Rb. Haarlem, 18-12-2009, nr. 15/996540-06
ECLI:NL:RBHAA:2009:BK7180, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Haarlem
- Datum
18-12-2009
- Zaaknummer
15/996540-06
- LJN
BK7180
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBHAA:2009:BK7180, Uitspraak, Rechtbank Haarlem, 18‑12‑2009; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHAMS:2012:BY5525, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 18‑12‑2009
Inhoudsindicatie
Vastgoedfraude; Klimop; valsheid in geschrift; witwassen; criminele organisatie; feitelijk leidinggeven; projectontwikkeling. De rechtbank veroordeelt verdachte wegens het tezamen met zijn medeverdachte feitelijk leidinggeven aan medeplegen van valsheid in geschrift, medeplegen van witwassen en deelneming aan een criminele organisatie tot een gevangenisstraf van 16 maanden. Bij de straftoemeting heeft de rechtbank in het voordeel van verdachte onder meer rekening gehouden met het feit dat hij - zij het nadat hij geconfronteerd werd met een overdaad aan bewijsmateriaal - openheid van zaken heeft gegeven, hij zich heeft laten gebruiken door personen die zowel in zakelijk als in persoonlijk opzicht een grote mate van overwicht op verdachte hadden, het te veel betaalde geld niet, althans niet in overwegende mate, naar verdachte of zijn ondernemingen is doorgesluisd en het feit dat verdachte als eerste van vele verdachten in het onderhavige grootschalige fraudeonderzoek, bekend onder de naam "Klimop", in het openbaar terecht staat, waardoor hij onevenredig veel publicitaire aandacht heeft gekregen. Daarnaast worden ook zijn vennootschappen gestraft voor dezelfde strafbare feiten als waarvoor verdachte terecht staat. Ten nadele van verdachte heeft de rechtbank meegewogen dat verdachte opzettelijk heeft meegewerkt aan een grove benadeling van het [benadeelde] door samen met anderen, veelvuldig valse documenten op te stellen en te doen opstellen, waardoor geldstromen in een juridisch kader werden geplaatst met de bedoeling om de ware aard van die geldstromen te verhullen. Verdachte heeft dit gedurende een aantal jaren meerdere malen gedaan en heeft ook zelf, in financieel en zakelijk opzicht, geprofiteerd van deze praktijken doordat de onderneming van verdachte opdracht kreeg tot het ontwikkelen van grote en prestigieuze bouwwerken waarvoor riant werd betaald. De schaal waarop dit gebeurde - met name gelet op de hoogte van de bedragen die ermee gemoeid waren - is ongekend in het Nederlandse zakenleven en heeft grote schade toegebracht, niet alleen aan [benadeelde], maar ook aan het vertrouwen dat in het zakendoen in het algemeen en in deze zaak met name in de sfeer van het vastgoed, gesteld moet kunnen worden. De hele branche is mede door deze grootschalige fraudezaak als het ware besmeurd geraakt. Een straf in de vorm van een geldboete of in de vorm van een taakstraf is volgens de rechtbank niet aan de orde, nu dit onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten. De ernst van de feiten rechtvaardigt op zichzelf de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar. De hiervoor genoemde feiten omtrent de persoon van de verdachte en omtrent de door hem gegeven openheid van zaken hebben een matigende werking op de strafmaat. Die matiging wordt bepaald op 1/3 van de hiervoor genoemde twee jaar.
Partij(en)
RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/996540-06
Uitspraakdatum: 18 december 2009
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 17, 19, 20 november en 4 december 2009 in de zaak tegen:
VERDACHTE 1,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Feit 1
Primair (PROJECT HOLLANDSE MEESTER):
[handelsnaam verdachte 3 en 4] in of omstreeks de periode van 17 augustus 1999 tot en met 29 oktober 1999 te Capelle aan den IJssel en/of Hoevelaken, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een overeenkomst met de naam "overeenkomst inzake verkoop rechten uit optieovereenkomst van de "Stationslocatie" aan het Plein van de Verenigde Naties te Zoetermeer" tussen [handelsnaam verdachte 3 en 4] en [benadeelde] (D-0003/D-1331),
zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken en/of laten opmaken of vervalst en/of doen vervalsen en/of laten vervalsen, immers heeft/hebben die rechtspersoon [handelsnaam verdachte 3 en 4] en/of haar mededader(s) valselijk en/of in strijd met de waarheid
- -
zakelijk weergegeven-
in die overeenkomst opgenomen dat [benadeelde], de rechten uit de tussen [handelsnaam verdachte 3 en 4] en de gemeente Zoetermeer gesloten overeenkomst inzake optieverlening van/op een perceel grond aan het Plein van de Verenigde Naties te Zoetermeer koopt en/of overneemt van [handelsnaam verdachte 3 en 4] tegen betaling van een overeengekomen koopsom van Fl.5.000.000,- door [benadeelde], te betalen aan [handelsnaam verdachte 3 en 4], althans woorden van die aard en/of strekking,
terwijl in werkelijkheid de koopsom van Fl.5.000.000,- voor de overname van de rechten tussen [handelsnaam verdachte 3 en 4] en de gemeente Zoetermeer gesloten overeenkomst inzake optieverlening op het perceel grond aan het Plein van de Verenigde Naties te Zoetermeer niet (geheel) als koopsom ten goede is gekomen aan [handelsnaam verdachte 3 en 4], maar voor een bedrag van circa Fl.2.600.000,- (Euro 1.179.829,-), althans een (substantieel) geldbedrag, ten goede is gekomen aan [medeverdachte 8] en/of [Medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 9] en/of [Medeverdachte 2], althans een vergoeding betrof van circa Fl.2.600.000,- (Euro 1.179.829,-) voor [medeverdachte 8] en/of Medeverdachte 1 en/of [medeverdachte 9] en/of Medeverdachte 2, althans in die koopsom een vergoeding van circa Fl.2.600.000,- (Euro 1.179.829,-) ten behoeve van [medeverdachte 8] en/of [Medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 9] en/of [Medeverdachte 2] was begrepen,
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken, tot het plegen van bovenomschreven strafbare feit hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke vorenomschreven verboden gedraging hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, feitelijk leiding heeft gegeven;
Subsidiair
Hij in of omstreeks de periode van 17 augustus 1999 tot en met 29 oktober 1999 te Capelle aan den IJssel en/of Hoevelaken, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een overeenkomst met de naam "overeenkomst inzake verkoop rechten uit optieovereenkomst van de "Stationslocatie" aan het Plein van de Verenigde Naties te Zoetermeer" tussen [handelsnaam verdachte 3 en 4] en [benadeelde] (D-0003/D-1331),
zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken en/of laten opmaken of vervalst en/of doen vervalsen en/of laten vervalsen, immers heeft/hebben die rechtspersoon [handelsnaam verdachte 3 en 4] en/of haar mededader(s) valselijk en/of in strijd met de waarheid
- -
zakelijk weergegeven-
in die overeenkomst opgenomen dat [benadeelde], de rechten uit de tussen [handelsnaam verdachte 3 en 4] en de gemeente Zoetermeer gesloten overeenkomst inzake optieverlening van/op een perceel grond aan het Plein van de Verenigde Naties te Zoetermeer koopt en/of overneemt van [handelsnaam verdachte 3 en 4] tegen betaling van een overeengekomen koopsom van Fl.5.000.000,- door [benadeelde], te betalen aan [handelsnaam verdachte 3 en 4], althans woorden van die aard en/of strekking,
terwijl in werkelijkheid de koopsom van Fl.5.000.000,- voor de overname van de rechten tussen [handelsnaam verdachte 3 en 4] en de gemeente Zoetermeer gesloten overeenkomst inzake optieverlening op het perceel grond aan het Plein van de Verenigde Naties te Zoetermeer niet (geheel) als koopsom ten goede is gekomen aan [handelsnaam verdachte 3 en 4], maar voor een bedrag van circa Fl.2.600.000,- (Euro 1.179.829,-), althans een (substantieel) geldbedrag, ten goede is gekomen aan [medeverdachte 8] en/of [Medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 9] en/of [Medeverdachte 2], althans een vergoeding betrof van circa Fl.2.600.000,- (Euro 1.179.829,-) voor [medeverdachte 8] en/of [Medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 9] en/of [Medeverdachte 2], althans in die koopsom een vergoeding van circa Fl.2.600.000,- (Euro 1.179.829,-) ten behoeve van [medeverdachte 8] en/of [Medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 9] en/of [Medeverdachte 2] was begrepen,
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
Feit 2
Primair (PROJECT HOLLANDSE MEESTER):
[handelsnaam verdachte 3 en 4] in of omstreeks de periode van 3 december 1998 tot en met 3 december 1999 te Capelle aan den IJssel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
twee, althans een of meer, (winstdelings)overeenkomst(en) tussen [handelsnaam verdachte 3 en 4] en [Medeverdachte 9] (D-0091 en/of D-0008),
zijnde (telkens) (een) geschrift(en) dat/die bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken en/of laten opmaken of vervalst en/of doen vervalsen en/of laten vervalsen, immers heeft/hebben die rechtspersoon [handelsnaam verdachte 3 en 4] en/of haar mededader(s) valselijk en/of in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven- (telkens)
in die (winstdelings)overeenkomst(en) opgenomen(en) dat [handelsnaam verdachte 3 en 4] en [medeverdachte 9] een exclusief samenwerkingsverband zijn aangegaan dat erop is gericht om voor gezamenlijke rekening en risico de ontwikkeling van een kantoortoren en een parkeergarage te Zoetermeer aan het plein der Verenigde Naties (ook bekend onder de projectnaam "Hollandse Meester") ter hand te nemen, althans woorden van die aard en/of strekking,
en/of die (winstdelings)komst(en) gedateerd op 3 december 1998,
terwijl in werkelijkheid [medeverdachte 9] geen (reele) werkzaamheden heeft verricht en/of geen (financieel) risico heeft gelopen en/of er geen sprake is geweest van een (exclusief) samenwerkingsverband en/of er geen sprake is geweest van een gezamenlijke ontwikkeling van een kantoortoren en parkeergarage te Zoetermeer aan het plein der Vereningde Naties en/of er (ook) geen intentie is geweest tot een dergelijke samenwerking
en/of
die datum(s) van 3 december 1998 geantedateerd was/waren,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken, tot het plegen van bovenomschreven strafbare feit hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke vorenomschreven verboden gedraging hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, feitelijk leiding heeft gegeven;
Subsidiair
Hij in of omstreeks de periode van 3 december 1998 tot en met 3 december 1999 te Capelle aan den IJssel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
twee, althans een of meer, (winstdelings)overeenkomst(en) tussen [handelsnaam verdachte 3 en 4] en [medeverdachte 9] (D-0091 en/of D-0008),
zijnde (telkens) (een) geschrift(en) dat/die bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken en/of laten opmaken of vervalst en/of doen vervalsen en/of laten vervalsen, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) valselijk en/of in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven- (telkens)
in die (winstdelings)overeenkomst(en) opgenomen(en) dat [handelsnaam verdachte 3 en 4] en [medeverdachte 9] een exclusief samenwerkingsverband zijn aangegaan dat erop is gericht om voor gezamenlijke rekening en risico de ontwikkeling van een kantoortoren en een parkeergarage te Zoetermeer aan het plein der Verenigde Naties (ook bekend onder de projectnaam "Hollandse Meester") ter hand te nemen, althans woorden van die aard en/of strekking,
en/of die (winstdelings)komst(en) gedateerd op 3 december 1998,
terwijl in werkelijkheid [medeverdachte 9] geen (reele) werkzaamheden heeft verricht en/of geen (financieel) risico heeft gelopen en/of er geen sprake is geweest van een (exclusief) samenwerkingsverband en/of er geen sprake is geweest van een gezamenlijke ontwikkeling van een kantoortoren en parkeergarage te Zoetermeer aan het plein der Vereningde Naties en/of er (ook) geen intentie is geweest tot een dergelijke samenwerking
en/of
die datum(s) van 3 december 1998 geantedateerd was/waren,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
Feit 3
Primair (PROJECT HOLLANDSE MEESTER):
[handelsnaam verdachte 3 en 4] in of omstreeks de periode van 14 december 2001 tot en met 4 augustus 2003, te Hoevelaken en/of Heemstede en/of Den Haag en/of Capelle aan den IJssel en/of Bemmel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (van) een voorwerp, te weten een geldbedrag van circa Euro 1.179.829,- (Fl.2.600.000,-), (exclusief btw) in elk geval enig geldbedrag,
de werkelijke aard en/of de herkomst heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op het voorwerp was/waren en/of wie het voorhanden had/hadden (te weten [Medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 8] en/of [Medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 9])
door voor te wenden dat dit voorwerp was verkregen op basis van een (valse of vervalste) overeenkomst inzake verkoop rechten uit optieovereenkomst van de stationslocatie aan het plein van de Verenigde Naties te Zoermeer gesloten tussen [handelsnaam verdachte 3 en 4] en [benadeelde] (D-0003/D-1331)
en/of
door voor te wenden dat dat dit voorwerp was (door)betaald op basis van twee, althans een of meer, (valse of vervalste) (winstdelings)overeenkomst(en) gesloten tussen [medeverdachte 9] en [handelsnaam verdachte 3 en 4] (D-0091 en/of D-0008)
en/of
door dit voorwerp te storten op een derdengeldrekening van notaris [medeverdachte 7] (D-0014),
althans dit voorwerp voorhanden heeft gehad en/of heeft verworven en/of heeft overgedragen,
terwijl die rechtspersoon [handelsnaam verdachte 3 en 4] en/of haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat voorwerp (geheel of gedeeltelijk) onmiddellijk of middellijk afkomstig was uit enig misdrijf, tot het plegen van bovenomschreven strafbare feit hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opdracht hebben gegeven en/of aan welke bovenomschreven verboden gedraging hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, feitelijk leiding heeft gegeven;
Subsidiair
Hij in of omstreeks de periode van 14 december 2001 tot en met 4 augustus 2003, te Hoevelaken en/of Heemstede en/of Den Haag en/of Capelle aan den IJssel en/of Bemmel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (van) een voorwerp, te weten een geldbedrag van circa Euro 1.179.829,- (Fl.2.600.000,-), in elk geval enig geldbedrag,
de werkelijke aard en/of de herkomst heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op het voorwerp was/waren en/of wie het voorhanden had/hadden (te weten [Medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 8] en/of [Medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 9])
door voor te wenden dat dit voorwerp was verkregen op basis van een (valse of vervalste) overeenkomst inzake verkoop rechten uit optieovereenkomst van de stationslocatie aan het plein van de Verenigde Naties te Zoermeer gesloten tussen [handelsnaam verdachte 3 en 4] en [benadeelde] (D-0003/D-1331)
en/of
door voor te wenden dat dit voorwerp was (door)betaald op basis van twee, althans een of meer, (valse of vervalste) (winstdelings)overeenkomst(en) gesloten tussen [medeverdachte 9] en [handelsnaam verdachte 3 en 4] (D-0091 en/of D-0008)
en/of
door dit voorwerp te storten op een derdengeldrekening van [medeverdachte 7] (D-0014),
althans dit voorwerp voorhanden heeft gehad en/of heeft verworven en/of heeft overgedragen,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat voorwerp (geheel of gedeeltelijk) onmiddellijk of middellijk afkomstig was uit enig misdrijf;
Feit 4
Primair (PROJECT SOLARIS):
[handelsnaam verdachte 3 en 4] in of omstreeks de periode van 8 oktober 1999 tot en met 10 december 1999 te Capelle aan den IJssel en/of Hoeve en/of Den Haag en/of Bergschenhoek, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een (turnkey)overeenkomst met een daaraan gehechte stichtingskostenbegroting tussen [benadeelde], en [handelsnaam verdachte 3 en 4], handelend namens de nog op te richten [medeverdachte 13] (D-0006/D-1270),
zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken en/of laten opmaken of vervalst en/of doen vervalsen en/of laten vervalsen, immers heeft/hebben die rechtspersoon [handelsnaam verdachte 3 en 4] en/of haar mededader(s) valselijk en/of in strijd met de waarheid
- -
zakelijk weergegeven-
in die (turnkey)overeenkomst opgenomen dat [handelsnaam verdachte 3 en 4] en/of de nog op te richten [medeverdachte 13] het project "Werken aan de Maas" (ook bekend onder de projectnaam "Solaris") tegen een vergoeding van FL.127.500.000,-, waarin alle met het project gemoeide kosten zijn begrepen, overeenkomstig aan een aan die (turnkey)overeenkomst gehechte stichtingskostenbegroting, "turnkey" zal opleveren aan [benadeelde], althans woorden van die aard en/of strekking,
en/of
in die (turnkey)overeenkomst opgenomen een (bouw)claim d.d. 3 november 1999 van [betrokkene 2] (D-2049)
en/of
die (turnkey)overeenkomst gedateerd op 8 oktober 1999,
terwijl in werkelijkheid de bij dat project berekende stichtingskosten door/voor [benadeelde], en/of [handelsnaam verdachte 3 en 4] was/waren begroot op een bedrag van tussen de Fl.95.930.547,- (D-1252/D-2958) en Fl.98.495.864,- (D-2840), al dan niet te vermeerderen met de overeengekomen vergoeding van Fl.7.500.000,- voor [handelsnaam verdachte 3 en 4] en/of de nog op te richten [medeverdachte 13], althans de door [benadeelde], overeengekomen en/of te betalen vergoeding minder was dan de totaal in die (turnkey)overeenkomst opgenomen vergoeding van FL.127.500.000,-, althans dat in die vergoeding van Fl.127.500.000,- een vergoeding voor en/of betaling (van circa Euro 10.281.161,-) aan [medeverdachte 8] en/of [Medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 9] en/of [Medeverdachte 2] en/of [Medeverdachte 3] en/of een of meer andere(n) was begrepen,
en/of
die (bouw)claim van [betrokkene 2] niet bestond
en/of
die datum van 8 oktober 1999 geantedateerd was,
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken, tot het plegen van bovenomschreven strafbare feit hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke vorenomschreven verboden gedraging hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, feitelijk leiding heeft gegeven;
Subsidiair
Hij in of omstreeks de periode van 8 oktober 1999 tot en met 10 december 1999 te Capelle aan den IJssel en/of Hoevelaken en/of Den Haag en/of Bergschenhoek, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een (turnkey)overeenkomst met een daaraan gehechte stichtingskostenbegroting tussen [benadeelde], en [handelsnaam verdachte 3 en 4], handelend namens de nog op te richten [medeverdachte 13] (D-0006/D-1270),
zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken en/of laten opmaken of vervalst en/of doen vervalsen en/of laten vervalsen, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) valselijk en/of in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven -
in die (turnkey)overeenkomst opgenomen dat [handelsnaam verdachte 3 en 4] en/of de nog op te richten [medeverdachte 13] het project "Werken aan de Maas" (ook bekend onder de projectnaam "Solaris") tegen een vergoeding van FL.127.500.000,-, waarin alle met het project gemoeide kosten zijn begrepen, overeenkomstig aan een aan die (turnkey)overeenkomst gehechte stichtingskostenbegroting, "turnkey" zal opleveren aan [benadeelde], althans woorden van die aard en/of strekking,
en/of
in die (turnkey)overeenkomst opgenomen een (bouw)claim d.d. 3 november 1999 van [betrokkene 2] (D-2049)
en/of
die (turnkey)overeenkomst gedateerd op 8 oktober 1999,
terwijl in werkelijkheid de bij dat project berekende stichtingskosten door/voor [benadeelde], en/of [handelsnaam verdachte 3 en 4] was/waren begroot op een bedrag van tussen de Fl.95.930.547,- (D-1252/D-2958) en Fl.98.495.864,- (D-2840), al dan niet te vermeerderen met de overeengekomen vergoeding van Fl.7.500.000,- voor [handelsnaam verdachte 3 en 4] en/of de nog op te richten [medeverdachte 13], althans de door [benadeelde], overeengekomen en/of te betalen vergoeding minder was dan de totaal in die (turnkey)overeenkomst opgenomen vergoeding van FL.127.500.000,-, althans dat in die vergoeding van Fl.127.500.000,- een vergoeding voor en/of betaling (van circa Euro 10.281.161,-) aan [medeverdachte 8] en/of [Medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 9] en/of [Medeverdachte 2] en/of [Medeverdachte 3] en/of een of meer andere(n) was begrepen,
en/of
die (bouw)claim van [betrokkene 2] niet bestond
en/of
die datum van 8 oktober 1999 geantedateerd was,
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
Feit 5
Primair
(PROJECT SOLARIS):
[handelsnaam verdachte 3 en 4] in of omstreeks de periode van 21 september 1999 tot en met 31 december 2002 te Capelle aan den IJssel en/of Den Haag en/of Bemmel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een (ontwikkelings)overeenkomst tussen [handelsnaam verdachte 3 en 4] en [medeverdachte 9] (D-0010),
zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken en/of laten opmaken of vervalst en/of doen vervalsen en/of laten vervalsen, immers heeft/hebben die rechtspersoon [handelsnaam verdachte 3 en 4] en/of haar mededader(s) valselijk en/of in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven-
in die (ontwikkelings)overeenkomst opgenomen dat [handelsnaam verdachte 3 en 4] en [medeverdachte 9] een exclusief samenwerkingsverband zijn aangegaan dat erop is gericht om voor gezamenlijke rekening en risico de ontwikkeling van zes kantoorgebouwen en een parkeergarage te Capelle aan den IJssel aan de Rivium Promenade (ook bekend onder de projectnaam "Solaris") ter hand te nemen, althans woorden van die aard en/of strekking,
en/of
die (ontwikkelings)overeenkomst gedateerd op 21 september 1999,
terwijl in werkelijkheid [medeverdachte 9] geen (reele) werkzaamheden heeft verricht en/of geen (financieel) risico heeft gelopen en/of er geen sprake is geweest van een (exclusief) samenwerkingsverband en/of er geen sprake is geweest van een gezamenlijke ontwikkeling van zes kantoorgebouwen en een parkeergarage te Capelle aan den IJssel aan de Rivium Promenade en/of er (ook) geen intentie is geweest tot een dergelijke samenwerking
en/of
die datum van 21 september 1999 geantedateerd was,
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken, tot het plegen van bovenomschreven strafbare feit hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke vorenomschreven verboden gedraging hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, feitelijk leiding heeft gegeven;
Subsidiair
Hij in of omstreeks de periode van 21 september 1999 tot en met 31 december 2002 te Capelle aan den IJssel en/of Den Haag en/of Bemmel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een (ontwikkelings)overeenkomst tussen [handelsnaam verdachte 3 en 4] en [medeverdachte 9] (D-0010),
zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken en/of laten opmaken en/of vervalst en/of doen vervalsen en/of laten vervalsen, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) valselijk en/of in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven -
in die (ontwikkelings)overeenkomst opgenomen dat [handelsnaam verdachte 3 en 4] en [medeverdachte 9] een exclusief samenwerkingsverband zijn aangegaan dat erop is gericht om voor gezamenlijke rekening en risico de ontwikkeling van zes kantoorgebouwen en een parkeergarage te Capelle aan den IJssel aan de Rivium Promenade (ook bekend onder de projectnaam "Solaris") ter hand te nemen, althans woorden van die aard en/of strekking,
en/of
die (ontwikkelings)overeenkomst gedateerd op 21 september 1999,
terwijl in werkelijkheid [medeverdachte 9] geen (reele) werkzaamheden heeft verricht en/of geen (financieel) risico heeft gelopen en/of er geen sprake is geweest van een (exclusief) samenwerkingsverband en/of er geen sprake is geweest van een gezamenlijke ontwikkeling van zes kantoorgebouwen en een parkeergarage te Capelle aan den IJssel aan de Rivium Promenade en/of er (ook) geen intentie is geweest tot een dergelijke samenwerking
en/of
die datum van 21 september 1999 geantedateerd was,
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
Feit 6
Primair
(PROJECT SOLARIS):
[medeverdachte 13] en/of [handelsnaam verdachte 3 en 4] in of omstreeks de periode van 14 december 2001 tot en met 9 december 2004, te Hoevelaken en/of Heemstede en/of Den Haag en/of Capelle aan den IJssel en/of Bemmel en/of Amstelveen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (van) een of meer voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en) tot een totaal bedrag van circa Euro 10.281.161,- (exclusief btw), in elk geval enig(e) geldbedrag(en),
de werkelijke aard en/of de herkomst heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op het/de voorwerp(en) was/waren en/of wie het voorhanden had/hadden (te weten [Medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 8] en/of [Medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 9] en/of [medeverdachte 20] en/of [medeverdachte 21] en/of [medeverdachte 22] en/of [Medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 12] en/of [medeverdachte 10] en/of [medeverdachte 11])
door voor te wenden dat dit/die voorwerp(en) was/waren verkregen op basis van een (valse of vervalste) een (turnkey)overeenkomst gesloten tussen [benadeelde], en [handelsnaam verdachte 3 en 4], handelend namens de nog op te richten [medeverdachte 13] (D-0006/D-1270)
en/of
door voor te wenden dat dit/die voorwerp(en) was/waren (door)betaald op basis van een (valse of vervalste) (ontwikkelings)overeenkomst gesloten tussen [handelsnaam verdachte 3 en 4] en [medeverdachte 9] (D-0010) en/of een (valse of vervalste) brief van [medeverdachte 21] aan [medeverdachte 13] (D-0282) en/of een (valse of vervalste) brief van [medeverdachte 13] aan [medeverdachte 21] (D-1229) en/of een (valse of vervalste) brief van [medeverdachte 20] aan [medeverdachte 13] (D-0277) en/of een (valse of vervalste) brief van [medeverdachte 13] aan [medeverdachte 20] (D-1242) en/of achttien, althans een of meer, (valse of vervalste) factu(u)r(en) van [medeverdachte 20] en/of [medeverdachte 22] en/of [medeverdachte 21] (telkens) aan [medeverdachte 13] ten bedrage van in totaal circa Euro 1.928.449,- (D-1249 en/of D-1249-1 en/of D-1245 en/of D-1245-1 en/of D-1245-2 en/of D-1231 en/of D-1231-1 en/of D-1231-2 en/of D-1246 en/of D-1246-1 en/of D-1246-2 en/of D-1246-3 en/of D-1247 en/of D-1247-1 en/of D-1247-2 en/of D-1248 en/of D-1248-1 en/of D-1248-2) en/of
twee, althans een of meer, (valse of vervalste) (ontwikkelings)overeenkomst(en) gesloten tussen [handelsnaam verdachte 3 en 4] en [medeverdachte 12] (D-1430 en/of D-1431) en/of een (valse of vervalste) (ontwikkelings)overeenkomst gesloten tussen [handelsnaam verdachte 3 en 4] en [medeverdachte 10] (D-1426) en/of een (valse of vervalste) (afkoop)brief ten bedrage van in totaal circa Euro 675.000,- van [handelsnaam verdachte 3 en 4] aan [medeverdachte 12] (D-1432) en/of zes, althans een of meer, (valse of vervalste) factu(u)r(en) van [medeverdachte 12] aan [handelsnaam verdachte 3 en 4] ten bedrage van in totaal circa Euro 707.500,- (D-1441 en/of D-1442 en/of D-1443 en/of D-1444 en/of D-1445 en/of D-1445-1) en/of acht, althans een of meer, (valse of vervalste) factu(u)r(en) van [medeverdachte 10] aan [handelsnaam verdachte 3 en 4] ten bedrage van in totaal circa Euro 837.500,- (D-1428 en/of D-1429 en/of D-1429-1 en/of D-1429-2 en/of D-1429-3 en/of D-1434 en/of D-1435 en/of D-1436) en/of vijf, althans een of meer, (valse of vervalste) factu(u)r(en) van [medeverdachte 11] aan [handelsnaam verdachte 3 en 4] ten bedrage van in totaal circa Euro 150.000,- (D-1437 en/of D-1438 en/of D-1438-1 en/of D-1439 en/of D-1440)
en/of
door een gedeelte van dit voorwerp (circa Euro 5.982.712,-) te storten op een derdengeldrekening van [medeverdachte 7] (D-0021/D-1234-1 t/m D-1234-5),
althans dit/die voorwerp(en) voorhanden heeft gehad en/of heeft verworven en/of heeft overgedragen,
terwijl die rechtsperso(o)n(en) [medeverdachte 13] en/of [handelsnaam verdachte 3 en 4] en/of hun/haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) (geheel of gedeeltelijk) onmiddellijk of middelijk afkomstig was/waren uit enig misdrijf, tot het plegen van bovenomschreven strafbare feit hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke vorenomschreven verboden gedraging hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, feitelijk leiding heeft gegeven;
Subsidiair
Hij in of omstreeks de periode van 14 december 2001 tot en met 9 december 2004, te Hoevelaken en/of Heemstede en/of Den Haag en/of Capelle aan den IJssel en/of Bemmel en/of Amstelveen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (van) een of meer voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en) tot een totaal bedrag van circa Euro 10.281.161,- (exclusief btw), in elk geval enig(e) geldbedrag(en),
de werkelijke aard en/of de herkomst heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op het/de voorwerp(en) was/waren en/of wie het voorhanden had/hadden (te weten [Medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 8] en/of [Medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 9] en/of [medeverdachte 20] en/of [medeverdachte 21] en/of [medeverdachte 22] en/of [Medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 12] en/of [medeverdachte 10] en/of [medeverdachte 11])
door voor te wenden dat dit/die voorwerp(en) was/waren verkregen op basis van een (valse of vervalste) een (turnkey)overeenkomst gesloten tussen [benadeelde], en [handelsnaam verdachte 3 en 4], handelend namens de nog op te richten [medeverdachte 13] (D-0006/D-1270)
en/of
door voor te wenden dat dit/die voorwerp(en) was/waren (door)betaald op basis van een (valse of vervalste) (ontwikkelings)overeenkomst gesloten tussen [handelsnaam verdachte 3 en 4] en [medeverdachte 9] (D-0010) en/of een (valse of vervalste) brief van [medeverdachte 21] aan [medeverdachte 13] (D-0282) en/of een (valse of vervalste) brief van [medeverdachte 13] aan [medeverdachte 21] (D-1229) en/of een (valse of vervalste) brief van [medeverdachte 20] aan [medeverdachte 13] (D-0277) en/of een (valse of vervalste) brief van [medeverdachte 13] aan [medeverdachte 20] (D-1242) en/of achttien, althans een of meer, (valse of vervalste) factu(u)r(en) van [medeverdachte 20] en/of [medeverdachte 22] en/of [medeverdachte 21] (telkens) aan [medeverdachte 13] ten bedrage van in totaal circa Euro 1.928.449,- (D-1249 en/of D-1249-1 en/of D-1245 en/of D-1245-1 en/of D-1245-2 en/of D-1231 en/of D-1231-1 en/of D-1231-2 en/of D-1246 en/of D-1246-1 en/of D-1246-2 en/of D-1246-3 en/of D-1247 en/of D-1247-1 en/of D-1247-2 en/of D-1248 en/of D-1248-1 en/of D-1248-2) en/of
twee, althans een of meer, (valse of vervalste) (ontwikkelings)overeenkomst(en) gesloten tussen [handelsnaam verdachte 3 en 4] en [medeverdachte 12] (D-1430 en/of D-1431) en/of een (valse of vervalste) (ontwikkelings)overeenkomst gesloten tussen [handelsnaam verdachte 3 en 4] en [medeverdachte 10] (D-1426) en/of een (valse of vervalste) (afkoop)brief ten bedrage van in totaal circa Euro 675.000,- van [handelsnaam verdachte 3 en 4] aan [medeverdachte 12] (D-1432) en/of zes, althans een of meer, (valse of vervalste) factu(u)r(en) van [medeverdachte 12] aan [handelsnaam verdachte 3 en 4] ten bedrage van in totaal circa Euro 707.500,- (D-1441 en/of D-1442 en/of D-1443 en/of D-1444 en/of D-1445 en/of D-1445-1) en/of acht, althans een of meer, (valse of vervalste) factu(u)r(en) van [medeverdachte 10] aan [handelsnaam verdachte 3 en 4] ten bedrage van in totaal circa Euro 837.500,- (D-1428 en/of D-1429 en/of D-1429-1 en/of D-1429-2 en/of D-1429-3 en/of D-1434 en/of D-1435 en/of D-1436) en/of vijf, althans een of meer, (valse of vervalste) factu(u)r(en) van [medeverdachte 11] aan [handelsnaam verdachte 3 en 4] ten bedrage van in totaal circa Euro 150.000,- (D-1437 en/of D-1438 en/of D-1438-1 en/of D-1439 en/of D-1440)
en/of
door een gedeelte van dit voorwerp (circa Euro 5.982.712,-) te storten op een derdengeldrekening van notaris [medeverdachte 7] (D-0021/D-1234-1 t/m D-1234-5),
althans dit/die voorwerp(en) voorhanden heeft gehad en/of heeft verworven en/of heeft overgedragen,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) (geheel of gedeeltelijk) onmiddellijk of middelijk afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
Feit 7
Primair
(PROJECT SOLARIS):
[medeverdachte 13] in of omstreeks de periode van 19 juli 2000 tot en met 10 juni 2003 te Capelle aan den IJssel en/of 's-Gravenzande, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk voorhanden heeft gehad
een valse of vervalste factuur van [betrokkene 3] aan [medeverdachte 13] ten bedrage van Fl.1.750.000,- (exclusief btw) (D-1272)
en/of
een valse of vervalste factuur van [betrokkene 4] aan [medeverdachte 13] ten bedrage van Fl.1.000.000,- (exclusief btw) (D-1574),
zijnde (telkens) (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, terwijl [medeverdachte 13] en/of haar mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijker moest(en) vermoeden, dat/die geschrift(en) bestemd was/waren tot gebruik als ware dat/die geschrift(en) echt en onvervalst, en bestaande die valsheid en/of vervalsing hierin
dat op/in die factu(u)r(en) is vermeld dat door of namens [betrokkene 3] en/of [betrokkene 4] werkzaamheden en/of diensten zijn verricht ten behoeve van/voor [medeverdachte 13], terwijl in werkelijkheid die werkzaamheden en/of diensten niet, althans niet in zijn geheel, door of namens [betrokkene 3] en/of [betrokkene 4] zijn verricht ten behoeve van/voor [medeverdachte 13]
en/of
op/in die factu(u)r(en) (een) factuurbedrag(en) vermeld dat/die in werkelijkheid geen, althans niet volledig, betrekking heeft/hebben op de in die factu(u)r(en) vermelden werkzaamheden en/of diensten,
tot het plegen van bovenomschreven strafbare feit, hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke vorenomschreven verboden gedraging hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, feitelijk leiding heeft gegeven;
Subsidiair
Hij in of omstreeks de periode van 19 juli 2000 tot en met 10 juni 2003 te Capelle aan den IJssel en/of 's-Gravenzande, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk voorhanden heeft gehad
een valse of vervalste factuur van [betrokkene 3] aan [medeverdachte 13] ten bedrage van Fl.1.750.000,- (exclusief btw) (D-1272)
en/of
een valse of vervalste factuur van [betrokkene 4] aan [medeverdachte 13] ten bedrage van Fl.1.000.000,- (exclusief btw) (D-1574),
zijnde (telkens) (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, terwijl [medeverdachte 13] en/of haar mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijker moest(en) vermoeden, dat/die geschrift(en) bestemd was/waren tot gebruik als ware dat/die geschrift(en) echt en onvervalst, en bestaande die valsheid en/of vervalsing hierin
dat op/in die factu(u)r(en) is vermeld dat door of namens [betrokkene 3] en/of [betrokkene 4] werkzaamheden en/of diensten zijn verricht ten behoeve van/voor [medeverdachte 13], terwijl in werkelijkheid die werkzaamheden en/of diensten niet, althans niet in zijn geheel, door of namens [betrokkene 3] en/of [betrokkene 4] zijn verricht ten behoeve van/voor [medeverdachte 13]
en/of
op/in die factu(u)r(en) (een) factuurbedrag(en) vermeld dat/die in werkelijkheid geen, althans niet volledig, betrekking heeft/hebben op de in die factu(u)r(en) vermelden werkzaamheden en/of diensten;
Feit 8
Primair
(PROJECT COOLSINGEL):
[handelsnaam verdachte 3 en 4] in of omstreeks de periode van 15 januari 1999 tot en met 31 oktober 1999 te Capelle aan den IJssel en/of Hoevelaken, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een overeenkomst inzake de ontwikkeling van de Luxorlocatie te Rotterdam tussen [handelsnaam verdachte 3 en 4] en [benadeelde] (D-0002/D-1579),
zijnde een geschrift dat bestemd was of tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken en/of laten opmaken of vervalst en/of doen vervalsen en/of laten vervalsen, immers heeft/hebben die rechtspersoon [handelsnaam verdachte 3 en 4] en/of haar mededader(s) valselijk en/of in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven-
in die overeenkomst opgenomen dat [handelsnaam verdachte 3 en 4] de directievoering en de ontwikkeling van de Luxorlocatie te Rotterdam (ook bekend onder de projectnaam "Coolsingel") overneemt van [benadeelde] tegen betaling van een overeengekomen prijs van FL.13.850.000,- (exclusief btw) door [benadeelde] (te betalen) aan [handelsnaam verdachte 3 en 4], althans woorden van die aard en/of strekking,
en/of die overeenkomst gedateerd op 15 januari 1999
terwijl in werkelijkheid die vergoeding van FL.13.850.000,- voor de overname van de directievoering en de ontwikkeling van de Luxorlocatie te Rotterdam niet (geheel) ten goede is gekomen aan [handelsnaam verdachte 3 en 4], maar in ieder geval voor een bedrag van circa Fl.4.062.319,- (Euro 1.843.400,-) ten goede is gekomen aan [medeverdachte 8] en/of [Medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 9] en/of [Medeverdachte 2], althans een vergoeding betrof van circa Fl.4.062.319,- (Euro 1.843.400,-) voor [medeverdachte 8] en/of [Medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 9] en/of [Medeverdachte 2], althans in die vergoeding van Fl.13.850.000,- een vergoeding van circa Fl.4.062.319,- (Euro 1.843.400,-) ten behoeve van [medeverdachte 8] en/of [Medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 9] en/of [Medeverdachte 2] was begrepen
en/of
die datum van 15 januari 1999 geantedateerd was,
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken, tot het plegen van bovenomschreven strafbare feit hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke vorenomschreven verboden gedraging hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, feitelijk leiding heeft gegeven;
Subsidiair
Hij in of omstreeks de periode van 15 januari 1999 tot en met 31 oktober 1999 te Capelle aan den IJssel en/of Hoevelaken, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een overeenkomst inzake de ontwikkeling van de Luxorlocatie te Rotterdam tussen [handelsnaam verdachte 3 en 4] en [benadeelde] (D-0002/D-1579),
zijnde een geschrift dat bestemd was of tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken en/of laten opmaken of vervalst en/of doen vervalsen en/of laten vervalsen, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) valselijk en/of in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven -
in die overeenkomst opgenomen dat [handelsnaam verdachte 3 en 4] de directievoering en de ontwikkeling van de Luxorlocatie te Rotterdam (ook bekend onder de projectnaam "Coolsingel") overneemt van [benadeelde] tegen betaling van een overeengekomen prijs van FL.13.850.000,- (exclusief btw) door [benadeelde] (te betalen) aan [handelsnaam verdachte 3 en 4], althans woorden van die aard en/of strekking,
en/of die overeenkomst gedateerd op 15 januari 1999
terwijl in werkelijkheid die vergoeding van FL.13.850.000,- voor de overname van de directievoering en de ontwikkeling van de Luxorlocatie te Rotterdam niet (geheel) ten goede is gekomen van [handelsnaam verdachte 3 en 4], maar in ieder geval voor een bedrag van circa Fl.4.062.319,- (Euro 1.843.400,-) ten goede is gekomen van [medeverdachte 8] en/of [Medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 9] en/of [Medeverdachte 2], althans een vergoeding betrof van circa Fl.4.062.319,- (Euro 1.843.400,-) voor [medeverdachte 8] en/of [Medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 9] en/of [Medeverdachte 2], althans in die vergoeding van Fl.13.850.000,- een vergoeding van circa Fl.4.062.319,- (Euro 1.843.400,-) ten behoeve van [medeverdachte 8] en/of [Medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 9] en/of [Medeverdachte 2] was begrepen
en/of
die datum van 15 januari 1999 geantedateerd was,
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
Feit 9
Primair
(PROJECT COOLSINGEL):
[handelsnaam verdachte 3 en 4] in of omstreeks de periode van 1 juni 1998 tot en met 31 oktober 1999 te Capelle aan den IJssel, in elk geval in Nederland, tezamen en in verengiging met een ander of anderen, althans alleen,
een (winstdelings)overeenkomst tussen [handelsnaam verdachte 3 en 4] en [medeverdachte 9] (D-0007/D-1031),
zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakten/of doen opmaken en/of laten opmaken of vervalst en/of doen vervalsen en/of laten vervalsen, immers heeft/hebben die rechtspersoon [handelsnaam verdachte 3 en 4] en/of haar mededader(s) valselijk en/of in strijd met de waarheid
- -
zakelijk weergegeven-
in die (winstdelings)overeenkomst opgenomen dat [handelsnaam verdachte 3 en 4] en [medeverdachte 9] een exclusief samenwerkingsverband zijn aangegaan dat erop is gericht om voor gezamenlijke rekening en risico de ontwikkeling van een kantoortoren, winkels en een parkeergarage te Rotterdam op de hoek van de Coolsingel met de Kruiskade (ook bekend onder de projectnaam "Coolsingel") ter hand te nemen, althans woorden van die aard en/of strekking,
en/of
die (winstdelings)overeenkomst gedateerd op juni 1998
terwijl in werkelijkheid [medeverdachte 9] geen (reele) werkzaamheden heeft verricht en/of geen (financieel) risico heeft gelopen en/of er geen sprake is geweest van een (exclusief) samenwerkingsverband en/of er geen sprake is geweest van een gezamenlijke ontwikkeling van een kantoortoren, winkels en een parkeergarage te Rotterdam op de hoek van de Coolsingel met de Kruiskade en/of er (ook) geen intentie is geweest tot een dergelijke
samenwerking
en/of
die datum van juni 1998 geantedateerd was,
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken, tot het plegen van bovenomschreven strafbare feit hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke vorenomschreven verboden gedraging hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, feitelijk leiding heeft gegeven;
Subsidiair
Hij in of omstreeks de periode van 1 juni 1998 tot en met 31 oktober 1999 te Capelle aan den IJssel, in elk geval in Nederland, tezamen en in verengiging met een ander of anderen, althans alleen,
een (winstdelings)overeenkomst tussen [handelsnaam verdachte 3 en 4] en [medeverdachte 9] (D-0007/D-1031),
zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakten/of doen opmaken en/of laten opmaken of vervalst en/of doen vervalsen en/of laten vervalsen, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) valselijk en/of in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven -
in die (winstdelings)overeenkomst opgenomen dat [handelsnaam verdachte 3 en 4] en [medeverdachte 9] een exclusief samenwerkingsverband zijn aangegaan dat erop is gericht om voor gezamenlijke rekening en risico de ontwikkeling van een kantoortoren, winkels en een parkeergarage te Rotterdam op de hoek van de Coolsingel met de Kruiskade (ook bekend onder de projectnaam "Coolsingel") ter hand te nemen, althans woorden van die aard en/of strekking,
en/of
die (winstdelings)overeenkomst gedateerd op juni 1998
terwijl in werkelijkheid [medeverdachte 9] geen (reele) werkzaamheden heeft verricht en/of geen (financieel) risico heeft gelopen en/of er geen sprake is geweest van een (exclusief) samenwerkingsverband en/of er geen sprake is geweest van een gezamenlijke ontwikkeling van een kantoortoren, winkels en een parkeergarage te Rotterdam op de hoek van de Coolsingel met de Kruiskade en/of er (ook) geen intentie is geweest tot een dergelijke
samenwerking
en/of
die datum van juni 1998 geantedateerd was,
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
Feit 10
Primair
(PROJECT COOLSINGEL):
[handelsnaam verdachte 3 en 4] in of omstreeks de periode van 14 december 2001 tot en met 4 augustus 2003, te Hoevelaken en/of Capelle aan den IJssel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (van) een voorwerp, te weten een geldbedrag van circa Euro 1.843.400,- (exclusief btw), in elk geval enig geldbedrag,
de werkelijke aard en/of de herkomst heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op het voorwerp was/waren en/of wie het voorhanden had/hadden (te weten [Medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 8] en/of [Medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 9])
door voor te wenden dat dit voorwerp was verkregen op basis van een (valse of vervalste) overeenkomst inzake de ontwikkeling van de Luxorloactie te Rotterdam gesloten tussen [handelsnaam verdachte 3 en 4] en [benadeelde], (D-0002/D-1579)
en/of
door voor te wenden dat dit voorwerp was (door)betaald op basis van een (valse of vervalste) (winstdelings)overeenkomst gesloten tussen [handelsnaam verdachte 3 en 4] en [medeverdachte 9] (D-0007/D-1031)
en/of
door dit voorwerp te storten op een derdengeldrekening van [medeverdachte 7] (D-0014),
althans dit voorwerp voorhanden heeft gehad en/of heeft verworven en/of heeft overgedragen,
terwijl die rechtspersoon [handelsnaam verdachte 3 en 4] en/of haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat voorwerp (geheel of gedeeltelijk) onmiddellijk of middellijk afkomstig was uit enig misdrijf, tot het plegen van bovenomschreven strafbare feit hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke vorenomschreven verboden gedraging hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, feitelijk leiding heeft gegeven;
Subsidiair
Hij in of omstreeks de periode van 14 december 2001 tot en met 4 augustus 2003, te Hoevelaken en/of Capelle aan den IJssel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (van) een voorwerp, te weten een geldbedrag van circa Euro 1.843.400,- (exclusief btw), in elk geval enig geldbedrag,
de werkelijke aard en/of de herkomst heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op het voorwerp was/waren en/of wie het voorhanden had/hadden (te weten [Medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 8] en/of [Medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 9])
door voor te wenden dat dit voorwerp was verkregen op basis van een (valse of vervalste) overeenkomst inzake de ontwikkeling van de Luxorloactie te Rotterdam gesloten tussen [handelsnaam verdachte 3 en 4] en [benadeelde], (D-0002/D-1579)
en/of
door voor te wenden dat dit voorwerp was (door)betaald op basis van een (valse of vervalste) (winstdelings)overeenkomst gesloten tussen [handelsnaam verdachte 3 en 4] en [medeverdachte 9] (D-0007/D-1031)
en/of
door dit voorwerp te storten op een derdengeldrekening van notaris [medeverdachte 7] (D-0014),
lthans dit voorwerp voorhanden heeft gehad en/of heeft verworven en/of heeft
overgedragen,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat geldbedrag (geheel of gedeeltelijk) onmiddellijk of middellijk afkomstig was uit enig misdrijf;
Feit 11
(PROJECTEN HOLLANDSE MEESTER & SOLARIS & COOLSINGEL):
Hij in of omstreeks de periode van 1 januari 1998 tot en met 1 april 2008 te Capelle aan den IJssel en/of Hoevelaken en/of Den Haag en/of Bergschenhoek en/of 's-Gravenzande en/of Delft en/of Bilthoven en/of Amsterdam en/of Amstelveen en/of Heemstede en/of Bemmel en/of Buitenkaag, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft deelgenomen aan een organisatie,
te weten een samenwerkingsverband van natuurlijke personen en/of rechtspersonen, bestaande uit hem, verdachte, en/of [Medeverdachte 1] en/of [Medeverdachte 2] en/of [Verdachte 2] en/of [Medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 6] en/of [Medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 8] en/of [medeverdachte 9] en/of [Verdachte 3] (van 2 februari 1994 tot 14 augustus 2000 optredend onder de handelsnaam [handelsnaam verdachte 3 en 4]) en/of [Verdachte 4] (van 14 augustus 2000 tot 5 april 2005 optredend onder de handelsnaam [handelsnaam verdachte 3 en 4]) en/of [medeverdachte 13] en/of [medeverdachte 14] en/of [medeverdachte 12] en/of [medeverdachte 10] en/of [medeverdachte 11] en/of [medeverdachte 15] en/of [medeverdachte 15] en/of [medeverdachte 17] en/of [medeverdachte 18] en/of [medeverdachte 19] en/of [medeverdachte 20] en/of [medeverdachte 21] en/of [medeverdachte 22] en/of een of meer andere(n) (rechts)perso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, namelijk onder meer:
- -
oplichting van [benadeelde] (artikel 326 WvSr)
- -
verduistering in dienstbetrekking bij [benadeelde] (artikel 322 WvSr)
- -
valsheid in geschrifte (artikel 225 WvSr)
- -
niet ambtelijke actieve en/of passieve omkoping (artikel 328ter WvSr)
- -
witwassen (artikel 420bis/420quater WvSr)
- -
opzetheling (artikel 416 WvSr)
bestaande die deelneming onder meer uit:
het (laten en/of doen) aangaan van valse of vervalste overeenkomsten
en/of
het (laten en/of doen) opmaken en/of samenstellen van valse of vervalste facturen en/of overeenkomsten en/of brieven en/of kostenbatenanalyses (KBA) en/of rapportages en/of bedrijfsadministraties
en/of
het (laten en/of doen) opnemen van valse of vervalste facturen en/of overeenkomsten en/of brieven in bedrijfsadministraties
en/of
het (laten en/of doen) verzenden van valse of vervalste facturen en/of overeenkomsten en/of brieven
en/of
het (laten en/of doen) doorbetalen en/of beheren en/of verdelen en/of ontvangen en/of verhullen van geldbedragen (al dan niet via notaris [medeverdachte 7]), die verkregen zijn met vorenbedoelde misdrijven
en/of
het (laten en/of doen) doorgeven van gegevens aan overige leden van de organisatie, die relevant zijn voor de op te (laten en/of doen) maken valse of vervalste facturen en/of overeenkomsten en/of brieven en/of bedrijfsadministraties
en/of
het (laten en/of doen) doorgeven van gegevens aan overige leden van de organisatie, die relevant zijn om geldbedragen, die verkregen zijn met vorenbedoelde misdrijven, door te (kunnen) sluizen
en/of
het (laten en/of doen) beleggen van vergaderingen/bijeenkomsten met overige leden van de organisatie
en/of
het (laten en/of doen) werven en/of selecteren en/of opleiden en/of coachen van nieuwe leden en/of huidige leden van de organisatie
en/of
het (laten en/of doen) oprichten van bedrijven, die met geen ander doel zijn opgericht voor het (laten en/of doen) plegen van vorenbedoelde misdrijven
en/of
het verzwijgen tegenover [benadeelde] dat inzake de projecten "Hollandse Meester" en/of "Solaris" en/of "Coolsingel" door [benadeelde] te veel geld is betaald, althans dit niet heeft gemeld bij [benadeelde]
en/of
het feitelijk leiding geven aan vorenbedoelde misdrijven.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten en gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
4. Bewijs
4.1.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
Feiten 1 tot en met 11: de verdachte en diens relatie met de medeverdachten
De relatie tussen verdachte en zijn medeverdachten kan als volgt worden omschreven.
- -
[Verdachte 1] en [Verdachte 2] zijn sinds 2 februari 1994 beiden via hun vennootschappen [betrokkene 11] (Verdachte 1) en [betrokkene 12] (Verdachte 2) aandeelhouder, bestuurder en leidinggevende van [betrokkene 6].
- -
[betrokkene 6] was vanaf 2 maart 1994 tot en met 27 oktober 2000 enig aandeelhouder en bestuurder van [Verdachte 3] (in de periode van 2 maart 1994 tot en met 14 augustus 2000[handelsnaam verdachte 3 en 4] geheten) en [Verdachte 1] en [Verdachte 2] hadden in genoemde periode beiden gezamenlijk de leiding over [Verdachte 3].
- -
[betrokkene 6] is sinds 14 augustus 2000 enig aandeelhouder en bestuurder van [Verdachte 4] (van 14 augustus 2000 tot en met 5 april 2005[handelsnaam verdachte 3 en 4] geheten) en [Verdachte 1] en [Verdachte 2] hadden beiden gezamenlijk de leiding over [Verdachte 4].
- -
[Verdachte 4] is sinds 27 oktober 2000 enig aandeelhouder en bestuurder van [Verdachte 3].
- -
[Verdachte 3] was van 2 december 1999 tot 10 juni 2003 enig aandeelhouder en bestuurder van [medeverdachte 13]. [Verdachte 1] en[ Verdachte 2] hadden beiden gezamenlijk de leiding over [medeverdachte 13].
- -
[Verdachte 1] en [Verdachte 2] kunnen voorts via [Verdachte 3] worden aangemerkt als (middellijk) bestuurder en leidinggevende van [medeverdachte 17] , [medeverdachte 15] , [medeverdachte 18] en [medeverdachte 19] .
Verder is van belang dat [Verdachte 1] woont in [woonplaats] en [Verdachte 2] in [woonplaats] en hun vennootschappen gevestigd zijn in [vestigingsplaats]. In [woonplaats] is [Medeverdachte 1] woonachtig en is de vennootschap [medeverdachte 8], waarvan [Medeverdachte 1] bestuurder en grootaandeelhouder is, gevestigd. [Medeverdachte 2] en de aan hem gelieerde vennootschappen [medeverdachte 9] en [medeverdachte 9] , zijn gevestigd in [vestigingsplaats], evenals [Medeverdachte 3] en de aan hem gelieerde vennootschappen [medeverdachte 10] en [medeverdachte 11] , terwijl de aan hem gelieerde vennootschap [medeverdachte 12] is gevestigd in [vestigingsplaats]. BV [benadeelde] is beherend vennoot van [benadeelde]. Beide ondernemingen zijn gevestigd in [vestigingsplaats]. Van 16 september 1998 tot 1 januari 2001 is [Medeverdachte 1] algemeen directeur geweest van BV [benadeelde] en van 1 juli 1996 tot 1 augustus 2001 van [benadeelde] BV. Hij is opgevolgd door [medeverdachte 5] en [Medeverdachte 3]. [medeverdachte 5] is van 28 augustus 2001 tot 1 januari 2003 directeur geweest . [Medeverdachte 3] is vanaf 1 oktober 1995 aangesteld als controller bij [benadeelde]. Hij is van 28 augustus 2001 tot 1 mei 2002 directeur financiën en informatievoorziening geweest . Vanaf 1 januari 1999 zijn [Medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] adjunct-directeur bij [benadeelde] . Van 1 januari 1992 tot 1 juni 2001 is [Medeverdachte 4] lid geweest van de Raad van Bestuur van [benadeelde] . [Medeverdachte 4] is in elk geval in de periode van 16 september 1998 tot en met 7 februari 2001, blijkens een verslag van de Raad van Commissarissen, lid geweest van de Raad van Commissarissen van [benadeelde] .
[medeverdachte 6] is woonachtig in [woonplaats] en de vennootschappen [medeverdachte 14] en [medeverdachte 15] , waarvan [medeverdachte 6] (middels [medeverdachte 6] bestuurder en enig aandeelhouder is, zijn eveneens gevestigd in [vestigingsplaats]. De vennootschap [Betrokkene 10] is gevestigd te [vestigingsplaats] en heeft als bestuurder en enig aandeelhouder is [Eigenaar betrokkene 10], de echtgenote van [medeverdachte 5] .
Opzet
De verdediging heeft betoogd dat vóór kerst 1999 bij [Verdachte 1] en [Verdachte 2] geen sprake was van opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, omdat zij zich voor die tijd niet realiseerden dat zij zich op een hellend vlak begaven in die zin dat zij betrokken raakten bij het plegen van strafbare feiten. Daarbij moet volgens de verdediging niet uitsluitend naar de objectieve omstandigheden gekeken worden, maar moet ook rekening worden gehouden met a) de omgangsvormen in de vastgoedwereld in het algemeen, b) de statuur en naam van [benadeelde] en c) de overtuigingskracht van [Medeverdachte 2] en [Medeverdachte 1] in combinatie met hun focus op het realiseren van de fraude. Achteraf bezien was met het project Princezand weliswaar evident sprake van een hellend vlak, maar [Verdachte 1] en [Verdachte 2] hebben zich dat volstrekt niet gerealiseerd omdat zij zich door de overtuigingskracht van [Medeverdachte 2] en [Medeverdachte 1] hebben laten verblinden. Indien er vanuit gegaan moet worden dat [Verdachte 1] en [Verdachte 2] toen al niet zagen dat zij wellicht betrokken raakten bij het plegen van strafbare feiten, is aannemelijk dat zij dat later ook niet zagen. [Verdachte 1] en [Verdachte 2] hebben ter zitting verklaard dat zij destijds de koopsom voor de overname van de optie inzake het project Hollandse Meester ad fl. 5.000.000,- een reële prijs vonden, hoewel zij rekening hielden met een zekere afdracht aan [Medeverdachte 2]. Voorts hebben zij ter zitting verklaard dat zij destijds de ophogingen van de koopsommen inzake de projecten Coolsingel en Solaris gerechtvaardigd vonden vanwege de redenen die [Medeverdachte 1] hen daarvoor gaf. Vóór kerst 1999 was daarom geen opzet aanwezig, aldus nog steeds de verdediging.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. [Verdachte 1] en [Verdachte 2] hebben in de zomer van 1997 kennis gemaakt met [Medeverdachte 2] die hen later in contact heeft gebracht met [Medeverdachte 1], toentertijd directeur van [benadeelde]. [Verdachte 1] en [Verdachte 2] stellen dat zij er altijd vanuit zijn gegaan dat [Medeverdachte 2] geen dienstbetrekking met [benadeelde] had, hoewel [Verdachte 1] hem daar regelmatig heeft zien lopen en het ook [Verdachte 2] duidelijk was dat [Medeverdachte 2] goede contacten had bij [benadeelde]. [Medeverdachte 1] heeft [handelsnaam verdachte 3 en 4] verzocht voor het project Coolsingel, dat op dat moment in het slop zou zitten, een haalbaarheidsanalyse te maken. De vergoeding hiervoor ad fl. 250.000,- werd door [Medeverdachte 1] bepaald. De haalbaarheidsanalyse is begin maart 1998 aan [benadeelde] gepresenteerd. Vervolgens heeft [handelsnaam verdachte 3 en 4] bij brief van 13 maart 1998 een aanbieding gedaan voor de ontwikkeling van Coolsingel (tot de verlening van de bouwvergunning) voor een bedrag van fl. 985.000,-. Bij brief van 16 maart 1998 heeft [benadeelde] voornoemd aanbod aanvaard. Deze brief is namens [benadeelde] ondertekend door [Medeverdachte 2 ]en daarin is vermeld dat op verzoek van [Medeverdachte 1] de verdere correspondentie aan [Medeverdachte 2] kon worden gericht, omdat de coördinatie tussen [handelsnaam verdachte 3 en 4] en [benadeelde] onder diens verantwoordelijkheid zou plaatsvinden. [handelsnaam verdachte 3 en 4] heeft haar werkzaamheden inzake Coolsingel in 1998 voortgezet.
Begin 1999 bood [Medeverdachte 1] aan [handelsnaam verdachte 3 en 4] de ontwikkeling van Princezand (een aantal woningen in Heemstede) aan. Volgens [Medeverdachte 1] betrof dit een project dat ooit door hem bij [benadeelde] was ingebracht, maar waarin [benadeelde] niet meer geïnteresseerd was, omdat [benadeelde] zich wilde toeleggen op commercieel vastgoed in plaats van woningbouw. [Medeverdachte 1] vertelde [Verdachte 1] en [Verdachte 2] dat hij toestemming had van [benadeelde] om dit project voor eigen rekening en risico te ontwikkelen. Op een cd-rom bij [Verdachte 1] thuis is een brief inzake Princezand met aanmaak¬datum 8 februari 1999 aangetroffen . In deze door [Verdachte 1] geschreven brief , is vermeld dat [handelsnaam verdachte 3 en 4] het project Princezand overneemt van [benadeelde] voor een bedrag van fl. 600.000,- waartoe [benadeelde] twee facturen (ad fl. 350.000,- en ad fl. 250.000,-) bij [Verdachte 1] [Verdachte 2] zal indienen. Voorts is opgenomen: “[HANDELSNAAM VERDACHTE 3 EN 4] declareert bij [benadeelde] ten laste van het project Coolsingel f 350.000,-“aanvullende project ontwikkelingskosten.” (wellicht verstandig in twee of drie termijnen?)”. Ten slotte is in de brief bepaald dat [Medeverdachte 1]/[Medeverdachte 2] van de geprognosticeerde winst van fl. 1.250.000,-- een deel van fl. 800.000,- zullen ontvangen en dat zij vijf appartementen en één eengezinswoning zullen kopen. De uitbetaling van voornoemd winstdeel zou nooit hebben plaatsgevonden, maar wel is een aantal woningen binnen dit project tegen een onzakelijke prijs verkocht aan bevriende relaties en familie van [Medeverdachte 1]. Volgens [Verdachte 1] en [Verdachte 2] hebben zij ook nooit voornoemd bedrag van fl. 350.000,- bij [benadeelde] in rekening gebracht. [Verdachte 1] verklaart hierover nog wel: “Ook de mogelijkheid van declaratie op het project Coolsingel komt van [medeverdachte 1]. Dit is natuurlijk geen zakelijke overeenkomst. Eigenlijk waanzinnig. Ik weet het niet. Het is natuurlijk niet normaal.” en: “Het voorstel van een onjuiste factuur is door [medeverdachte 1] gedaan. Het is achterlijk om ineens een factuur voor aanvullende projectontwikkelingskosten in te dienen.” . De overeengekomen koopsom voor Princezand is bij factuur van 30 september 1999 door [benadeelde] aan [handelsnaam verdachte 3 en 4] in rekening gebracht, maar overeenkomstig de factuur betaald aan [Medeverdachte 1].
In juni 1999 hebben [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 2] [Verdachte 1] en [Verdachte 2] benaderd met de vraag of zij [benadeelde] van een probleem af wilden helpen. Daartoe zou [handelsnaam verdachte 3 en 4] een factuur van fl. 1.250.000,- bij [benadeelde] moeten indienen die bij [benadeelde] onzichtbaar zou worden verwerkt. Vervolgens zou bij [handelsnaam verdachte 3 en 4] kosten ad fl. 1.000.000,- worden gedeclareerd die door [benadeelde] waren gemaakt, maar die volgens [Medeverdachte 1] niet rechtstreeks bij [benadeelde] konden worden geboekt en niet in haar administratie mochten terugkomen. Het restant van fl. 250.000,- zou gelden als tussentijdse vergoeding van de werkzaamheden van [handelsnaam verdachte 3 en 4] in het project Coolsingel. Op 22 juni 1999 heeft [handelsnaam verdachte 3 en 4] de factuur verzonden. Enkele weken nadien ontving zij een factuur d.d. 12 juli 1999 van [betrokkene 8] ad fl. 250.000,- . [Verdachte 1] en [Verdachte 2] wisten niet wie [betrokkene 8] was en waarop de factuur betrekking had, maar betaalden de factuur. De overige fl. 750.000,- werd gedeclareerd door [Medeverdachte 2] door middel van zijn vennootschap [medeverdachte 9].
[Verdachte 2] verklaart daarover: “Vervolgens kwam ook de heer [Medeverdachte 2] bij ons. De heer [Medeverdachte 2] wilde geld hebben. De heer [Medeverdachte 2] wilde al vast geld hebben als vooruitbetaling op de winstdelingsovereenkomsten met [medeverdachte 9]. [Verdachte 1] en ik zeiden toen “hoe kan dit nou”. De heer [Medeverdachte 2] bleef ons hiermee achtervolgen en de manier van omgaan met elkaar veranderde toen ook. De heer [Medeverdachte 2] legde toen een druk bij ons neer en zei jullie verzinnen maar wat, ik wil geld hebben. Op dat moment werd er door de heer [Medeverdachte 1] en de heer [Medeverdachte 2] aan ons, [Verdachte 1] en mij, gedicteerd.” en: “Toen vertelde [Medeverdachte 2] ons dat hij een factuur wilde sturen en dat we zelf maar moesten bedenken op welk project we deze facturen moesten boeken. [Verdachte 1] en ik zaten daar mee in onze maag, waarom moest dat nou. Uiteindelijk hebben we zelf een aantal projecten aangewezen waar hij facturen op kon sturen. [medeverdachte 2] suggereerde deze facturen te boeken op aanbrengfee of iets dergelijks.”. [Medeverdachte 2] stuurde vervolgens – op basis van omschrijvingen die [Verdachte 1] en [Verdachte 2] per fax hadden gestuurd aan de boekhouder van [Medeverdachte 2] – drie facturen, te weten op 20 juli 1999 ter zake [betrokkene 13] ad fl. 250.000,-, die op 7 september 1999 door [medeverdachte 18] werd betaald , op 3 augustus 1999 ter zake Bio Science Park ad fl. 350.000,-, die op 9 september 1999 door [medeverdachte 19] werd betaald en op 6 september 1999 ter zake [medeverdachte 15] ad fl. 150.000,- , die op 2 oktober 1999 door [medeverdachte 15] BV werd betaald .
[Verdachte 1] en [Verdachte 2] hebben zich met het project Princezand al op een hellend vlak bewogen, nu zij – buiten [benadeelde] om – zaken met [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 2] in privé aan het regelen waren. De posities van [benadeelde] en [Medeverdachte 1] lopen hier merkwaardig door elkaar: [Medeverdachte 1] deed voorkomen dat hij het project voor eigen rekening en risico mocht ontwikkelen, evenwel is een vergoeding voor [benadeelde] opgenomen die vervolgens aan [Medeverdachte 1] moest worden betaald. Bovendien was ten aanzien van dit “privé-project” van [Medeverdachte 1] bepaald dat [handelsnaam verdachte 3 en 4] een factuur van fl. 350.000,- (meer dan de helft van de koopsom) mocht sturen aan [benadeelde] inzake het project Coolsingel, hetgeen feitelijk erop neer kwam dat [benadeelde] niet fl. 600.000,- aan koopsom, maar slechts fl. 250.000,- aan koopsom ontving. Daarbij bevreemdt het dat in de brief "aanvullende project ontwikkelingskosten" over fl. 350.000,- wordt gesproken, nu dergelijke kosten in de stukken met betrekking tot het project Coolsingel nergens anders voorkomen, terwijl van het bedrag van fl. 985.000,- een uitgebreide specificatie in het dossier zit en ten tijde van de brief van 8 februari 1999 reeds op basis van die specificatie werd gefactureerd. [Verdachte 1] en [Verdachte 2] verklaren weliswaar in hun brief aan [benadeelde] van 26 januari 2009 dat zij zich deze brief niet meer kunnen herinneren, maar de brief is wel op een cd-rom bij [Verdachte 1] thuis aangetroffen en is ook door hem zijn opgesteld. Daar komt bij dat het project is gerealiseerd en een aantal woningen op instigatie van [Medeverdachte 1] voor een onzakelijke prijs is verkocht aan bevriende relaties en familie. Voor zover [Verdachte 1] en [Verdachte 2] zich toen al niet hebben gerealiseerd dat zij mogelijk betrokken raakten bij het plegen van strafbare feiten, geldt het volgende. De verschillende hiervoor beschreven feitelijke incidenten moeten niet als van elkaar geïsoleerd worden beschouwd, maar als met elkaar samenhangend, temeer omdat het steeds gaat om dezelfde partijen. Enige maanden na Princezand, komt [Medeverdachte 1] immers met het verzoek aan [Verdachte 1] en [Verdachte 2] om mee te werken aan een constructie teneinde de administratie van [benadeelde] te omzeilen: buiten de boekhouding van [benadeelde] om moeten bepaalde partijen volgens [Medeverdachte 1] nog worden betaald en daartoe dient [handelsnaam verdachte 3 en 4] een factuur van maar liefst fl. 1.250.000,- aan [benadeelde] te sturen waarna zij vervolgens voor een bedrag van fl. 1.000.000,- declaraties zal ontvangen die zij zal moeten voldoen, terwijl zij een bedrag van fl. 250.000,- zelf mag houden. Het kan niet anders dan dat [Verdachte 1] en [Verdachte 2], zeker in het licht van datgene wat zich bij Princezand had afgespeeld zich ervan bewust zijn geweest dat zich hier mogelijk onoorbare zaken afspeelden. Het is immers niet goed denkbaar dat een groot vastgoedbedrijf als [benadeelde] (of om in de woorden van [Verdachte 1] te spreken: “dat onkreukbare [benadeelde]”) zaken buiten de boekhouding om gaat regelen. En dat wordt niet anders doordat de directeur van [benadeelde] zelf met een dergelijk voorstel komt. Daar komt nog bij dat [Verdachte 1] en [Verdachte 2] kort daarop het vermoeden gehad moeten hebben dat het verhaal dat [Medeverdachte 1] hen had verteld ten aanzien van de factuur niet kon kloppen. Na de factuur van [betrokkene 8] ontvingen zij immers geen facturen van andere bedrijven die nog iets van [benadeelde] te vorderen hadden, maar werden zij belaagd door [Medeverdachte 2] die geld wilde hebben en hen zei dat ze zelf maar moesten verzinnen waarop de facturen moesten worden afgeboekt. Blijkens de verklaringen van [Verdachte 1] en [Verdachte 2] werden zij toen door [Medeverdachte 2] onder druk gezet en was de manier van omgaan met elkaar veranderd. Onder deze omstandigheden kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat [Verdachte 1] en [Verdachte 2] twijfel hebben gehad aan de juistheid van de voornoemde gang van zaken. Blijkens de verklaringen van [Verdachte 2] over de betalingen van het bedrag van fl. 750.000,- aan [Medeverdachte 2], zoals hiervoor weergegeven ([Verdachte 1] en ik zaten er mee in onze maag, waarom moest dat nou), hadden [Verdachte 1] en [Verdachte 2] die twijfels ook daadwerkelijk. Dat volgt ook uit hetgeen [Verdachte 1] heeft verklaard over de factuur van fl. 1.250.000,-: “[Medeverdachte 1] heeft ons verteld dat [benadeelde] een verplichting had aan iemand welke niet in de eigen administratie van [benadeelde] tot uiting mocht komen. Ook dit ging om iemand die betaald moest worden maar niet rechtstreeks aan [benadeelde] gelinkt mocht worden.
Nee deze factuur is natuurlijk niet zakelijk voor [benadeelde]. Dit was een verplichting van [benadeelde] welke nergens in de administratie naar voren mocht komen, dan weet ik wel dat dit geen normale zakelijke kosten zijn voor [benadeelde]. Dit was een betaling welke wij voor [benadeelde] moesten doorbetalen op verzoek van [Medeverdachte 1].
- U.
vraagt mij waarom vervolgens de doorbetaling gebeurde op facturen met onjuiste omschrijvingen en andere projectnamen richting [medeverdachte 9]. Dit gebeurde op verzoek van [Medeverdachte 1] en de doorbetaling aan [medeverdachte 9] mocht volgens [Medeverdachte 1] niet te linken zijn aan een project van [benadeelde]. Deze factuur klopte niet omdat een deel van fl 1 miljoen betrekking had op een doorbetaling welke niet bij [benadeelde] mocht blijken. Wij wisten op dat moment dat wij fl 1 miljoen moesten doorbetalen.`
[Verdachte 1] en [Verdachte 2] hebben derhalve vanaf juni 1999 bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zij betrokken werden bij malafide praktijken. Blijkens hun verklaringen hadden ze eind 1999/begin 2000 door dat sprake was van frauduleuze praktijken en is vanaf dat moment sprake geweest van vol opzet .
De rechtbank gaat hiermee voorbij aan het betoog dat de omgangsvormen in de vastgoedwereld afwijkend zijn van hetgeen in andere branches het geval is. Wat daar ook van zij, het gaat hier om feiten en gedragingen die zowel in als buiten de vastgoedbranche strafbaar zijn en waarop [Verdachte 1] en [Verdachte 2] ook bedacht moesten zijn. Ook het betoog van de verdediging dat [Verdachte 1] en [Verdachte 2] gelet op de statuur van [benadeelde] niet hoefden te vermoeden dat sprake kon zijn van malversaties, gaat niet op. De schijnbare onberispelijkheid van het [benadeelde] ontslaat [Verdachte 1] en [Verdachte 2] niet van hun verplichting om kritisch te bezien waarin zij betrokken raken, zeker wanneer het gaat om zaken die evident onjuist zijn. Ten slotte, wat betreft de overtuigingskracht van [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 2] en de druk die [Verdachte 1] en [Verdachte 2] stellen te hebben ondervonden door toedoen van voornoemde personen, overweegt de rechtbank het volgende. Blijkens het dossier hebben niet alleen [Verdachte 1] en [Verdachte 2] onder invloed van (de druk van) [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 2] gehandeld, ook andere verdachten en getuigen verklaren daarover. Geen van hen heeft echter kunnen concretiseren waaruit die druk nu precies bestond en bovendien is niet aannemelijk geworden dat [Verdachte 1] en [Verdachte 2] echt niet anders konden. Hoe dan ook doet die gestelde druk niet af aan het opzet van [Verdachte 1] en [Verdachte 2]: juist het gegeven dat zij zich gedwongen voelden om aan bepaalde gedragingen mee te werken en dat zij zich daarbij onprettig voelden, geeft aan dat zij beseft hebben dat zij mogelijk meewerkten aan onoorbare zaken. Het betoog dat [Verdachte 1] en [Verdachte 2] als naïef kunnen worden beschouwd en te eenvoudig bedonderd kunnen worden door mensen die kwaad in de zin hebben, volgt de rechtbank niet. [Verdachte 1] en [Verdachte 2] hebben jarenlang gewerkt bij een projectontwikkelingsbureau en hebben in 1994 met z'n tweeën een eigen goed lopend projectontwikkelingsbureau opgericht. Het gaat hier dan ook om twee goed opgeleide zelfstandige ondernemers, met een jarenlange ervaring in de zakelijke projectontwikkeling, waarvan verwacht kan en mag worden dat zij de reikwijdte en het laakbare van hun handelen hebben kunnen en moeten overzien.
De afzonderlijke feiten
In het najaar van 1999 heeft [handelsnaam verdachte 3 en 4] verscheidene overeenkomsten gesloten met [benadeelde].
Project Coolsingel, feit 8
Ten eerste de ontwikkelingsovereenkomst ten aanzien van het project Coolsingel, waarbij [handelsnaam verdachte 3 en 4] de projectontwikkeling en de directievoering overneemt van [benadeelde]. De dagtekening op de overeenkomst is 15 januari 1999. Op het bij [benadeelde] aangetroffen exemplaar van de overeenkomst staat als datum van binnenkomst gestempeld: 29 oktober 1999. [Verdachte 1] heeft verklaard dat sprake was van antedatering op verzoek van [Medeverdachte 1] en ter zitting heeft [Verdachte 1] dit nog eens bevestigd. In de overeenkomst is een vergoeding voor [handelsnaam verdachte 3 en 4] opgenomen van fl. 13.850.000,-. Dit bedrag was door [Medeverdachte 1] bepaald en is ook betaald door [benadeelde]. [Verdachte 1] en [Verdachte 2] hadden aan [Medeverdachte 1] laten weten dat naar hun eigen inschatting met hun werkzaamheden een bedrag van fl. 3.500.000,- tot fl. 4.000.000,- gemoeid zou zijn. Dat was en is volgens hen een reële prijs voor hun werkzaamheden. [Verdachte 1] en [Verdachte 2] verklaren dat [Medeverdachte 1] hen vertelde dat het nodig was om de kosten van het project hoger te stellen, omdat nog bepaalde posten moesten worden betaald die nog niet in de begroting waren opgenomen. Daarvoor zouden zij later facturen ontvangen die uit dit bedrag betaald moesten worden. Verder was bij het bedrag rekening gehouden met mogelijke werkzaamheden die [handelsnaam verdachte 3 en 4] zou moeten uitvoeren voor [benadeelde] in andere projecten waar geen vergoeding voor zou worden betaald. Zelf hielden [Verdachte 1] en [Verdachte 2] er nog rekening mee dat vanuit dit bedrag nog een vergoeding aan [Medeverdachte 2] moest worden betaald die dit project bij hen had aangebracht. Bovendien hebben [Verdachte 1] en [Verdachte 2] verklaard dat in de periode waarin het contract met [benadeelde] inzake het project Coolsingel is opgemaakt ook de winstdelingsovereenkomst met [medeverdachte 9] is opgemaakt , dat zij wisten dat op grond van die overeenkomst een deel van de fl. 13,8 miljoen aan [Medeverdachte 2] zou moeten worden betaald en dat zij wisten dat die overeenkomst vals was . [Verdachte 1] heeft verklaard: "Als je als bedrijf [handelsnaam verdachte 3 en 4] de kans krijgt om in zulke grote opdrachten te participeren dan moet ik dat hebben geweten, dat is jullie vraag? Laat ik het zo zeggen, ik heb het niet willen weten. Als ik eerlijk ben was het vermoeden bij mij weldegelijk aanwezig dat er gelden aan [benadeelde] werden onttrokken.”.
Dat [Verdachte 1] en [Verdachte 2] zich ten tijde van het tekenen van het contract inzake Coolsingel niet hebben gerealiseerd dat mogelijk sprake was van malversaties, acht de rechtbank, mede in het licht van hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen, ongeloofwaardig. Niet alleen hadden zich voordat de overeenkomst werd gesloten al verscheidene incidenten voorgedaan die vraagtekens hadden opgeroepen, de gang van zaken ten aanzien van dit project is ook hoogst kwestieus. Ten eerste moest de overeenkomst worden geantedateerd, hetgeen op zichzelf al onoorbaar is. Ten tweede is in de overeenkomst een aan [handelsnaam verdachte 3 en 4] toekomend bedrag opgenomen, waarvan [Verdachte 1] en [Verdachte 2] wisten dat maar een deel daarvan voor hen zelf was, terwijl de rest aan anderen, onder wie [Medeverdachte 2], zou moeten worden betaald. [Verdachte 1] heeft hierover verklaard: “De doorbetalingsverplichting welke [medeverdachte 1] aan [handelsnaam verdachte 3 en 4] heeft opgelegd, staat niet in de overeenkomst. De overeenkomst is op dat punt onvolledig.” . Ook gelet op de hoogte van het aan anderen door te betalen bedrag, te weten een bedrag van ongeveer fl. 9 miljoen, zonder dat daarover iets in de overeenkomst is opgenomen, is het onwaarschijnlijk dat [Verdachte 1] en [Verdachte 2] niet hebben getwijfeld aan de juistheid van de overeenkomst. De overeenkomst kwam op het moment waarop deze werd aangegaan immers niet overeen met de werkelijkheid. Bovendien was de overeenkomst onzakelijk, omdat daarin was bepaald dat ook wanneer [handelsnaam verdachte 3 en 4] geen werkzaamheden zou verrichten, zij toch betaald zouden worden door [benadeelde], hetgeen ook is gebeurd. Gelet hierop kan het niet anders dan dat [Verdachte 1] en [Verdachte 2] bij het aangaan van de overeenkomst met [benadeelde] inzake Coolsingel tenminste bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat zij zich schuldig zouden maken aan valsheid in geschrift.
Project Hollandse Meester, feit 1
Kort na het sluiten van de overeenkomst Coolsingel, is de overeenkomst inzake de overdracht van de optie ten aanzien van het project Hollandse Meester getekend. Deze overeenkomst heeft als dagtekening weliswaar 17 augustus 1999 , maar op een bij [benadeelde] aangetroffen brief, waarbij de overeenkomst ter tekening aan [benadeelde] is aangeboden, is als datum van binnenkomst gestempeld: 29 oktober 1999 . In de overeenkomst is als koopsom voor de overname van uitsluitend het optierecht inzake de ontwikkeling van de bouwlocatie te Zoetermeer (Hollandse Meester) een bedrag van fl. 5.000.000,- opgenomen. [Verdachte 1] en [Verdachte 2] verklaren dat zij er destijds vanuit gingen dat dit een reëel bedrag was en dat zij niet op de hoogte waren dat sprake was van malversaties. Evenwel blijkt ook uit de verklaring van [Verdachte 2] dat zij bij het aangaan van de overeenkomst wisten dat zij een zeker bedrag aan [Medeverdachte 2] zouden moeten betalen ter zake diens bemiddeling. [Verdachte 2] verklaart daarover: “Wij, [Verdachte 1] – [Verdachte 2], wisten op het moment dat het bedrag van 5 miljoen gulden genoemd werd, dat we een deel van deze 5 miljoen gulden af moesten staan aan [medeverdachte 9]/[ Medeverdachte 2]. Dit was een eis die [Medeverdachte 2] ons gesteld heeft voordat [Medeverdachte 2] naar [benadeelde] is gegaan.” Daarbij komt dat de koopsom eenzijdig door [Medeverdachte 1] is bepaald, terwijl [Verdachte 1] en [Verdachte 2] hadden aangegeven dat zij de optie hadden willen verkopen voor fl. 1.000.000,-. Voorts was [handelsnaam verdachte 3 en 4] voor het verkrijgen van de optie van de gemeente een optievergoeding van fl. 563.750,- overeengekomen, waarvan zij uiteindelijk fl. 300.000,- heeft betaald . Het is niet aannemelijk dat een vergoeding die het tienvoudige bedraagt van de oorspronkelijke vergoeding als een reële prijs wordt beschouwd, temeer nu in een brief van de gemeente Zoetermeer d.d. 27 september 1999 is vermeld: “Gelet op de door u aangegeven betrokkenheid bij het project van [benadeelde] wordt de optie geacht mede op naam van de CV gesteld te zijn en zal ook de koopovereenkomst op uw beider naam worden gesteld, waarbij beide vennootschappen hoofdelijk aansprakelijk zijn voor het nakomen van de verplichtingen.” Op grond hiervan ligt de vraag voor waarom überhaupt de optie moest worden verkocht aan [benadeelde]. Voorts is gebleken dat ter zake van de ontwikkeling van het project Hollandse Meester een aparte overeenkomst is gesloten, waarin is bepaald dat [handelsnaam verdachte 3 en 4] het project gaat ontwikkelen voor een bedrag van fl. 1.750.000,-. Dit project is weliswaar niet gerealiseerd , maar op grond van deze aparte overeenkomst kan wel worden gesteld dat ontwikkelingswerkzaamheden voor het project niet zijn betrokken in de verkoopovereenkomst optierechten ten bedrage van fl. 5 miljoen. Kortom, ook de inhoud van deze overeenkomst komt niet overeen met de werkelijkheid.
Gelet op het voorgaande kan het niet anders dan dat [Verdachte 1] en [Verdachte 2] bij het aangaan van de overeenkomst met [benadeelde] inzake Hollandse Meester tenminste bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat zij zich schuldig zouden maken aan valsheid in geschrifte.
Project Solaris, feit 4
Als laatste is de turnkeyovereenkomst inzake het project Solaris gesloten. Deze overeenkomst heeft als dagtekening 8 oktober 1999. Bij [Verdachte 1] en [Verdachte 2] is de overeenkomst in digitale vorm aangetroffen met als aanmaakdatum 12 november 1999 en de overeenkomst is op 10 december 1999 binnengekomen bij [benadeelde]. In artikel 5.1. van de overeenkomst wordt verwezen naar een bouwclaim van [betrokkene 2] van 3 november 1999. [Verdachte 1] heeft verklaard dat de overeenkomst niet op of voor 8 oktober 1999 gemaakt kan zijn, omdat zij toen nog in gesprek waren met [benadeelde] over de gefaseerde overdracht en een turnkeyovereenkomst nog niet ter sprake was gekomen. Daarmee staat vast dat de overeenkomst geantedateerd is.
In de overeenkomst is bepaald dat [medeverdachte 13] de projectontwikkeling inzake Solaris overneemt van [benadeelde] teneinde het project na oplevering turn key aan [benadeelde] te leveren, waarvoor [medeverdachte 13] een bedrag van fl. [127.500.000,- zal ontvangen. [Verdachte 1] en [verdachte 2] hebben verklaard dat zij het project wilden doen voor fl. 7.500.000,-. Blijkens een [benadeelde]calculatie van 5 oktober 1999 werden de totale kosten van het project Solaris begroot op fl. 95.930.547,- en de opbrengsten op fl. 107.255.000,-. [Verdachte 1], geconfronteerd met deze begroting, verklaart dat hij van mening is dat die calculatie reëel was voor de plannen die er op dat moment lagen. Voordat de turnkeyovereenkomst werd gesloten, heeft [Verdachte 1] zelf ook een begroting gemaakt, die uitkwam op fl. 98.495.864,-. In de overeenkomst tussen [benadeelde] en [medeverdachte 13] is echter uitgegaan van een stichtingskostenbegroting van fl. 127.500.000,- (inclusief de kosten voor [Verdachte 1] en [Verdachte 2]). [Verdachte 1] en [Verdachte 2] verklaren dat zij van [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 3] te horen kregen dat zij mochten rekenen met deze verhoogde calculatie, zodat zij niet geconfronteerd zouden worden met extra risico’s. Die risico’s zouden liggen in een bouwclaim van [betrokkene 2] ad fl. 5.000.000,- en een mogelijke verhoging van de aankoopprijs van de grond in verband met de bestemming daarvan. [Verdachte 1] en [Verdachte 2] hebben geen nader onderzoek verricht of kritische vragen gesteld en zijn afgegaan op hetgeen zij van [Medeverdachte 1] te horen kregen. Ten onrechte, omdat de bouwclaim nooit heeft bestaan en er ook nooit sprake van is geweest dat de gemeente Capelle aan den IJssel de prijs voor de grond zou verhogen in verband met de gewijzigde bestemming . De risico’s die [handelsnaam verdachte 3 en 4] in dit project liep waren bovendien minimaal, omdat de aanneemsom al min of meer vast stond en [handelsnaam verdachte 3 en 4] niet verantwoordelijk was voor de verhuur van het project . Daarnaast heeft [Verdachte 2] het volgende verklaard: "Op verzoek van [medeverdachte 1] is de stichtingsbegroting opgehoogd naar f 127,5 miljoen. (…) Ik heb al aangegeven dat ik er een vreemd gevoel bij had en wij, [verdachte 1] en ik, wisten niet wat we hiermee aanmoesten. (…) Ik weet niet waarom wij hieraan destijds hebben meegewerkt, het is gewoon gebeurd. Ik kon mijn vinger hier toen niet achter krijgen. De aanpassingen op de stichtingskostenbegroting werden gewoon aangeleverd door [medeverdachte 1] en wij, [handelsnaam verdachte 3 en 4], hebben deze aangepast. Wij, [verdachte 1] en ik, hadden er ook geen verklaring voor waarom het [benadeelde] f 20 miljoen gulden meer wilden uitgeven dan wij hadden begroot".
Gelet hierop en mede in het licht van al datgene wat daarvoor in andere projecten al was gebeurd, is de rechtbank van oordeel dat [Verdachte 1] en [Verdachte 2] ten tijde van het tekenen van de overeenkomst inzake Solaris bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat zij zich schuldig maakten aan valsheid in geschrift. Zij hebben immers meegewerkt aan de totstandkoming van een overeenkomst waarvan de inhoud niet overeen kwam met de werkelijkheid, zij hebben meegewerkt aan het antedateren van die overeenkomst en zij hebben, hoewel daartoe gelet op de hiervoor geschetste omstandigheden, alle reden was, geen nader onderzoek gedaan, maar zijn eenvoudigweg afgegaan op de verhalen van [Medeverdachte 1].
Gelet op de bekennende verklaringen van verdachte ten aanzien van de hierna te bespreken feiten, zal de rechtbank hieronder volstaan met een korte weergave van de inhoud van die verklaringen alsmede de verklaringen van medeverdachte [Verdachte 2] en de vindplaatsen in het dossier.
De winstdelingsovereenkomsten, feiten 2, 5 en 9
[Verdachte 1] heeft ter terechtzitting bekend dat de overeenkomsten tussen [handelsnaam verdachte 3 en 4] en [medeverdachte 9] met betrekking tot Coolsingel, tot Hollandse Meester en tot Solaris valselijk zijn opgemaakt doordat deze zijn geantedateerd en doordat hierin is opgenomen dat [handelsnaam verdachte 3 en 4] een exclusief samenwerkingsverband is aangegaan dat erop gericht is om voor gezamenlijke rekening en risico de ontwikkeling van voormelde projecten ter hand te nemen, terwijl in werkelijkheid [handelsnaam verdachte 3 en 4] niet de intentie had om samen met [medeverdachte 9] genoemde projecten te ontwikkelen en van gezamenlijke ontwikkeling ook geen sprake is geweest. Uit zijn verklaring ter terechtzitting volgt tevens dat deze overeenkomsten in feite zagen op de betaling van een aanbrengfee dan wel een winstdeel en dat de hoogte van de aan [Medeverdachte 2] op grond van deze overeenkomst uitbetaalde bedragen in geen verhouding stond tot het door hem geleverde werk.
Witwassen en voorhanden hebben valse facturen, feiten 3, 6, 7 en 10
[Verdachte 1] heeft bekend dat hij opzettelijk een valse factuur van [betrokkene 3] aan [medeverdachte 13] voorhanden heeft gehad . Ten aanzien van de factuur van [betrokkene 4] heeft hij zulks ontkend. De rechtbank acht dit feit wel bewezen, nu verdachte tijdens zijn verhoor op 20 maart 2008 heeft verklaard dat hij niet weet wie [Eigenaar van betrokkene 4] is of wie achter de onderneming van [Eigenaar van [betrokkee 4] zit, dat [betrokkene 4] geen werkzaamheden heeft uitgevoerd in het project Solaris en dat factuur op verzoek van [medeverdachte 1] is uitbetaald aan [betrokkene 4].
[Verdachte 1] heeft tevens bekend dat hij zich met medeverdachte [Verdachte 2] schuldig heeft gemaakt aan witwassen in de projecten Hollandse Meester , Coolsingel en Solaris . Het witwassen vond plaats door bedragen die zij van [benadeelde] hadden verkregen op grond van de vals opgemaakte overeenkomsten, vermeld onder de feiten 1, 4 en 8,
- -
op basis van de onder 2, 5 en 9 vermelde valse winstdelingsovereenkomsten met [medeverdachte 9] (waarvan zij wisten dat deze vals waren) via de derdenrekening van [medeverdachte 7] te betalen aan [medeverdachte 9];
- -
op grond van valse brieven, overeenkomsten en facturen betalingen te doen, terwijl zij wisten dat tegenover die betaling geen enkele reële prestatie stond.
Feitelijk leidinggeven
[Verdachte 1] en [Verdachte 2] worden primair vervolgd voor het opdracht geven tot dan wel het feitelijk leiding geven aan verboden gedragingen van de rechtspersonen [handelsnaam verdachte 3 en 4] en [medeverdachte 13]. Van opdracht geven dan wel feitelijk leiding geven ex artikel 51 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) kan alleen sprake zijn indien komt vast te staan dat de bedoelde rechtspersonen strafbaar zijn. Dit moet worden beoordeeld aan de hand van de volgende vragen: 1) is de rechtspersoon geadresseerde van de norm, 2) kan de verboden gedraging die door een natuurlijk persoon is verricht, aan de rechtspersoon worden toegerekend, 3) kan het bestanddeel opzet of schuld worden bewezen. De rechtbank is van oordeel dat valsheid in geschrift en witwassen, delicten zijn die door een rechtspersoon gepleegd kunnen worden. Derhalve kunnen de bovengenoemde rechtspersonen als geadresseerden van de norm worden gezien. Voorts is de rechtbank van oordeel dat de verrichte verboden gedragingen aan de rechtspersonen kunnen worden toegerekend. Voldaan wordt aan het beschikkingscriterium, nu het aangaan van overeenkomsten en het betalen van facturen gezien kan worden als gedragingen die zijn verricht in het kader van bedrijfsactiviteiten die projectontwikkelingsbedrijven niet vreemd zijn en daardoor vallen binnen de invloedsfeer van de rechtspersonen [handelsnaam verdachte 3 en 4] en [medeverdachte 13]. Voorts wordt voldaan aan het aanvaardingscriterium. De strafbare gedragingen, de valsheid in geschrift en het witwassen, zijn telkens verricht door [Verdachte 1] en [Verdachte 2], de enige twee bestuurders van de rechtspersonen. Door op naam van de BV’s overeenkomsten te sluiten en geld naar anderen over te maken kan gesteld worden dat de rechtspersonen de gedragingen hebben aanvaard.
Ten aanzien van de opzet kan opgemerkt worden dat, nu vaststaat dat [Verdachte 1] en [Verdachte 2] als bestuurders van de genoemde BV’s, opzet hebben gehad op de frauduleuze handelingen, deze opzet toegerekend kan worden aan de rechtspersonen. Gelet hierop concludeert de rechtbank dat de rechtspersonen strafbaar zijn.
Ten aanzien van het bewijs dat sprake is van feitelijk leidinggeven van deze verdachten aan de bovengenoemde BV’s neemt de rechtbank de verklaringen van verdachten hieromtrent als uitgangspunt. Verdachten verklaren beiden ter terechtzitting dat zij beiden als feitelijk leidinggever van [handelsnaam verdachte 3 en 4] zijn aan te merken. Ook ten aanzien van [medeverdachte 13] verklaren [Verdachte 1] en [Verdachte 2] dat zij beiden als feitelijk leidinggever van deze rechtspersoon aan te merken zijn.
Nu de rechtbank het primair ten laste gelegde, zijnde het feitelijk leiding geven aan verboden gedragingen, begaan door de rechtspersonen, zoals bedoeld in artikel 51 lid 2 Sr bewezen acht, komt de rechtbank aan het subsidiair ten laste gelegde, het medeplegen door verdachte zelf, niet meer toe. Daarmee wordt het verweer van de verdediging dat het menselijke daderschap prevaleert boven het corporatieve, zodat gekozen zou moeten worden voor het subsidiair ten laste gelegde, verworpen. Het is immers niet aan de rechtbank, maar aan het openbaar ministerie om te kiezen op welke grondslag zij tot vervolging overgaat.
Overige overwegingen ten aanzien van Project Solaris, feit 6 primair
Door de verdediging is betoogd dat een van de ten laste gelegde betalingen aan [medeverdachte 12], te weten de betaling van de factuur van € 375.000,- niet kan worden toegeschreven aan [Verdachte 1] en [Verdachte 2] als feitelijk leidinggevenden van [handelsnaam verdachte 3 en 4]. De betaling is namelijk geschied door [betrokkene 5]. Enig aandeelhouder van [betrokkene 5] is Verdachte 3. Ten tijde van de valsheid in geschrifte, te weten 7 januari 2003, werd gehandeld vanuit [handelsnaam verdachte 3 en 4]. Op dat moment behoorde deze statutaire naam toe aan [Verdachte 4] en niet aan [Verdachte 3]. [Verdachte 1] moet daarom van het witwassen van dit bedrag als feitelijk leidinggevende worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt hierover het volgende. [Verdachte 1] heeft ter terechtzitting verklaard dat [Verdachte 4], handelend onder de naam [handelsnaam verdachte 3 en 4], op 7 januari 2003 twee valse (ontwikkelings)overeenkomsten met [medeverdachte 12] heeft gesloten. Bij valse brief van 26 november 2004 heeft [handelsnaam verdachte 3 en 4] vervolgens ingestemd met de ontbinding van beide overeenkomsten en een afkoopsom van € 675.000,- voorgesteld, bestaande uit een bedrag van € 300.000,- (project Steenbergen) en een bedrag van € 375.000,- (project Zierikzee) . Op het rekeningoverzicht van [handelsnaam verdachte 3 en 4] staat dat op 9 december 2004 een bedrag van € 300.000,- aan [medeverdachte 12] is overgemaakt met als omschrijving project Steenbergen. Op het rekeningoverzicht van [betrokkene 5] staat dat op dezelfde datum een bedrag van € 375.000,- aan [medeverdachte 12] is overgemaakt met als omschrijving project Zierikzee.
Het is derhalve [Verdachte 4], handelend onder de naam [handelsnaam verdachte 3 en 4], geweest die de werkelijke aard van het bedrag van € 375.000,- heeft verhuld. [Verdachte 4], handelend onder de naam [handelsnaam verdachte 3 en 4] heeft vervolgens opdracht gegeven aan [betrokkene 5] tot overboeking van het bedrag aan [medeverdachte 12]. [betrokkene 5] was zelf immers niets verschuldigd aan [medeverdachte 12] en had geen reden het bedrag uit eigener beweging over te maken. [Verdachte 4], handelend onder de naam [handelsnaam verdachte 3 en 4], heeft het overeengekomen bedrag derhalve door middel van [betrokkene 5] aan [medeverdachte 12] overgemaakt waarmee het witwassen van het bedrag is voltooid. Dat de feitelijk betaling van de € 375.000,- niet is verricht door [Verdachte 4], maar door [betrokkene 5] laat onverlet dat het [Verdachte 4] is geweest die de werkelijke aard en de rechthebbende van het bedrag heeft verhuld door voor te wenden dat het bedrag werd betaald op basis van twee ontwikkelingsovereenkomsten en een afkoopsom. Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat dit feit terecht aan [Verdachte 4], handelend onder de naam [handelsnaam verdachte 3 en 4] ten laste is gelegd. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer.
Criminele organisatie, feit 11
Van deelname aan een criminele organisatie is sprake indien in feitelijke zin wordt deelgenomen aan een gestructureerd samenwerkingsverband, dat tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Voor deelneming aan een criminele organisatie is niet vereist dat verdachte ook deelneemt aan de criminele handelingen waarop het oogmerk van de organisatie is gericht (HR 8 oktober 2002, NJ 2003, 64). Voldoende is dat verdachte behoort tot de organisatie en in zijn algemeenheid weet dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven (HR 8 oktober 2002, NJ 2003, 64). Wetenschap van één of verscheidene concrete misdrijven is niet vereist (HR 5 september 2006, NJ 2007, 336). Het samenwerkingsverband waarvan sprake is, moet voorts gestructureerd en duurzaam zijn, maar hoeft niet steeds uit dezelfde personen te bestaan (HR 29 januari 1991, NJB 1991, nr. 50) en evenmin is vereist dat de verdachte heeft samengewerkt of bekend was met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is (HR 22 januari 2008, NJ 2008, 72).
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat verdachte niet reeds vanaf januari 1998 aan een criminele organisatie heeft deelgenomen. Anders dan de verdediging, is de rechtbank evenwel van oordeel dat verdachte vanaf juni 1999 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
Zoals hiervoor weergegeven zijn [Verdachte 1] en [Verdachte 2] in 1997/1998 in contact gekomen met [Medeverdachte 2], respectievelijk [Medeverdachte 1] toen werkzaam bij [benadeelde], en hebben zij aan [benadeelde] een aanbieding voor de ontwikkeling van het project Coolsingel gedaan. [benadeelde] heeft het aanbod van [handelsnaam verdachte 3 en 4] inzake de ontwikkeling van Coolsingel aanvaard en zij heeft met [HANDELSNAAM VERDACHTE 3 EN 4] een ontwikkelingsovereenkomst gesloten, gedateerd 15 januari 1999 . Op het originele exemplaar hiervan staat een poststempel waaruit blijkt dat deze overeenkomst op 29 oktober 1999 bij [benadeelde] is binnengekomen. [Verdachte 1] verklaart dat de datum op de overeenkomst niet klopt: de overeenkomst is later afgesloten dan 15 januari 1999. [Verdachte 1] en [Verdachte 2] hadden aangegeven het project voor een bedrag van fl. 3.500.000,- tot fl. 4.000.000,- te kunnen ontwikkelen. Echter, [Medeverdachte 1] stelde een vergoeding van fl. 13.850.000,- vast. Hiervoor dienden [Verdachte 1] en [Verdachte 2] enkele betalingen te voldoen. Telkens werd, voordat deze bij [handelsnaam verdachte 3 en 4] arriveerde, door [Medeverdachte 1] aangekondigd welke factuur opgestuurd zou worden en betaald diende te worden. De eerste factuur was van [betrokkene 8] van 12 juli 1999, die reeds ter sprake is geweest. Tevens hebben [handelsnaam verdachte 3 en 4] en [medeverdachte 9] een winstdelingsovereenkomst gesloten. Deze overeenkomst was vals, want [handelsnaam verdachte 3 en 4] heeft voor eigen rekening en risico het project Coolsingel ontwikkeld. [Medeverdachte 2 ]kwam bij [Verdachte 1] en [Verdachte 2] langs en wilde alvast geld ontvangen als vooruitbetaling op de winstdelingsovereenkomst met [medeverdachte 9]. Hij vertelde [Verdachte 1] en [Verdachte 2] dat zij maar wat moesten verzinnen, want hij wilde zijn geld. Dit geld heeft [handelsnaam verdachte 3 en 4] toen door middel van een aantal facturen die [medeverdachte 9] heeft gestuurd aan [medeverdachte 18], [medeverdachte 19] en [medeverdachte 15], betaald. De eerste factuur dateert al van 20 juli 1999. Uit een brief van [handelsnaam verdachte 3 en 4] d.d. 3 juni 2005 blijkt dat een afrekening heeft plaats gevonden en dat een bedrag van € 1.843.400,- toe komt aan [medeverdachte 9]. Op een kopie van een bankrekeningafschrift op naam van [Betrokkene 1] staat dat er op 17 april 2003 een bedrag van € 1.843.400,- is overgemaakt naar [medeverdachte 7] (de rechtbank leest hier [medeverdachte 7]). Achter dit bedrag is met de hand geschreven “Coolsingel”. [Verdachte 1] verklaart dat hij facturen van [medeverdachte 15] en [medeverdachte 14] in opdracht van [Medeverdachte 1] in de projectadministratie van Coolsingel heeft opgenomen. Na overleg met [Medeverdachte 1] werd op de facturen vermeld dat er activiteiten waren verricht in het project Coolsingel, echter van werkzaamheden verricht door medeverdachte [medeverdachte 6] weet [Verdachte 1] niets. Deze partijen zijn door [Medeverdachte 2] en [Medeverdachte 1] aan [handelsnaam verdachte 3 en 4] opgelegd. Dit werd besproken tijdens vergaderingen waarbij [Medeverdachte 2], [Medeverdachte 1], [Medeverdachte 3], [Verdachte 1] en soms [Verdachte 2] aanwezig waren.
Eenzelfde gang van zaken is te bespeuren bij de ontwikkeling van het project Hollandse Meester in Zoetermeer. [handelsnaam verdachte 3 en 4] was in gesprek met de gemeente Zoetermeer over de ontwikkeling van het project Hollandse Meester. [Verdachte 1] en [Verdachte 2] zijn op enig moment benaderd door [Medeverdachte 2] met de vraag of zij dit project samen met [benadeelde] wilden ontwikkelen. Op 17 augustus 1999 heeft [handelsnaam verdachte 3 en 4] de optierechten op het project verkocht aan [benadeelde] tegen een vergoeding van fl. 5.000.000,-. Deze overeenkomst is door [handelsnaam verdachte 3 en 4] verstuurd als bijlage bij een brief die tevens is gedateerd op 17 augustus 1999. Echter, op de brief staat een stempel waaruit blijkt dat deze op 29 oktober 1999 bij [benadeelde] is binnengekomen. [Verdachte 2] verklaart dat [Verdachte 1] vooral de financiële zaken deed, hij stelde de contracten en overeenkomsten op die gesloten moesten worden met [benadeelde]. Deze liet hij lezen aan [Verdachte 2]: [Verdachte 1] deed niets zonder [Verdachte 2] hierin te kennen. [Verdachte 1] verklaart dat de vergoeding van fl. 5.000.000,- in deze overeenkomst door [Medeverdachte 1] is bepaald, terwijl zij zelf een vergoeding van fl. 1.000.000,- in gedachten hadden. [Verdachte 1] verklaart hierover tijdens de terechtzitting dat hij het bedrag van fl. 5.000.000,- volslagen uit verhouding vond . Uit deze vergoeding diende [handelsnaam verdachte 3 en 4] een bedrag aan [Medeverdachte 2] te betalen voor diens bemiddeling. Op 3 december 1998 zijn er twee verschillende winstdelingsovereenkomsten afgesloten tussen [handelsnaam verdachte 3 en 4] en [medeverdachte 9]. In een van de twee winstdelingsovereenkomsten staat vermeld dat [medeverdachte 9] fl. 2.600.000,- van het verkoopresultaat krijgt en in de andere winstdelingsovereenkomst staat een bedrag vermeld van fl. 4.000.000,- . Ook staat in deze winstdelingsovereenkomsten vermeld dat [handelsnaam verdachte 3 en 4] en [medeverdachte 9] een exclusief samenwerkingsverband aan is gegaan, waarbij voor gezamenlijke rekening en risico de ontwikkeling van Hollandse Meester ter hand zou worden genomen. Een substantieel deel van de vergoeding die [Medeverdachte 2] kreeg, is echter aan te merken als een aanbrengprovisie. [Verdachte 1] verklaart dat de beide winstdelingsovereenkomsten opgesteld zijn na 9 augustus 1999 en niet op 3 december 1998. Ook deze overeenkomsten zijn geantedateerd. Tijdens de terechtzitting verklaart verdachte dat [Medeverdachte 2] deze datum in het contract wilde hebben. Op 17 april 2003 is, blijkens een rekeningafschrift op naam van [Betrokkene 1], een bedrag van € 1.179.829,- overgemaakt naar [medeverdachte 7] . Achter dit bedrag staat met de hand geschreven “Zoetermeer”. Dit komt derhalve overeen met hetgeen [Verdachte 2] ter terechtzitting verklaarde. Uit een rekeningafschrift van [medeverdachte 9] blijkt dat op 4 augustus 2003 een bedrag van € 504.626,10 is overgemaakt door DGR [medeverdachte 7] . Op diezelfde datum is er op de rekening van [medeverdachte 8] een bedrag van € 1.009.252,19 bijgeschreven door DGR [medeverdachte 7] . [Verdachte 2] verklaart dat in dit project tevens geld is weggevloeid is naar [Medeverdachte 3]. Op een handgeschreven document dat bij [medeverdachte 7] is aangetroffen, staat vermeld dat [medeverdachte 8], [medeverdachte 9] en [Medeverdachte 3] samenwerkingsverbanden hebben gesloten met diverse projecten/ontwikkelaars. De winst zal tussen hen drieën verdeeld worden. Naast geld dat door de winstdelingsovereenkomsten is weggesluisd, is er ook geld weggevloeid door middel van een valse factuur van [betrokkene 9], gevestigd te [vestigingsplaats]. [Verdachte 1] en [Verdachte 2] verklaren hierover dat zij deze factuur in opdracht van [Medeverdachte 3] dienden te betalen. [Eigenaar van betrokkene 9] verklaart over deze factuur dat hij deze in opdracht van [Medeverdachte 3] heeft opgesteld. Hij heeft [Verdachte 1] telefonisch het adres gevraagd van het bedrijf [handelsnaam verdachte 3 en 4] en [Medeverdachte 3] heeft hem gezegd welke omschrijving op deze factuur vermeld diende te worden. [Eigenaar van betrokkene 9] heeft de factuur vervolgens verzonden en in zijn administratie opgenomen. Na binnenkomst van deze factuur zou deze boekhoudkundig worden doorgezet naar het juiste project.
Het project Solaris te Capelle aan den IJssel is het laatste project waar [handelsnaam verdachte 3 en 4] heeft samen gewerkt met [benadeelde]. [Medeverdachte 2] heeft [Verdachte 2] gebeld met de vraag of hij en [Verdachte 1] geïnteresseerd waren het project uit te ontwikkelen en te realiseren . In dit project is een turnkeyovereenkomst gesloten tussen [benadeelde], vertegenwoordigd door [Medeverdachte 1], en [handelsnaam verdachte 3 en 4], vertegenwoordigd door haar dochteronderneming [medeverdachte 13] in de persoon van [Verdachte 1]. Uit deze overeenkomst blijkt dat [benadeelde] is gestart met de feitelijke ontwikkeling van dit project waarna [medeverdachte 13] dit project heeft overgenomen teneinde het project na oplevering turn key weer aan [benadeelde] over te dragen. Hiertoe is een bedrag van fl. 127.500.000,- overeengekomen, met inbegrip van alle kosten, waarbij onder andere wordt verwezen naar de bouwclaim van [betrokkene 2] van 3 november 1999. Deze turnkeyovereenkomst is gedateerd 8 oktober 1999. Dat deze datum geantedateerd was en de overeenkomst valselijk opgemaakt, is reeds besproken. De rechtbank verwijst hier kortheidshalve naar. In aansluiting hierop verklaart [Verdachte 1] tijdens de zitting dat nadat bekend was geworden dat er een koper voor het project in beeld was gekomen, de datum op de overeenkomst naar voren is geschoven. In een gesprek dat [Verdachte 1] en [Verdachte 2] met [Medeverdachte 2] hadden, is door hem gezegd dat [benadeelde] bereid was een bedrag van fl. 7.500.000,- te betalen voor de ontwikkeling. De afspraken die tussen [handelsnaam verdachte 3 en 4] en [benadeelde] zijn gemaakt zijn verschillende malen gewijzigd. Er zijn door [benadeelde] verschillende calculaties gemaakt. Uit de calculatie die gedateerd is op 5 oktober 1999, blijkt dat de totale kosten van het project begroot werden op fl. 95.930.547,- en de opbrengsten op fl. 107.255.000,-. Ook [handelsnaam verdachte 3 en 4] heeft een begroting opgesteld waar uitgegaan werd van een bedrag van fl. 98.495.864,-. Echter, in de overeenkomst die [handelsnaam verdachte 3 en 4] met [benadeelde] heeft gesloten werd uitgegaan van een stichtingskostenbegroting van fl. 127.500.000,- die door [Medeverdachte 3] werd aangedragen. Getuige [getuige 1] verklaart dat een kostenbatenanalyse door de projectontwikkelaar wordt aangedragen en dat de stichtingskostenbegroting hierin zit. Het hogere bedrag in de door [Medeverdachte 3] aangedragen stichtingskostenbegroting werd verklaard door het risico dat de grondprijs omhoog zou gaan en door de verkoop van het project aan [betrokkene 14]. [Verdachte 1] verklaart deze verhoogde stichtingskostenbegroting rechtstreeks overgenomen te hebben in de calculatie van [handelsnaam verdachte 3 en 4]. Hierbij werd rekening gehouden met een eventuele bouwclaim van [betrokkene 2]. De consequentie van deze verhoogde calculatie is geweest dat er op deze manier een potje bij [handelsnaam verdachte 3 en 4] is gecreëerd door [benadeelde]. Uit dit potje moest [handelsnaam verdachte 3 en 4] op aangeven van [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 3], facturen voldoen van [medeverdachte 12], [medeverdachte 10] en [medeverdachte 11]. Ook in het project Solaris is er een winstdelingsovereenkomst gesloten tussen [handelsnaam verdachte 3 en 4] en [medeverdachte 9] en ondertekend op 21 september 1999. Ter terechtzitting verklaart [verdachte 1] dat deze overeenkomst vals is. Uit een winstdelingsovereenkomst tussen [medeverdachte 8], [medeverdachte 9] en [Medeverdachte 23] blijkt dat zij de winst die behaald is in onder andere het project in Capelle aan den IJssel verdelen aan de hand van een nader overeen te komen verdeelsleutel. Er zijn hieromtrent verschillende volmachten en winstdelingsovereenkomsten aangetroffen waaruit blijkt dat de volgende verdeling overeen was gekomen: [medeverdachte 8] 50%, [medeverdachte 9] 25%, [Medeverdachte 23] 25%. Op basis van deze winstdelingsovereenkomst heeft [medeverdachte 13] geld overgemaakt naar de derdengeldrekening van [medeverdachte 7] op 16 maart 2002. Tevens heeft [medeverdachte 13] facturen betaald.[ Verdachte 1] en [Verdachte 2] geven in een fax uitleg omtrent verscheidene facturen die zij in opdracht van [Medeverdachte 1], [Medeverdachte 2] en [Medeverdachte 3] dienden te betalen. [medeverdachte 20] heeft op 15 december 1999 een brief aan [medeverdachte 13] gestuurd waarin zij op verzoek van [benadeelde] een aanbieding doet de verhuur van de gebouwen te realiseren tegen een vergoeding van fl. 2.000.000,-. Getuige [getuige 1] verklaart dat hoewel zijn naam onder de brief staat, hij hier niet van op de hoogte is. Ook de handtekening die op de brief staat is niet van hem. Het bedrag van fl. 2.000.000,- staat zijns inziens niet in verhouding tot de werkzaamheden die verricht zijn. Concreet heeft hij niet gewerkt aan de verhuur zoals in de brief omschreven. Twee dagen later is er door [medeverdachte 21] een brief gestuurd aan [medeverdachte 13] waarin [Handelsnaam medeverdachten 20, 21 en 22] een aanbieding doet om nader begeleidings- en adviserings-werkzaamheden te verrichten tegen een vergoeding van fl. 2.254.150,-. [medeverdachte 13] accepteert beide aanbiedingen. [Verdachte 1] verklaart dat de brieven later zijn opgemaakt toen duidelijk werd welke bedragen opgenomen konden worden. Toen bleek dat in Solaris veel was verdiend, zei [Medeverdachte 3] tegen [handelsnaam verdachte 3 en 4] dat er geld naar [Handelsnaam medeverdachten 20, 21 en 22] diende te vloeien. Hierna heeft [handelsnaam verdachte 3 en 4] verschillende facturen van [Handelsnaam medeverdachten 20, 21 en 22] ontvangen en betaald. Met betrekking tot de facturen van [Eigenaar betrokkene 3] en [betrokkene 4] verklaart [Verdachte 1] het volgende. In het project Solaris werd meer verdiend dan zij hadden verwacht en [Medeverdachte 1] zei hem toen dat, nu [handelsnaam verdachte 3 en 4] een dusdanige winstruimte had, daaruit nog wel een aantal facturen betaald konden worden. [Eigenaar betrokkene 3] geeft aan deze factuur opgemaakt te hebben, waarbij de omschrijving en de hoogte van de factuur hem door [handelsnaam verdachte 3 en 4] werd gegeven. Hij heeft de werkzaamheden die op de factuur vermeld staan niet uitgevoerd. [Verdachte 2] verklaart hierover dat [Eigenaar betrokkene 3] een verklaring nodig had voor het opmaken van deze factuur. [Verdachte 2] heeft hierop een brief opgesteld en verstuurd aan [Eigenaar betrokkene 3] waarbij omtrent de inhoud hiervan overleg is gevoerd met [Medeverdachte 1]. [Eigenaar betrokkene 4] verklaart dat [betrokkene 4] op aangeven van [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 2] is opgezet. De BV had geen klanten en er zijn geen werkzaamheden verricht. De factuur die aan [medeverdachte 13] is gestuurd is hem door [Medeverdachte 1], [Medeverdachte 2] en [Medeverdachte 3] aangedragen. Zij vertelden hem het op deze manier te doen. De rechtbank is hierboven reeds tot de conclusie gekomen dat deze beide facturen valselijk zijn opgemaakt. [Eigenaar betrokkene 4] verklaart verder dat hij van [Medeverdachte 2] en [Medeverdachte 1] facturen gekregen heeft van onder andere [Betrokkene 10]. Hij heeft echter geen opdrachten aan [Betrokkene 10] verstrekt en [Betrokkene 10] heeft ook geen werkzaamheden voor [betrokkene 4] verricht. De omschrijving op deze facturen klopte niet. [Eigenaar betrokkene 3] verklaart omtrent [Betrokkene 10] dat dit een BV van [medeverdachte 5] is. [medeverdachte 5] heeft een rapport voor hem opgesteld en stuurde vervolgens een factuur van [Betrokkene 10] met een onjuiste omschrijving. De rechtbank concludeert daaruit dat het geld dat door [handelsnaam verdachte 3 en 4] aan [betrokkene 4] en [betrokkene 3] is betaald, ook weer werd doorbetaald. Dit gebeurde door middel van facturen die in opdracht van [Medeverdachte 2] en [Medeverdachte 1] aan [Betrokkene 10] gestuurd moesten worden. Dit geld is ten goede gekomen aan [medeverdachte 5]. Een derde manier om geld dat op de rekening bij [handelsnaam verdachte 3 en 4] stond door te sluizen, is het bedenken van projecten waarop [Medeverdachte 2] een factuur zou kunnen sturen. Hij vroeg aan [Verdachte 1] en [Verdachte 2] om deze projecten te bedenken. [Verdachte 1] verklaart hierover in zijn algemeenheid dat de facturen die [handelsnaam verdachte 3 en 4] op aangeven van [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 3] diende te betalen, zijn ingediend om de extra winst die is behaald in de drie projecten af te romen tot het bedrag waarvan [handelsnaam verdachte 3 en 4] heeft aangegeven hiermee genoegen te nemen voor de ontwikkeling. De werkzaamheden en kosten die op deze facturen vermeld staan, hebben betrekking op andere projecten dan de drie hier genoemde. De facturen waren onder andere afkomstig van [medeverdachte 9], [medeverdachte 8], [medeverdachte 10], [medeverdachte 12], [medeverdachte 11], [Verdachte 4], [medeverdachte 14] en [medeverdachte 15]. De facturen waren onder andere gericht aan [medeverdachte 18], [medeverdachte 19], [medeverdachte 15] en [medeverdachte 17]. Deze facturen zijn in de administratie van [handelsnaam verdachte 3 en 4] opgenomen. [Verdachte 2] legt hieromtrent een soortgelijke verklaring af.
Om bovengenoemde strafbare feiten te kunnen plegen was een zekere vorm van organisatie noodzakelijk. Gelet op het bovenstaande oordeelt de rechtbank dat hiervan sprake is. In het bijzonder overweegt zij hiertoe nog het volgende.
In 1995 is [Medeverdachte 1], samen met [Medeverdachte 3] met [Medeverdachte 2] werkzaam geworden voor [benadeelde]. Binnen de projecten Coolsingel, Hollandse Meester en Solaris zijn door [benadeelde], vertegenwoordigd door [Medeverdachte 1] die hier algemeen directeur was, overeenkomsten gesloten met de projectontwikkelaar [handelsnaam verdachte 3 en 4]. De vergoeding die [handelsnaam verdachte 3 en 4] kreeg van [benadeelde] was iedere keer hoger dan de vergoeding die zij hier ten minste voor wilde ontvangen. Deze hogere bedragen werden door [Medeverdachte 1] aan [handelsnaam verdachte 3 en 4] opgelegd, in de (valse) overeenkomst opgenomen en uitbetaald. Op deze manier werd er bij [handelsnaam verdachte 3 en 4] een “potje” met geld gecreëerd. Een deel hiervan werd op basis van winstdelingsovereenkomsten met [medeverdachte 9], via de derdengeldrekening van [medeverdachte 7], uitbetaald aan [medeverdachte 9] en [medeverdachte 8]. Hieruit blijkt dat een deel van het potje dat bij [handelsnaam verdachte 3 en 4] gecreëerd werd ten goede kwam aan [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 2]. Een ander deel van het potje is doorgesluisd via het opstellen en versturen van valse facturen, naar andere BV’s. Een aantal van deze BV’s diende het bedrag dat zij overgemaakt kreeg, weer verder door te sluizen naar bijvoorbeeld [Betrokkene 10]. [Medeverdachte 2] verklaart dat er niets gebeurde zonder dat de Raad van Bestuur hiervoor toestemming had gegeven; deze was op de hoogte van al hetgeen de directie deed. [Medeverdachte 4], die in 1999 en 2000 voorzitter van de Raad van Bestuur van [benadeelde] was , bevestigt dat de gehele Raad van Bestuur op de hoogte was van deze drie projecten en dat er daarnaast een goede interne controle bestond op alle niveaus. Hij verklaart tevens vrij veelvuldig contact te hebben met [Medeverdachte 1]. De directie van [benadeelde] bestond uit [Medeverdachte 1] als algemeen directeur, [Medeverdachte 3] als financieel directeur en [medeverdachte 5] als commercieel directeur en later als opvolger van [Medeverdachte 1]. [getuige 3] merkt hierover op dat hij deze benoeming discutabel vond gezien de vooropleiding en ervaring van [medeverdachte 5] binnen het commercieel vastgoed. [Medeverdachte 2] stond niet op de loonlijst van [benadeelde] maar werd beschouwd als adviseur van de directie. Hij verklaart verschillende vergaderingen met de directie van [benadeelde] gevoerd te hebben in de horecagelegenheid Jan Tabak. Dit waren één op één gesprekken met [Medeverdachte 1]. Ook [getuige 3] verklaart hierover, [Medeverdachte 2] hield volgens hem kantoor bij een horecagelegenheid, Jan Tabak in Bussum, waar de groep rond [Medeverdachte 1] regelmatig werd ontboden. Hij geeft aan dat er een splitsing bestond tussen het groepje rond [Medeverdachte 1] en de [benadeelde] groep. Met het groepje rond [Medeverdachte 1] doelt hij op onder andere [medeverdachte 5] en [Medeverdachte 3]. Ook [Verdachte 1] verklaart over de groep [Medeverdachte 1], [Medeverdachte 2] en later [Medeverdachte 3], hij geeft aan dat van deze groep een bepaalde druk uitging. Uit onderzoek naar de agenda’s van [Verdachte 1] en [Verdachte 2] blijkt dat zij regelmatig overleg hadden met de groep [Medeverdachte 1]. Dit overleg vond met name plaats tussen [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 2] en [Medeverdachte 3] in iets mindere mate. In de agenda’s van deze medeverdachten komt de term [afkorting] voor. De secretaresse van [Medeverdachte 1] verklaart dat dit staat voor [medeverdachte 1], [Medeverdachte 3] en [Medeverdachte 2]. Als er een vergadering gepland moest worden dan schreef zij dit op deze manier in de agenda. Ook na het vertrek van [Medeverdachte 2] bij [benadeelde] in juni 2001 en het vertrek van [Medeverdachte 1] in oktober 2001 blijft er contact bestaan tussen deze twee medeverdachten en hun ex-[benadeelde] collega’s en [Verdachte 1] en [Verdachte 2]. [Medeverdachte 4] verklaart zelf ook dat hij na zijn vertrek nog veel contact met [Medeverdachte 1] heeft gehad, ook toen [Medeverdachte 1] weg was bij [benadeelde]. Dit omdat hij met [Medeverdachte 1] heel actief is bezig geweest met een aantal projecten. [getuige 4] verklaart omtrent [Medeverdachte 4] dat hij de enige was binnen de Raad van Bestuur die verstand had van commercieel vastgoed en de voorstellen van [Medeverdachte 1] eerst met hem besprak voordat deze in de Raad van Bestuur ter sprake kwamen. Pas als [Medeverdachte 4] het met een voorstel eens was, werd dit voorstel besproken in de Raad van Bestuur. [Medeverdachte 1], en later zijn opvolger [medeverdachte 5], konden zelfstandig besluiten nemen als zij onder een bepaald niveau bleven. Als zij boven dit niveau uit kwamen dan dienden zij deze beslissingen aan [Medeverdachte 4] voor te leggen. De rechtbank komt tot de conclusie dat [Medeverdachte 4] door zijn positie als voorzitter van de Raad van Bestuur op de hoogte is geweest van de handelingen die met betrekking tot de genoemde drie projecten en binnen die positie tevens toestemming heeft kunnen verlenen voor deze handelingen.
Naast deze groep personen die gelieerd was aan [benadeelde] bestonden er nog verschillende tussenpersonen die allen hun eigen rol hadden om de bovengenoemde frauduleuze handelingen te kunnen laten plaatsvinden. [Verdachte 1] en [Verdachte 2] kunnen in dit verband genoemd worden als projectontwikkelaars die geldbedragen die zij via [benadeelde] betaald kregen, dienden door te betalen. Ook [medeverdachte 6] kan gezien worden als een tussenpersoon. Hij presenteerde zich naar buiten toe als het secretariaatsbureau van [Medeverdachte 1]. [medeverdachte 6] verklaart hierover dat het ongeveer eens in de twee weken voorkwam dat hij zich op die manier presenteerde. Dit ging al jaren zo en was bedoeld om “de dingen die [Medeverdachte 1] gedaan wilde krijgen wat meer cachet te geven”. [Verdachte 1] en [Verdachte 2] verklaren hieromtrent dat [medeverdachte 6] hen facturen zou sturen en dat zij in opdracht van [Medeverdachte 1] maar moesten verzinnen waarover hij een factuur zou kunnen sturen.
De verdediging heeft primair betoogd dat de criminele organisatie in 2004 heeft opgehouden te bestaan en is gewijzigd in een andere organisatie, namelijk [benadeelde 2], met een andere samenstelling en een andere modus operandi. Subsidiair is betoogd dat de deelname van [Verdachte 1] en [Verdachte 2] in het jaar 2004 is gestopt. De onder 1 tot en met 10 tenlastegelegde feiten eindigen immers allemaal uiterlijk in 2004 en de delicten die zijn opgenomen bij de criminele organisatie duren ook niet voort na deze datum. Het enkele feit dat [Verdachte 1] en [Verdachte 2] na deze datum [benadeelde] niet op de hoogte hebben gebracht van de malversaties, is voorts onvoldoende om van een voortdurende deelname aan de (niet meer bestaande) criminele organisatie te spreken.
De rechtbank overweegt hierover het volgende. In 2005 heeft PriceWaterhouseCoopers in opdracht van [benadeelde] onderzoek gedaan naar de ontwikkelingskosten van het project Luxortoren (Coolsingel). [Verdachte 1] en [Verdachte 2] hebben in het kader van dit onderzoek het verzoek gekregen om alle dossiers Coolsingel naar [benadeelde] te brengen. In een gesprek hebben [Verdachte 1] en [Verdachte 2] [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 2] op de hoogte gesteld van het onderzoek. [Medeverdachte 2] heeft tot kalmte gemaand en gezegd dat het om een intern onderzoek van [benadeelde] ging. In een schriftelijke verklaring heeft [Verdachte 1] aangegeven dat hen gevraagd werd om bewijzen te verwijderen. [Verdachte 1] en [Verdachte 2] hebben vervolgens, voordat medewerkers van PriceWaterhouseCoopers langskwamen, de dossiers doorgelopen op belastend materiaal. Op 30 juni 2005 heeft een gesprek plaatsgevonden met medewerkers van PriceWaterhouseCoopers. In dit gesprek hebben [Verdachte 1] en [Verdachte 2] zich gehouden aan de lezing van de feiten zoals deze besproken was met [Medeverdachte 1], [Medeverdachte 2] en [Medeverdachte 3]. Deze lezing kwam niet overeen met de werkelijkheid. Aan het einde van het gesprek hebben [Verdachte 1] en [Verdachte 2] gezegd dat bij hen geen kennis aanwezig is van feiten of omstandigheden die voor het onderzoek van belang kunnen zijn en die in het gesprek niet aan de orde gekomen zijn. [Verdachte 1] en [Verdachte 2] hebben geen van beide in het gesprek gemeld dat [handelsnaam verdachte 3 en 4] winstdelingsovereenkomsten had gesloten met [medeverdachte 9]. [Verdachte 2] heeft hierover verklaard dat [Medeverdachte 2] dit vermoedelijk verzocht, maar dat ze het hoe dan ook niet gedaan zouden hebben.
In het dossier bevindt zich voorts een door [Verdachte 1] ondertekende brief van [Verdachte 4] aan [medeverdachte 9] ten name van [Medeverdachte 2] gedateerd 3 juni 2005 met als onderwerp de afrekening van de winstdeling in het project Coolsingel.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het vorenstaande dat [Verdachte 1] en [Verdachte 2] in juni 2005 nog bezig waren met betalingen aan [Medeverdachte 2] die voortvloeiden uit de valse winstdelingsovereenkomst in het project Coolsingel. In 2005 hebben zij bovendien nog een bijeenkomst gehad met [Medeverdachte 2] en [Medeverdachte 1], waarin is gesproken over het onderzoek van PriceWaterhouseCoopers en hoe zij daarmee om moesten gaan. Eind juni 2005 hebben [Verdachte 1] en [Verdachte 2] in een gesprek met medewerkers van PriceWaterhouseCoopers bewust onjuiste informatie verstrekt en relevante informatie achtergehouden over door [benadeelde] te veel betaalde bedragen in het project Coolsingel. Het had naar het oordeel van de rechtbank op de weg van [Verdachte 1] en [Verdachte 2] gelegen om niet alleen over het project Coolsingel openheid van zaken te geven, maar tevens over de projecten Hollandse Meester en Solaris. Anders dan de verdediging acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen dat in ieder geval tot met eind juni 2005 sprake is geweest van een gestructureerd samenwerkingsverband waarvan [Verdachte 1] en [Verdachte 2] deel hebben uitgemaakt.
Gelet op het bovenstaande blijkt dat verdachten, in wisselende samenstellingen, regelmatig overleg met elkaar hebben gevoerd over de bovengenoemde frauduleuze handelingen. De rechtbank komt tot de conclusie dat gedurende de periode juni 1999 tot en met juni 2005, sprake is geweest van een organisatie die tot oogmerk heeft gehad het plegen van misdrijven, aan welke organisatie verdachte heeft deelgenomen.
- 4.2.
Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
Feit 1
Primair (PROJECT HOLLANDSE MEESTER):
[handelsnaam verdachte 3 en 4] in de periode van 17 augustus 1999 tot en met 29 oktober 1999 te Capelle aan den IJssel en Hoevelaken, tezamen en in vereniging met een ander,
een overeenkomst met de naam "overeenkomst inzake verkoop rechten uit optieovereenkomst van de "Stationslocatie" aan het Plein van de Verenigde Naties te Zoetermeer" tussen [handelsnaam verdachte 3 en 4] en [benadeelde] (D-0003/D-1331),
zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, immers hebben die rechtspersoon [handelsnaam verdachte 3 en 4] en haar mededader valselijk en in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven-
in die overeenkomst opgenomen dat [benadeelde], de rechten uit de tussen [handelsnaam verdachte 3 en 4] en de gemeente Zoetermeer gesloten overeenkomst inzake optieverlening op een perceel grond aan het Plein van de Verenigde Naties te Zoetermeer koopt van [handelsnaam verdachte 3 en 4] tegen betaling van een overeengekomen koopsom van Fl.5.000.000,- door [benadeelde], te betalen aan [handelsnaam verdachte 3 en 4],
terwijl in werkelijkheid de koopsom van Fl.5.000.000,- voor de overname van de rechten tussen [handelsnaam verdachte 3 en 4] en de gemeente Zoetermeer gesloten overeenkomst inzake optieverlening op het perceel grond aan het Plein van de Verenigde Naties te Zoetermeer niet geheel als koopsom ten goede is gekomen aan [handelsnaam verdachte 3 en 4], maar in die koopsom een vergoeding van circa Fl.2.600.000,- (Euro 1.179.829,-) ten behoeve van [medeverdachte 9] was begrepen,
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en door anderen te doen gebruiken, aan welke vorenomschreven verboden gedraging hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander, feitelijk leiding heeft gegeven;
Feit 2
Primair (PROJECT HOLLANDSE MEESTER):
[handelsnaam verdachte 3 en 4] in de periode van 3 december 1998 tot en met 3 december 1999 te Capelle aan den IJssel, tezamen en in vereniging met anderen,
twee winstdelingsovereenkomsten tussen [handelsnaam verdachte 3 en 4] en [medeverdachte 9] (D-0091 en/of D-0008),
zijnde telkens geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, immers hebben die rechtspersoon [handelsnaam verdachte 3 en 4] en haar mededaders valselijk en in strijd met de waarheid
- -
zakelijk weergegeven - telkens
in die winstdelingsovereenkomsten opgenomen dat [handelsnaam verdachte 3 en 4] en [medeverdachte 9] een exclusief samenwerkingsverband zijn aangegaan dat erop is gericht om voor gezamenlijke rekening en risico de ontwikkeling van een kantoortoren en een parkeergarage te Zoetermeer aan het plein der Verenigde Naties (ook bekend onder de projectnaam "Hollandse Meester") ter hand te nemen,
en die winstdelingsovereenkomsten gedateerd op 3 december 1998,
terwijl in werkelijkheid [medeverdachte 9] geen reële werkzaamheden heeft verricht en geen financieel risico heeft gelopen en er geen sprake is geweest van een exclusief samenwerkingsverband en er geen sprake is geweest van een gezamenlijke ontwikkeling van een kantoortoren en parkeergarage te Zoetermeer aan het plein der Verenigde Naties en er ook geen intentie is geweest tot een dergelijke samenwerking
en
die data van 3 december 1998 geantedateerd waren,
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en door anderen te doen gebruiken, aan welke vorenomschreven verboden gedraging hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander feitelijk leiding heeft gegeven;
Feit 3
Primair (PROJECT HOLLANDSE MEESTER):
[handelsnaam verdachte 3 en 4] in de periode van 14 december 2001 tot en met 4 augustus 2003, te Den Haag en Capelle aan den IJssel, tezamen en in vereniging met anderen, van een voorwerp, te weten een geldbedrag van circa Euro 1.179.829,- (Fl.2.600.000,-), (exclusief btw),
de werkelijke aard heeft verhuld en heeft verhuld wie de rechthebbende op het voorwerp was (te weten [medeverdachte 9]),
door voor te wenden dat dit voorwerp was verkregen op basis van een overeenkomst inzake verkoop rechten uit optieovereenkomst van de stationslocatie aan het plein van de Verenigde Naties te Zoetermeer gesloten tussen [handelsnaam verdachte 3 en 4] en [benadeelde] (D-0003/D-1331)
en
door voor te wenden dat dit voorwerp was doorbetaald op basis van een winstdelingsovereenkomst gesloten tussen [medeverdachte 9] en [handelsnaam verdachte 3 en 4] (D-0091)
en
door dit voorwerp te storten op een derdengeldrekening van [medeverdachte 7] (D-0014),
terwijl die rechtspersoon [handelsnaam verdachte 3 en 4] en haar mededader wisten dat dat voorwerp geheel onmiddellijk afkomstig was uit enig misdrijf, aan welke bovenomschreven verboden gedraging hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander feitelijk leiding heeft gegeven;
Feit 4
Primair (PROJECT SOLARIS):
[handelsnaam verdachte 3 en 4] in de periode van 8 oktober 1999 tot en met 10 december 1999 te Capelle aan den IJssel en Hoevelaken en Bergschenhoek, tezamen en in vereniging met anderen
een turnkeyovereenkomst met een daaraan gehechte stichtingskostenbegroting tussen [benadeelde], en [handelsnaam verdachte 3 en 4], handelend namens de nog op te richten [medeverdachte 13] (D-0006/D-1270),
zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen valselijk heeft opgemaakt, immers hebben die rechtspersoon [handelsnaam verdachte 3 en 4] en haar mededaders valselijk en in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven -
in die turnkeyovereenkomst opgenomen dat [handelsnaam verdachte 3 en 4] en de nog op te richten [medeverdachte 13] het project "Werken aan de Maas" (ook bekend onder de projectnaam "Solaris") tegen een vergoeding van FL.127.500.000,-, waarin alle met het project gemoeide kosten zijn begrepen, overeenkomstig aan een aan die turnkeyovereenkomst gehechte stichtingskostenbegroting, "turnkey" zal opleveren aan [benadeelde]
en
in die turnkeyovereenkomst opgenomen een bouwclaim d.d. 3 november 1999 van [betrokkene 2] (D-2049)
en
die turnkeyovereenkomst gedateerd op 8 oktober 1999,
terwijl in werkelijkheid in die vergoeding van Fl.127.500.000,- een vergoeding van circa Euro 10.281.161,- voor [medeverdachte 9] en anderen was begrepen,
en
die bouwclaim van [betrokkene 2] niet bestond
en
die datum van 8 oktober 1999 geantedateerd was,
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en door anderen te doen gebruiken, aan welke vorenomschreven verboden gedraging hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander feitelijk leiding heeft gegeven;
Feit 5
Primair
(PROJECT SOLARIS):
[handelsnaam verdachte 3 en 4] in de periode van 21 september 1999 tot en met 31 december 2002 te Capelle aan den IJssel en Den Haag, tezamen en in vereniging met anderen
een ontwikkelingsovereenkomst tussen [handelsnaam verdachte 3 en 4] en [medeverdachte 9] (D-0010),
zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, immers hebben die rechtspersoon [handelsnaam verdachte 3 en 4] en haar mededaders valselijk en in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven -
in die ontwikkelingsovereenkomst opgenomen dat [handelsnaam verdachte 3 en 4] en [medeverdachte 9] een exclusief samenwerkingsverband zijn aangegaan dat erop is gericht om voor gezamenlijke rekening en risico de ontwikkeling van zes kantoorgebouwen en een parkeergarage te Capelle aan den IJssel aan de Rivium Promenade (ook bekend onder de projectnaam "Solaris") ter hand te nemen
en
die ontwikkelingsovereenkomst gedateerd op 21 september 1999,
terwijl in werkelijkheid [medeverdachte 9] geen reële werkzaamheden heeft verricht en geen financieel risico heeft gelopen en er geen sprake is geweest van een exclusief samenwerkingsverband en er geen sprake is geweest van een gezamenlijke ontwikkeling van zes kantoorgebouwen en een parkeergarage te Capelle aan den IJssel aan de Rivium Promenade en er ook geen intentie is geweest tot een dergelijke samenwerking
en
die datum van 21 september 1999 geantedateerd was,
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en door anderen te doen gebruiken, aan welke vorenomschreven verboden gedraging hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander feitelijk leiding heeft gegeven;
Feit 6
Primair
(PROJECT SOLARIS):
[medeverdachte 13] en [handelsnaam verdachte 3 en 4] in de periode van 14 december 2001 tot en met 9 december 2004, te Hoevelaken en Den Haag en Capelle aan den IJssel en Amstelveen tezamen en in vereniging met anderen van voorwerpen, te weten geldbedragen tot een totaal bedrag van circa Euro 9.917.384,- exclusief btw
de werkelijke aard heeft verhuld en heeft verhuld wie de rechthebbenden op de voorwerpen waren, te weten [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 2] en [Medeverdachte 3]
door voor te wenden dat die voorwerpen waren verkregen op basis van een turnkeyovereenkomst gesloten tussen [benadeelde], en [handelsnaam verdachte 3 en 4], handelend namens de nog op te richten [medeverdachte 13] (D-0006/D-1270)
en
door voor te wenden dat die voorwerpen waren doorbetaald op basis van een ontwikkelingsovereenkomst gesloten tussen [handelsnaam verdachte 3 en 4] en [medeverdachte 9] (D-0010) en een brief van [medeverdachte 21] aan [medeverdachte 13] (D-0282) en een brief van [medeverdachte 13] aan [medeverdachte 21] (D-1229) en een brief van [medeverdachte 20] aan [medeverdachte 13] (D-0277) en een brief van [medeverdachte 13] aan [medeverdachte 20] (D-1242) en vijftien facturen van [medeverdachte 20] en/of [medeverdachte 22] en/of [medeverdachte 21] telkens aan [medeverdachte 13] ten bedrage van in totaal circa Euro 1.564.672,- D-1249 en D-1249-1 en D-1245 en D-1245-1 en D-1245-2 en D-1231 en D-1231-1 en D-1231-2 en D-1246-1 en D-1246-2 en D-1246-3 en D-1247-1 en D-1247-2 en D-1248-1 en D-1248-2) en twee ontwikkelingsovereenkomsten gesloten tussen [handelsnaam verdachte 3 en 4] en [medeverdachte 12] (D-1430 en D-1431) en een ontwikkelingsovereenkomst gesloten tussen [handelsnaam verdachte 3 en 4] en [medeverdachte 10] (D-1426) en een afkoopbrief ten bedrage van in totaal circa Euro 675.000,- van [handelsnaam verdachte 3 en 4] aan [medeverdachte 12] (D-1432) en zes facturen van [medeverdachte 12] aan [handelsnaam verdachte 3 en 4] ten bedrage van in totaal circa Euro 707.500,- (D-1441 en D-1442 en D-1443 en D-1444 en D-1445 en D-1445-1 en acht facturen van [medeverdachte 10] aan [handelsnaam verdachte 3 en 4] ten bedrage van in totaal circa Euro 837.500,- (D-1428 en D-1429 en D-1429-1 en D-1429-2 en D-1429-3 en D-1434 en D-1435 en D-1436) en vijf facturen van [medeverdachte 11] aan [handelsnaam verdachte 3 en 4] ten bedrage van in totaal circa Euro 150.000,- (D-1437 en D-1438 en D-1438-1 en D-1439 en D-1440)
en
door een gedeelte van dit voorwerp, circa Euro 5.982.712,-, te storten op een derdengeldrekening van notaris [medeverdachte 7] (D-0021/D-1234-1 t/m D-1234-5),
terwijl die rechtspersonen [medeverdachte 13] en [handelsnaam verdachte 3 en 4] en hun mededaders wisten dat die voorwerpen geheel onmiddellijk afkomstig waren uit enig misdrijf, aan welke vorenomschreven verboden gedraging hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, feitelijk leiding heeft gegeven;
Feit 7
Primair
(PROJECT SOLARIS):
[medeverdachte 13] in de periode van 19 juli 2000 tot en met 10 juni 2003 te Capelle aan den IJssel en 's-Gravenzande opzettelijk voorhanden heeft gehad
een valse factuur van [betrokkene 3] aan [medeverdachte 13] ten bedrage van Fl.1.750.000,- exclusief btw (D-1272)
en
een valse factuur van [betrokkene 4] aan [medeverdachte 13] ten bedrage van Fl.1.000.000,- exclusief btw (D-1574),
zijnde telkens een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, terwijl [medeverdachte 13] telkens wist dat die geschriften bestemd waren tot gebruik als ware dat geschrift echt en onvervalst, en bestaande die valsheid hierin dat
op die facturen is vermeld dat door [betrokkene 3] en [betrokkene 4] werkzaamheden en/of diensten zijn verricht ten behoeve van [medeverdachte 13], terwijl in werkelijkheid die werkzaamheden en/of diensten niet door [betrokkene 3] en [betrokkene 4] zijn verricht ten behoeve van [medeverdachte 13]
en
op die facturen factuurbedragen zijn vermeld die in werkelijkheid geen betrekking hebben op de in die facturen vermelde werkzaamheden en/of diensten,
aan welke vorenomschreven verboden gedraging hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander feitelijk leiding heeft gegeven;
Feit 8
Primair
(PROJECT COOLSINGEL):
[handelsnaam verdachte 3 en 4] in de periode van 15 januari 1999 tot en met 31 oktober 1999 te Capelle aan den IJssel en Hoevelaken, tezamen en in vereniging met een ander,
een overeenkomst inzake de ontwikkeling van de Luxorlocatie te Rotterdam tussen [handelsnaam verdachte 3 en 4] en [benadeelde] (D-0002/D-1579),
zijnde een geschrift dat bestemd was of tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, immers hebben die rechtspersoon [handelsnaam verdachte 3 en 4] en haar mededader valselijk en in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven-
in die overeenkomst opgenomen dat [handelsnaam verdachte 3 en 4] de directievoering en de ontwikkeling van de Luxorlocatie te Rotterdam (ook bekend onder de projectnaam "Coolsingel") overneemt van [benadeelde], tegen betaling van een overeengekomen prijs van FL.13.850.000,- (exclusief btw) door [benadeelde] te betalen aan [handelsnaam verdachte 3 en 4],
en die overeenkomst gedateerd op 15 januari 1999
terwijl in werkelijkheid in die vergoeding van Fl.13.850.000,- een vergoeding van circa Fl.4.062.319,- (Euro 1.843.400,-) ten behoeve van [medeverdachte 9] was begrepen
en
die datum van 15 januari 1999 geantedateerd was,
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en door anderen te doen gebruiken, aan welke vorenomschreven verboden gedraging hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander feitelijk leiding heeft gegeven;
Feit 9
Primair
(PROJECT COOLSINGEL):
[handelsnaam verdachte 3 en 4] in de periode van 1 juni 1998 tot en met 31 oktober 1999 te Capelle aan den IJssel, tezamen en in vereniging met anderen,
een winstdelingsovereenkomst tussen [handelsnaam verdachte 3 en 4] en [medeverdachte 9] (D-0007/D-1031),
zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, immers hebben die rechtspersoon [handelsnaam verdachte 3 en 4] en haar mededaders valselijk en in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven-
in die winstdelingsovereenkomst opgenomen dat [handelsnaam verdachte 3 en 4] en [medeverdachte 9] een exclusief samenwerkingsverband zijn aangegaan dat erop is gericht om voor gezamenlijke rekening en risico de ontwikkeling van een kantoortoren, winkels en een parkeergarage te Rotterdam op de hoek van de Coolsingel met de Kruiskade (ook bekend onder de projectnaam "Coolsingel") ter hand te nemen,
en
die winstdelingsovereenkomst gedateerd op juni 1998
terwijl in werkelijkheid [medeverdachte 9] geen reële werkzaamheden heeft verricht en geen financieel risico heeft gelopen en er geen sprake is geweest van een exclusief samenwerkingsverband en er geen sprake is geweest van een gezamenlijke ontwikkeling van een kantoortoren, winkels en een parkeergarage te Rotterdam op de hoek van de Coolsingel met de Kruiskade en er ook geen intentie is geweest tot een dergelijke samenwerking
en
die datum van juni 1998 geantedateerd was,
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en door anderen te doen gebruiken, aan welke vorenomschreven verboden gedraging hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander feitelijk leiding heeft gegeven;
Feit 10
Primair
(PROJECT COOLSINGEL):
[handelsnaam verdachte 3 en 4] in de periode van 14 december 2001 tot en met 4 augustus 2003, te Capelle aan den IJssel, tezamen en in vereniging met anderen, van een voorwerp, te weten een geldbedrag van circa Euro 1.843.400,- (exclusief btw),
de werkelijke aard heeft verhuld en heeft verhuld wie de rechthebbende op het voorwerp was (te weten [medeverdachte 9])
door voor te wenden dat dit voorwerp was verkregen op basis van een overeenkomst inzake de ontwikkeling van de Luxorloactie te Rotterdam gesloten tussen [handelsnaam verdachte 3 en 4] en [benadeelde], (D-0002/D-1579)
en
door voor te wenden dat dit voorwerp was doorbetaald op basis van een winstdelingsovereenkomst gesloten tussen [handelsnaam verdachte 3 en 4] en [medeverdachte 9] (D-0007/D-1031)
en
door dit voorwerp te storten op een derdengeldrekening van [medeverdachte 7] (D-0014),
terwijl die rechtspersoon [handelsnaam verdachte 3 en 4] en haar mededader wisten, dat voorwerp geheel onmiddellijk afkomstig was uit enig misdrijf, aan welke vorenomschreven verboden gedraging hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander, feitelijk leiding heeft gegeven;
Feit 11
(PROJECTEN HOLLANDSE MEESTER & SOLARIS & COOLSINGEL):
Hij in de periode van juni 1999 tot en met juni 2005 te Capelle aan den IJssel en Hoevelaken en Den Haag en Bergschenhoek en 's-Gravenzande en Delft en Bilthoven en Amsterdam en Amstelveen en Heemstede en Buitenkaag, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft deelgenomen aan een organisatie,
te weten een samenwerkingsverband van natuurlijke personen en rechtspersonen, bestaande uit hem, verdachte, en [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 2] en [Verdachte 2] en [Medeverdachte 4] en [medeverdachte 6] en [Medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] en [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] en [Verdachte 3] (van 2 februari 1994 tot 14 augustus 2000 optredend onder de handelsnaam [handelsnaam verdachte 3 en 4]) en [Verdachte 4] (van 14 augustus 2000 tot 5 april 2005 optredend onder de handelsnaam [handelsnaam verdachte 3 en 4]) en [medeverdachte 13] en [medeverdachte 14] en [medeverdachte 12] en [medeverdachte 10] en [medeverdachte 11] en [medeverdachte 15] en [medeverdachte 15] en [medeverdachte 17] en [medeverdachte 18] en [medeverdachte 19] en [medeverdachte 20] en [medeverdachte 21] en [medeverdachte 22] en een of meer andere (rechts)personen, welke organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, namelijk onder meer:
- -
oplichting van [benadeelde]
- -
verduistering in dienstbetrekking bij [benadeelde] - valsheid in geschrifte
- -
niet ambtelijke actieve en/of passieve omkoping
- -
witwassen
- -
opzetheling
bestaande die deelneming onder meer uit:
het aangaan van valse overeenkomsten
en
het opmaken van valse facturen en overeenkomsten en brieven en kostenbatenanalyses (KBA)
en
het opnemen van valse facturen en overeenkomsten en brieven in bedrijfsadministraties
en
het verzenden van valse facturen en overeenkomsten en brieven
en
het doorbetalen en beheren en ontvangen en verhullen van geldbedragen (al dan niet via notaris [medeverdachte 7]) die verkregen zijn met vorenbedoelde misdrijven
en
het doorgeven van gegevens aan overige leden van de organisatie, die relevant zijn voor de op te maken valse facturen en overeenkomsten en brieven en bedrijfsadministraties
en
het doorgeven van gegevens aan overige leden van de organisatie, die relevant zijn om geldbedragen, die verkregen zijn met vorenbedoelde misdrijven, door te (kunnen) sluizen
en
het beleggen van vergaderingen/bijeenkomsten met overige leden van de organisatie
en
het verzwijgen tegenover [benadeelde] dat inzake de projecten "Hollandse Meester" en "Solaris" en "Coolsingel" door [benadeelde] te veel geld is betaald
en
het feitelijk leiding geven aan vorenbedoelde misdrijven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
- 1.
primair, 4 primair, 5 primair, 8 primair, 9 primair
medeplegen van valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij tezamen en in vereniging met een ander feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging;
- 2.
primair, 7 primair
medeplegen van valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij tezamen en in vereniging met een ander feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd;
- 3.
primair, 10 primair
medeplegen van witwassen, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij tezamen en in vereniging met een ander feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging;
6. primair
medeplegen van witwassen, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij tezamen en in vereniging met een ander feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging
meermalen gepleegd;
- 11.
het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
6.
Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van sanctie
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het vanwege de Reclassering Nederland uitgebrachte rapport van 11 november 2009 is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
De straftoemeting in deze zaak is, gelet op de persoon van de verdachte en de ernst van de bewezen verklaarde feiten, niet eenvoudig.
Verdachte is van middelbare leeftijd, heeft een blanco strafblad en heeft, voor zover de rechtbank bekend, altijd een, vanuit maatschappelijk oogpunt bezien, achtenswaardig leven geleid. Verdachte heeft echter aan profijtelijke aanbiedingen, die meebrachten dat de strafwet op grote schaal werd overtreden, geen weerstand kunnen bieden. Hij ziet in dat hij daardoor ernstige fouten heeft gemaakt en heeft spijt betoond. Naar redelijke inschatting hoeft niet gevreesd te worden dat verdachte in herhaling van dit gedrag zal vervallen. Verdachte heeft, weliswaar pas nadat hij geconfronteerd werd met een overdaad aan bewijsmateriaal, tegenover de verhorende ambtenaren openheid van zaken gegeven en het openbaar ministerie heeft aangegeven dat deze openheid van zaken van groot belang is in het onderhavige fraudeonderzoek. Voorts duidt ook de opstelling van de verdachte ter zitting er op dat hij volstrekt accepteert dat aan zijn gedrag strafrechtelijke consequenties worden verbonden. Blijkens zijn proceshouding neemt verdachte niet alleen zijn verantwoordelijkheid voor de door hem gepleegde strafbare feiten, maar heeft hij ook niet getracht zijn rol in de hele gang van zaken ten nadele van zijn medeverdachte [Verdachte 2] te vergoelijken.
Verder is van belang dat verdachte weliswaar willens en wetens heeft meegewerkt aan het plegen van strafbare feiten, maar dat het initiatief hiertoe niet van hen is uitgegaan. Verdachte heeft zich laten gebruiken door personen die zowel in zakelijk als in persoonlijk opzicht een grote mate van overwicht op verdachte hadden. Het door [benadeelde] te veel betaalde geld is niet, althans niet in overwegende mate, naar verdachte of zijn ondernemingen doorgesluisd.
Verdachte staat, mede als gevolg van zijn bekentenissen, met zijn medeverdachte [Verdachte 2] als eerste van vele verdachten in het onderhavige grootschalige fraudeonderzoek, bekend onder de naam "Klimop', in het openbaar terecht, waardoor hij onevenredig veel publicitaire aandacht heeft gekregen. De hieruit voortvloeiende negatieve publiciteit zal zijn weerslag hebben op verdachtes toekomst en het voortbestaan van diens ondernemingen. Daarnaast worden ook zijn vennootschappen gestraft voor dezelfde strafbare feiten als waarvoor verdachte terecht staat.
Alle voornoemde aspecten worden in het voordeel van verdachte meegenomen bij het bepalen van de strafmaat.
De bewezen verklaarde feiten zijn ernstig. Verdachte heeft opzettelijk meegewerkt aan een grove benadeling van het [benadeelde]. Hij heeft daartoe, samen met anderen, veelvuldig valse documenten opgesteld en doen opstellen, waardoor geldstromen in een juridisch kader werden geplaatst met de bedoeling om de ware aard van die geldstromen te verhullen. Verdachte heeft dit gedurende een aantal jaren meerdere malen gedaan en heeft ook zelf, in financieel en zakelijk opzicht, geprofiteerd van deze praktijken doordat de onderneming van verdachte opdracht kreeg tot het ontwikkelen van grote en prestigieuze bouwwerken waarvoor riant werd betaald. De schaal waarop dit gebeurde - met name gelet op de hoogte van de bedragen die ermee gemoeid waren - is ongekend in het Nederlandse zakenleven en heeft grote schade toegebracht, niet alleen aan [benadeelde], maar ook aan het vertrouwen dat in het zakendoen in het algemeen en in deze zaak met name in de sfeer van het vastgoed, gesteld moet kunnen worden. De hele branche is mede door deze grootschalige fraudezaak als het ware besmeurd geraakt. Al deze aspecten worden in het nadeel van verdachten meegewogen bij het bepalen van de strafmaat.
Een straf in de vorm van een geldboete of in de vorm van een taakstraf is niet aan de orde, nu dit onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten. De ernst van de feiten rechtvaardigt op zichzelf de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar. De officier van justitie heeft naast oplegging van een onvoorwaardelijk gedeelte een langdurig voorwaardelijk gedeelte van de gevangenisstraf gevorderd. Voorwaardelijke straffen dienen bij uitstek de speciale preventie, dat wil zeggen dat zij -door hun dreiging- beogen toekomstig strafbaar gedrag te voorkomen. De zogenaamde stok achter de deur. Zoals hiervoor opgemerkt wordt er van uitgegaan dat deze dreiging bij de verdachte overbodig is, zodat volstaan zal worden met het opleggen van een louter onvoorwaardelijke gevangenisstraf, waarin de ernst van de feiten ook tot uitdrukking komt. De hiervoor genoemde feiten omtrent de persoon van de verdachte en omtrent de door hem gegeven openheid van zaken hebben een matigende werking op de strafmaat. Die matiging wordt bepaald op 1/3 van de hiervoor genoemde twee jaar.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht artikelen: 47, 51, 57, 140, 225, 420bis.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.2 vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van ZESTIEN (16) MAANDEN.
10. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.C. Monster, voorzitter,
mrs. J.J. Dijk en M.E. Fortuin, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. E. de Witte en M.C.C. Kaal,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 december 2009.