker rechtvaardiging gelegen in de bijzondere aard van de dwangsom als dwangmiddel en de taak van de rechter om een optimale preventieve werking daarvan te waarborgen.