Besluit op de Bijzondere Gerechtshoven
Artikel 16
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2002
- Redactionele toelichting
Deze wijziging treedt tegelijk in werking met de Aanpassingswet modernisering rechterlijke organisatie (06-12-2001, Stb. 584).
- Bronpublicatie:
10-12-2001, Stb. 2001, 614 (uitgifte: 01-01-2001, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-12-2001, Stb. 2001, 621 (uitgifte: 01-01-2001, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Rechter
Staatsrecht / Rechtspraak
Juridische beroepen / Algemeen
1.
De Bijzondere Raad van Cassatie vernietigt de sententiën der Bijzondere Gerechtshoven op de gronden, genoemd in artikel 77 van de Wet op de rechterlijke organisatie, met dien verstande, dat:
- 1°
met verkeerde toepassing der wet ten deze wordt gelijkgesteld de oplegging van een straf of maatregel, welke niet geacht kan worden te beantwoorden aan den ernst van het misdrijf, de omstandigheden, waaronder het is begaan, of den persoon of de persoonlijke omstandigheden van den veroordeelde;
- 2°
verzuim der vormen, op straffe van nietigheid voorgeschreven, geen grond tot vernietiging behoeft te geven, indien redelijkerwijze moet worden aangenomen, dat de verdachte door het verzuim in zijn belangen niet is geschaad.
2.
Het bepaalde in de artikelen 78, vijfde en zesde lid, en 83 van de Wet op de rechterlijke organisatie, de artikelen 420 tot en met 424 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de artikelen 440 en 456, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat de Bijzondere Raad van Cassatie, indien een sententie wordt vernietigd ter zake van verzuim in de vormen, die op straffe van nietigheid zijn voorgeschreven, de zaak ook kan verwijzen aan het Bijzondere Gerechtshof, dat de sententie gewezen heeft.