Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/297
297 Beoordeling
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691993:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
HR 28 mei 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC2913, NJ 1999/510. Naast art. 611d Rv bestaat geen andere beperking op de verschuldigdheid van een eenmaal uitgesproken dwangsom (BenGH 9 maart 1987, ECLI:NL:XX:1987:AB7786, NJ 1987/910 met nt. WHH (Trenning/Krabben)); een afzonderlijke toetsing aan de eisen van redelijkheid en billijkheid is niet mogelijk (BenGH 25 mei 1999, ECLI:NL:XX:1999:AD3060, NJ 2000/14 en HR 21 mei 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC2906, NJ 2000/13 met nt. H.J. Snijders).
Een daarmee strijdig beding is nietig.
De rechter zal in zekere mate afhankelijk zijn van onderbouwing voor een grond voor matiging door de partij die de schadevergoeding verschuldigd is.
Staat de aansprakelijkheid en schadeplichtigheid van verweerder vast, dan kan verweerder een beroep doen op matiging (een bevrijdend verweer). Een beroep is alleen aan de orde als toekenning van volledige schadevergoeding in de gegeven omstandigheden – waaronder de aard van de aansprakelijkheid, de tussen partijen bestaande rechtsverhouding en hun beider draagkracht – tot kennelijk onaanvaardbare gevolgen zou leiden (art. 6:109 BW).1 Een dergelijke situatie zal moeten worden gesteld door de aansprakelijk gestelde verweerder. Verweerder zal daarbij duidelijkheid moeten verschaffen over zijn vermogenspositie; anders kan zijn draagkracht onvoldoende worden beoordeeld en wordt het beroep op matiging verworpen. De regel is van dwingend recht (art. 6:109 lid 3).2 Matiging is niet toegestaan tot een bedrag lager dan waarvoor de schadeplichtige zich heeft verzekerd of had moeten verzekeren (art. 6:109 lid 2 BW). De rechter kan een wettelijke verplichting tot schadevergoeding ook ambtshalve matigen.3