V-N 2017/29.10
Aanvullende prejudiciële vraag in zaak van Duitse UCITS
Rb. Zeeland-West-Brabant 08-05-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:2886, m.nt. Redactie Vakstudie Nieuws
- Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum
8 mei 2017
- Magistraten
Stassen, Van Roij, Pauwels
- Zaaknummer
BRE 12/29
BRE 12/30
BRE 12/152
BRE 12/153
BRE 12/154
- Noot
Redactie Vakstudie Nieuws
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS926587:1
- Vakgebied(en)
Europees belastingrecht / Belastingen EU
Europees belastingrecht / Algemeen
Vennootschapsbelasting / Beleggingsinstelling
- Brondocumenten
ECLI:NL:RBZWB:2021:264, Uitspraak, Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 21‑01‑2021
ECLI:NL:RBZWB:2017:2886, Uitspraak, Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 08‑05‑2017
ECLI:NL:RBZWB:2016:4829, Uitspraak, Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 01‑08‑2016
- Wetingang
Essentie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelt, in verband met de intrekking door het Britse ‘open-end’ beleggingsfonds, een aanvullende prejudiciële vraag aan de Hoge Raad.
Samenvatting
Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft prejudiciële vragen aan de Hoge Raad gesteld in de zaak van een Duitse UCITS (1 augustus2016, nr.12/29) en in de zaak van een ‘open-end’ beleggingsfonds uit het VK (1 augustus 2016, nr. 15/6759). Op 3 maart 2017 heeft de Hoge Raad prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie EU gesteld in deze beide zaken (nrs. 16/03954 en 16/03955). Het ‘open-end’ beleggingsfonds uit het VK heeft daarop zijn beroepen ingetrokken. Een vraag die in ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.