RvdW 2021/580:OM-cassatie. Beklag, beslag ex art. 94 Sv op 2 woningen en 3 bedrijfspanden onder klaagster (stichting) t.z.v. verdenking van witwassen i.h.k.v. strafzaak tegen een van de oprichters van klaagster. Is Rb te ver vooruitgelopen op mogelijke uitkomst in hoofd- of ontnemingszaak? HR herhaalt relevante overwegingen uit HR 11 mei 2010, NJ 2010/654 m.b.t. toepasselijke maatstaf i.g.v. beslag ex art. 94 Sv, belang van strafvordering en summier karakter van onderzoek in raadkamer. Rb heeft klaagschrift gegrond verklaard en daartoe overwogen dat o.b.v. stukken in dossier en verhandelde ter zitting zij het hoogst onwaarschijnlijk acht dat strafrechter, later oordelend, onder klaagster inbeslaggenomen panden verbeurd zal verklaren, zodat belang van strafvordering zich niet langer verzet tegen opheffing van beslag. In dat verband heeft Rb o.m. overwogen dat uit overgelegde p-v’s niet of onvoldoende blijkt dat klaagster aan witwassen door een van de oprichters van klaagster heeft meegewerkt dan wel dit wist of moest vermoeden en dat ook p-v met (concrete) verdenkingen jegens klaagster ontbreekt, terwijl inbeslagneming al meer dan een jaar geleden heeft plaatsgevonden. Hiermee heeft Rb miskend dat onderzoek in raadkamer een summier en voorlopig karakter draagt en dat zij niet ten gronde mag treden in mogelijke uitkomst van een nog te voeren procedure in hoofd- of ontnemingszaak.