Besluit op de Bijzondere Gerechtshoven
Artikel 14
Geldend
Geldend vanaf 01-07-1992
- Bronpublicatie:
24-06-1992, Stb. 1992, 330 (uitgifte: 30-06-1992, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-1992
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-06-1992, Stb. 1992, 330 (uitgifte: 30-06-1992, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Rechter
Staatsrecht / Rechtspraak
Juridische beroepen / Algemeen
Ten aanzien van de Bijzondere Raad van Cassatie zijn de artikelen 2 tot en met 8 en 11 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:
- 1°
de leden van en rechterlijke ambtenaren bij dien Raad niet tevens een ambt kunnen bekleeden bij een Bijzonder Gerechtshof;
- 2°
de militaire raadsheeren en raadsheeren-plaatsvervangers in dien Raad moeten zijn hetzij vlag- of opperofficieren, hetzij hoofdofficieren, die een graad of hoedanigheid hebben als in artikel 4, tweede lid, bedoeld;
- 3°
bij de toepassing ten deze van artikel 7 als maatstaf van bezoldiging geldt de bezoldiging van leden van en rechterlijke ambtenaren bij den Hoogen Raad in overeenkomstige functie;
- 4°
de leden van en rechterlijke ambtenaren bij den Bijzonderen Raad van Cassatie hun vast en voortdurend verblijf hebben binnen de provincie, waarin de plaats van vestiging van dien Raad is gelegen, voor zoover hun niet van Onzentwege een andere verblijfplaats wordt aangewezen.