V-N 2019/27.9
Wederom conclusie in zaak van Duitse UCITS. Onder voorwaarden bestaat recht op teruggaaf dividendbelasting
HR (A-G) 22-05-2019, ECLI:NL:PHR:2019:545, m.nt. Redactie Vakstudie Nieuws
- Instantie
Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
- Datum
22 mei 2019
- Zaaknummer
16/03954(bis)
17/02428
19/01141
- Conclusie
A-G Wattel
- Noot
Redactie Vakstudie Nieuws
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS54982:1
- Vakgebied(en)
Europees belastingrecht / Belastingen EU
Vennootschapsbelasting / Beleggingsinstelling
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:1674, Uitspraak, Hoge Raad, 23‑10‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:531, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑05‑2020
ECLI:NL:PHR:2019:545, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑05‑2019
ECLI:NL:PHR:2018:1061, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑09‑2018
ECLI:NL:PHR:2017:504, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑06‑2017
- Wetingang
Essentie
Advocaat-generaal Wattel concludeert dat bepaalde niet-ingezeten fondsen onder voorwaarden recht hebben op terugbetaling van de dividendbelasting. Dit vloeit voort uit het Fidelity Funds-arrest.
Samenvatting
Op 1 augustus 2016 stelt Rechtbank Zeeland-West-Brabant prejudiciële vragen aan de Hoge Raad (nr. 12/29, V-N 2016/43.13) in de zaak van een Duits beleggingsfonds die om teruggaaf van Nederlandse dividendbelasting heeft gevraagd. In zijn arrest HR 3 maart 2017, nr. 16/03954 (V-N 2017/15.14) heeft de Hoge Raad prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie EU gesteld. Vervolgens stelt de rechtbank op 8 mei 2017 (nr. 12/29, V-N ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.