Einde inhoudsopgave
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/8.4.2.2
8.4.2.2 De 'geheel-of-gedeeltelijk-clausule'
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem, datum 19-12-2006
- Datum
19-12-2006
- Auteur
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem
- JCDI
JCDI:ADS379146:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Bijvoorbeeld als gevolg van gedeeltelijke vernietiging of gedeeltelijk naleven van de hoofdveroordeling.
Zie ook Heemskerk 1987b; Jongbloed 2005 (TBC Rv), art. 611d, aant. 4.
Ook in andere gevallen van gedeeltelijk tenietgaan van de verplichting om aan de hoofdveroordeling te voldoen biedt de clausule duidelijkheid, zie voor overige gevallen 8.4.2.2.
In HR 31 mei 2002, NJ2003, 343 (Telfort/Scaramea), m.nt. Snijders, werd aldus aangenomen dat de dwangsomveroordeling in dit geval niet bekrachtigd kan worden; van een clausule als hier bedoeld was in dat geval geen sprake, zodat mijn opvatting ondanks het arrest bepleitbaar blijft, zie voorts wat betreft dit arrest 13.5.4 hierna.
BenGH 9 maart 1987, NJ 1987, 910(Trenning/Krabben), m.nt. Heemskerk.
Heemskerk toont zich in zijn annotatie kritisch in dit opzicht en wijst erop dat het oordeel van de A-G zover niet gaat.
In het geval waarin de verplichting tot het naleven van de hoofdveroordeling gedeeltelijk komt te vervallen,1 dient zich de vraag naar de deelbaarheid van dwangsommen aan. Omdat deze vraag per geval moet worden beantwoord aan de hand van de uitleg van de veroordeling, is het wenselijk dat de veroordeling informatie bevat met betrekking tot de vraag hoe hoofd- en dwangsomveroordeling zich tot elkaar verhouden.
Wanneer de hoofdveroordeling tot het naleven van meerdere afzonderlijke verplichtingen strekt, komt de verhouding tussen hoofd- en dwangsomveroordeling het best tot uiting indien de verschillende verplichtingen ook met afzonderlijke dwangsomveroordelingen worden versterkt.2Is het niet mogelijk om de veroordeling op deze wijze op te splitsen, dan is het wenselijk dat op een andere manier in de veroordeling de verhouding tussen hoofd- en dwangsomveroordeling tot uiting komt.
In de praktijk wordt in dit verband veelvuldig bepaald dat de dwangsom wordt verbeurd 'bij elk geheel of gedeeltelijk niet naleven van de veroordeling'. Doet zich vervolgens bijvoorbeeld het geval voor dat de appelrechter de hoofdveroordeling gedeeltelijk vernietigt, dan is bij het hanteren van deze clausule bepleitbaar dat de dwangsomveroordeling geheel in stand kan blijven, ook in geval van een aanzienlijke reductie van de op grond van de hoofdveroordeling verlangde prestatie.3 De rechter in eerste instantie heeft immers gelet op deze clausule geoordeeld dat verbeurte van de gehele dwangsom op zijn plaats is, ook waar het een verplichting van geringere omvang betreft. Bij het ontbreken van een clausule als hier bedoeld komt het in stand laten van de dwangsomveroordeling daarentegen neer op het achteraf verbinden van een dwangsomveroordeling aan een andere hoofdveroordeling, hetgeen blijkens het arrest van de Hoge Raad inzake Telfort/Scaramea niet geoorloofd is. 4
Een onwenselijke consequentie van het hanteren van de hier besproken clausule is echter dat ook een gering niet naleven van de veroordeling een hoge dwangsomvordering kan doen ontstaan. Het arrest van het Benelux-Gerechtshof inzake Trenning/Krabben5 is illustratief in dit verband. Een zeer ondergeschikt deel van de verlangde prestatie bleef in deze casus onverricht, maar omdat de gehele dwangsom op grond van de aldus geformuleerde veroordeling verbeurd werd en aan de veroordeling overigens geen maximum was verbonden, was een excessieve dwangsomvordering ontstaan: deze stond tot het geringe onverricht gebleven deel van de prestatie in geen verhouding.
Het Benelux-Gerechtshof vond in het feit dat een wanverhouding was ontstaan geen zelfstandige grond voor wijziging van de dwangsomveroordeling gelegen. Integendeel: niet alleen was naar het oordeel van het Benelux-Gerechtshof voor matiging van de dwangsom geen plaats waar het betrof het al verrichte deel van de prestatie, dit gold volgens het Benelux-Gerechtshof ook voor een ander gedeelte van de prestatie, waarvan nakoming inmiddels onmogelijk was geworden. Alleen als het onverrichte deel van de prestatie alsnog verricht zou worden, zou naar het oordeel van het Benelux-Gerechtshof bij een beroep op art. 611d Rv belang bestaan.
Het Benelux-Gerechtshof oordeelde aldus dat de gehanteerde formulering niet alleen meebracht dat geen vermindering van dwangsommen plaatshad als gevolg van het feit dat aan de veroordeling gedeeltelijk was voldaan, daarenboven maakte de formule de dwangsomveroordeling onvatbaar voor matiging op grond van art. 611dRv, zolang het gedeelte van de prestatie dat wél mogelijk was, onverricht bleef.
Het feit dat de 'geheel-of-gedeeltelijk-clausule' uit haar aard aan het ontstaan van wanverhoudingen bijdraagt, vormt een zwaarwegend bezwaar tegen het gebruik ervan 6 Het voordeel, dat daarmee inzicht wordt verschaft in de verhouding tussen hoofd- en dwangsomveroordeling, zal daartegen mijns inziens doorgaans niet opwegen.