Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2023/2831 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun
Artikel 7 Overgangsbepalingen
Geldend
Geldend van 01-01-2024 tot 01-01-2031
- Bronpublicatie:
13-12-2023, PbEU L 2023, 2023/2831 (uitgifte: 15-12-2023, regelingnummer: 2023/2831)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-12-2023, PbEU L 2023, 2023/2831 (uitgifte: 15-12-2023, regelingnummer: 2023/2831)
- Vakgebied(en)
Mededingingsrecht / EU-mededingingsrecht
Staatssteun (V)
1.
Deze verordening is van toepassing op vóór haar inwerkingtreding verleende steun indien de steun aan alle in deze verordening vervatte voorwaarden voldoet.
2.
Alle individuele de-minimissteun die tussen 1 januari 2014 en 31 december 2023 werd verleend en die aan de voorwaarden van Verordening (EU) nr. 1407/2013 voldoet, wordt geacht niet aan alle criteria van artikel 107, lid 1, van het Verdrag te voldoen en is bijgevolg vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag.
3.
Na het verstrijken van de geldigheidsduur van deze verordening kan de-minimissteun die voldoet aan de voorwaarden van deze verordening, nog gedurende zes maanden geldig worden verleend.
4.
Totdat het centraal register is opgezet en een periode van drie jaar bestrijkt, stelt een lidstaat die voornemens is overeenkomstig deze verordening de-minimissteun aan een onderneming te verlenen, de onderneming schriftelijk of elektronisch in kennis van het steunbedrag, uitgedrukt als bruto-subsidie-equivalent, en van het de-minimiskarakter ervan, waarbij hij rechtstreeks naar deze verordening verwijst. Wanneer overeenkomstig deze verordening op basis van een regeling de-minimissteun wordt verleend aan verschillende ondernemingen en in het kader van die regeling aan die ondernemingen uiteenlopende bedragen aan individuele steun worden verleend, kan de betrokken lidstaat ervoor kiezen zijn verplichting na te komen door de ondernemingen een bedrag mee te delen dat overeenstemt met het maximale steunbedrag dat in het kader van de regeling kan worden toegekend. In dergelijke gevallen wordt het vaste bedrag gebruikt om te bepalen of het in artikel 3, lid 2, van deze verordening vastgestelde plafond wordt nageleefd. Voordat de lidstaat de steun verleent, verlangt hij van de betrokken onderneming een schriftelijke of elektronische verklaring over alle andere onder deze verordening of andere de-minimisverordeningen vallende de-minimissteun die deze onderneming gedurende een periode van drie jaar heeft ontvangen.