RvdW 2021/575:Beklag, beslag ex art. 94a Sv op auto onder zoon van klager t.z.v. verdenking van overtreding van Opiumwet. Anderbeslag ex art. 94a lid 4 Sv. Is auto aan klager gaan toebehoren met doel de uitwinning van dat voertuig te bemoeilijken of te verhinderen? HR herhaalt relevante overwegingen uit RvdW 2018/1339 m.b.t. toepasselijke maatstaf of buiten redelijke twijfel is dat derde die ex art. 552a Sv om teruggave verzoekt als eigenaar moet worden aangemerkt en, zo ja, of zich situatie van art. 94a lid 4 of 94a lid 5 Sv voordoet. Rb heeft vastgesteld dat zoon van klager (verdachte) de onder hem inbeslaggenomen personenauto heeft gekocht van autobedrijf en deze auto tegen contante betaling heeft doorverkocht aan klager, dat klager als eigenaar moet worden aangemerkt en dat zoon van klager met goedvinden van klager feitelijk auto gebruikt en 'aldus' als feitelijk eigenaar kan worden aangemerkt. Daarop gebaseerd oordeel Rb dat zich hier situatie van art. 94a lid 4 Sv voordoet, te weten dat er voldoende aanwijzingen bestaan dat personenauto aan klager is gaan toebehoren met kennelijk doel de uitwinning daarvan te bemoeilijken of te verhinderen en dat klager dit wist of redelijkerwijs kon vermoeden, is, mede gelet op hetgeen door klager is aangevoerd over reden van zijn aankoop en bedragen waarvoor zoon van klager de auto heeft gekocht en verkocht, niet z.m. begrijpelijk.