Grensoverschrijdende juridische splitsing van kapitaalvennootschappen
Einde inhoudsopgave
Grensoverschrijdende juridische splitsing van kapitaalvennootschappen (VDHI nr. 122) 2014/4.3.2.2d:4.3.2.2d Nederlandse rechtspraak over grensoverschrijdende fusie
Grensoverschrijdende juridische splitsing van kapitaalvennootschappen (VDHI nr. 122) 2014/4.3.2.2d
4.3.2.2d Nederlandse rechtspraak over grensoverschrijdende fusie
Documentgegevens:
mr. E.R. Roelofs, datum 01-04-2014
- Datum
01-04-2014
- Auteur
mr. E.R. Roelofs
- JCDI
JCDI:ADS439420:1
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Europees ondernemingsrecht
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Rb. Amsterdam (sector kanton) 29 januari 2007, JOR 2007/88, m.nt. H.J.M.M. van Boxel. Vooruitlopend op deze uitspraak heeft Schutte-Veenstra reeds verdedigd dat grensoverschrijdende fusies toelaatbaar waren, mede in het licht van de aanstaande implementatie van de Tiende richtlijn. Zie hierover: Schutte-Veenstra 2006-11, p. 439 – 441.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Na het Sevic-arrest heeft de Rechtbank Amsterdam, sector Kanton, eveneens geoordeeld over een ter discussie staande grensoverschrijdende fusie.1 Deze zaak betrof het verzoek van de Kamer van Koophandel om herstel te gelasten van de inschrijving van een Nederlandse vennootschap, Consuma Holding BV, die in het kader van een grensoverschrijdende juridische fusie met haar moedervennootschap BKC Holding GmbH (een besloten vennootschap naar het recht van Duitsland), was opgehouden te bestaan.
De Kamer van Koophandel stelde dat de fusie met de Duitse rechtspersoon ‘onjuist’ was, dan wel in strijd was met de openbare orde, vanwege het feit dat het Nederlandse fusierecht nog geen mogelijkheid tot grensoverschrijdende juridische fusie kende tussen een Nederlandse en een EER-kapitaalvennootschap/rechtspersoon en er derhalve geen fusie tot stand was gekomen.
De rechtbank oordeelde dat de Duitse vennootschap, BKC Holding GmbH, aanspraak heeft op gelijke behandeling als in vergelijkbare gevallen van juridische fusie van twee Nederlandse vennootschappen en zij een beroep kan doen op de fusiebepalingen van artikel 309 (artikel 2:309 BW, aanvulling ERR). De rechtbank Amsterdam heeft hiermee de discussie of artikel 2:309 BW beperkt territoriale werking heeft, beëindigd. Voorts merkt de rechtbank Amsterdam op dat het onthouden van de mogelijkheid tot grensoverschrijdende fusie een ongelijke behandeling oplevert, die in strijd is met de vrijheid van vestiging. Hierbij refereert de Rechtbank aan artikel 43 en artikel 48 VEG (thans in artikel 49 en artikel 54 VwEU). Uit deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam, sector Kanton, blijkt dat ook vanuit Nederlands oogpunt grensoverschrijdende fusie toelaatbaar werd geacht, ondanks het ontbreken van wettelijke bepalingen hiervoor.