HR 28 september 2010, BL2823, 2010, 654, m.nt. P.A.M. Mevis, rov. 2.1.2.
HR, 10-01-2012, nr. S 10/05567 B
ECLI:NL:HR:2012:BT2693
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
10-01-2012
- Zaaknummer
S 10/05567 B
- Conclusie
Mr. Vellinga
- LJN
BT2693
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2012:BT2693, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 10‑01‑2012; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BT2693
ECLI:NL:PHR:2012:BT2693, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑09‑2011
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2012:BT2693
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2012-0007
Uitspraak 10‑01‑2012
Inhoudsindicatie
Beklag, beslag. Art. 552 Sv.Klager stelt eigenaar te zijn van een onder X inbeslaggenomen auto. Zijn klaagschrift, strekkende tot opheffing van het beslag en teruggave van de auto aan hem, is ongegrond verklaard. De Rechtbank heeft overwogen dat klager als rechthebbende kan worden aangemerkt maar dat door de wijze van overdracht van de inbeslaggenomen auto en de daarbij gemaakte afspraken de eigendom van de auto bij X of diens vriendin is komen te liggen. Aldus heeft de Rechtbank haar tot ongegrondverklaring strekkende gedachtegang niet duidelijk gemaakt. De beslissing is niet toereikend gemotiveerd.
10 januari 2012
Strafkamer
nr. S 10/05567 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Arnhem van 13 oktober 2010, nummer RK 10/419, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[Klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1949, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft mr. J.L.M. Arets, advocaat te Landgraaf, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem teneinde op het bestaande klaagschrift opnieuw te worden behandeld en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt over de motivering van de op de voet van art. 552a Sv door de Rechtbank gegeven beschikking.
2.2.1. De Rechtbank heeft het klaagschrift strekkend tot teruggave aan de klager van een onder [betrokkene 1] inbeslaggenomen BMW X5, ongegrond verklaard en daartoe het volgende overwogen:
"Uit de door het Openbaar Ministerie overgelegde stukken betreffende deze zaak blijkt dat klager op zeker moment is gehoord en het volgende verklaart:
... Daarna zei hij (bedoeld wordt [betrokkene 1]) dat zijn vriendin graag een BMW X5 wilde rijden. Hij vroeg me of ik een BMW X5 kon kopen en aan hem ter beschikking zou kunnen stellen tot dat met de racerij zou functioneren. Dan zou men dat kunnen verrekenen. Ook dat heb ik gedaan (...) Nadat ik alles had afgewikkeld kwam [betrokkene 1] dan in juni 2008 weer bij mij in het kantoor in [plaats]. Daar overhandigde ik hem de BMW X5 met het kenteken [AA-00-BB] samen met de sleutels en wagenpapieren.
Uit voornoemde verklaring van klager, maar ook uit hetgeen klager in raadkamer heeft opgemerkt, kan blijken dat klager een overeenkomst had met [betrokkene 1], inhoudende dat klager voor hem een personenauto van het merk BMW X5 zou kopen en [betrokkene 1] als tegenprestatie de zoon van klager zou introduceren in de racerij.
Klager, die stelt rechthebbende te zijn, kan als rechthebbende worden aangemerkt echter door de wijze van overdracht van het beslag alsmede de daarbij gemaakte afspraken is de eigendom van het beslag bij beslagene c.q. zijn vriendin [betrokkene 2], komen te liggen."
2.2.2. Het proces-verbaal van de behandeling in Raadkamer houdt, voor zover hier van belang, in als verklaring van de klager:
"20 jaar heb ik actief meegedaan in de autoracerij. Mijn zoon deed mee met karten en andere races. Ik heb [betrokkene 3] bij een race parcours leren kennen en via hem ook zijn vader. Zijn vader is een paar maal bij mij op kantoor geweest waar wij spraken over de racesport. Hij zou ervoor kunnen zorgen dat mijn zoon ook aan de racerij zou kunnen deelnemen. (...) In 2008 vroeg [betrokkene 1] mij of ik aan een BMW X5 kon komen. [Betrokkene 1] vertelde mij dat hij naar Engeland ging. Ik ben ook naar Engeland gegaan, mei/juni 2008, en heb daar die BMW gekocht. Daarvoor had ik een lening bij de bank afgesloten. [Betrokkene 1] kwam eind juni/begin juli 2008 weer op bezoek en had mij gevraagd of ik een speciaal kenteken voor de auto kon regelen. In Duitsland is dat geen probleem. [Betrokkene 1] vertelde mij dat hij de auto zou meenemen naar Frankrijk en Spanje. [Betrokkene 1] stelde voor dat ik met de kinderen naar Spanje zou komen om vakantie te vieren waarna ik de auto mee terug zou nemen. Daarna heb ik niets meer vernomen. Ik had alleen nog contact met de vriendin van [betrokkene 1], [betrokkene 2], aangezien er verzekering en belasting voor de auto betaald moest worden. [Betrokkene 1] betaalde deze kosten. (...) Een andere zoon, [betrokkene 4], is dat op kantoor komen betalen. Aanvankelijk zijn die bedragen wel van mijn rekening afgeschreven. De auto is deels gefinancierd en wel voor een bedrag van € 31.000,-. Daar wordt nu nog steeds op afgelost. Het wenskenteken van [betrokkene 1] betrof de initialen van zijn vriendin [initialen]."
2.3. De Rechtbank heeft haar oordeel dat het klaagschrift ongegrond moet worden verklaard gegrond op de overweging dat de klager kennelijk op zichzelf als rechthebbende kan worden aangemerkt maar dat door de wijze van overdracht van de inbeslaggenomen auto alsmede de daarbij gemaakte afspraken de eigendom van de auto bij de beslagene dan wel zijn vriendin is komen te liggen. Aldus heeft de Rechtbank haar tot de ongegrondverklaring strekkende gedachtegang niet duidelijk gemaakt. De beslissing van de Rechtbank is derhalve niet toereikend gemotiveerd. Het middel klaagt daarover terecht.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem, opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 januari 2012.
Conclusie 20‑09‑2011
Mr. Vellinga
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Klager]
1.
Bij beschikking van 13 oktober 2010 heeft de Rechtbank te Arnhem het beklag tegen de inbeslagneming van een auto, merk BMW, ongegrond verklaard.
2.
Namens klager heeft mr. J.L.M. Arets, advocaat te Landgraaf, één middel van cassatie voorgesteld.
3.
Het middel klaagt over motiveringsgebreken.
4.
De Rechtbank heeft het beklag — na overwogen te hebben dat het onderzoek in een raadkamerprocedure op basis van een klacht ex art. 552a Sv, gelet op de aard van die procedure niet anders dan summier kan zijn — ongegrond verklaard op de volgende gronden:
‘Uit de door het Openbaar Ministerie overgelegde stukken betreffende deze zaak blijkt dat klager op zeker moment is gehoord en het volgende verklaart:
‘… Daarna zei hij (bedoeld wordt [betrokkene 1]) dat zijn vriendin graag een BMW X5 wilde rijden. Hij vroeg me of ik een BMW X5 kon kopen en aan hem ter beschikking zou kunnen stellen tot dat met de racerij zou functioneren. Dan zou men dat kunnen verrekenen. Ook dat heb ik gedaan (…) Nadat ik alles had afgewikkeld kwam [betrokkene 1] dan in juni 2008 weer bij mij in het kantoor in [plaats]. Daar overhandigde ik hem de BMW X5 met het kenteken [AA-00-BB] samen met de sleutels en wagenpapieren.’
Uit voornoemde verklaring van klager, maar ook uit hetgeen klager in raadkamer heeft opgemerkt, kan blijken dat klager een overeenkomst had met [betrokkene 1], inhoudende dat klager voor hem een personenauto van het merk BMW X5 zou kopen en [betrokkene 1] als tegenprestatie de zoon van klager zou introduceren in de racerij.
Klager, die stelt rechthebbende te zijn, kan als rechthebbende worden aangemerkt echter door de wijze van overdracht van het beslag alsmede de daarbij gemaakte afspraken is de eigendom van het beslag bij beslagene c.q. zijn vriendin [betrokkene 2], komen te liggen.
De raadkamer zal derhalve beslissen als hierna te melden en neemt daarbij de desbetreffende wetsartikelen in aanmerking.’
5.
Of het beslag is gelegd op de voet van art. 94 Sv of op de voet van art. 94a Sv laat de Rechtbank in het midden. In het oordeel van de Rechtbank, dat de eigendom van de BMW bij [betrokkene 1] of diens vriendin is komen te berusten ligt kennelijk besloten dat — voor het geval het beslag is gelegd op de voet van art. 94 Sv — klager niet redelijkerwijs als rechthebbende1. kan worden aangemerkt dan wel dat — voor het geval het beslag is gelegd op de voet van art. 94a Sv — klager niet buiten redelijke twijfel als eigenaar2. van de BMW kan worden aangemerkt.
6.
In de toelichting op het middel wordt onder meer geklaagd dat de Rechtbank haar gedachtegang niet duidelijk heeft gemaakt.
7.
Kennelijk is de Rechtbank van oordeel dat uit ter beschikking stellen van de door klager gekochte auto, gepaard gaande met de overhandiging van de sleutels en de wagenpapieren, kan worden afgeleid dat klager daarmee de eigendom van de auto aan [betrokkene 1] heeft overgedragen. Bij gebreke van nadere motivering acht ik dit oordeel niet begrijpelijk. Uit een en ander kan wel worden afgeleid dat klager de auto feitelijk in de macht van [betrokkene 1] heeft gebracht maar niet zonder meer dat hij daarmee de eigendom van de auto ook aan [betrokkene 1] heeft overgedragen. De motivering is temeer onbegrijpelijk nu de uitlatingen van klager waarop de Rechtbank haar oordeel baseert mede inhouden, dat [betrokkene 1] en hij zijn overeengekomen te kunnen verrekenen totdat de racerij zou functioneren. Die verrekening kan niet alleen op de overname van de BMW door [betrokkene 1] of diens vriendin betrekking hebben maar evenzeer op het gebruik van de BMW door [betrokkene 1] of diens vriendin. Niettemin laat de Rechtbank de aard van die verrekening in het midden.
8.
9.
Het middel slaagt.
10.
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen waarop de bestreden beschikking zou dienen te worden vernietigd.
11.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing van de zaak naar het gerechtshof te Arnhem teneinde op het bestaande beklag opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 20‑09‑2011
HR 28 september 2010, BL2823, 2010, 654, m.nt. P.A.M. Mevis, rov. 2.1.5.
Zie onder meer HR 11 oktober 2005, LJN AU4086, NJ 2006, 613 en HR 24 november 2009, LJN BI2281, NJ 2009, 606.