De dwangsom in het burgerlijk recht
Einde inhoudsopgave
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/10.1.9:10.1.9 Het formuleren van de hoofd- en dwangsomveroordeling
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/10.1.9
10.1.9 Het formuleren van de hoofd- en dwangsomveroordeling
Documentgegevens:
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem, datum 19-12-2006
- Datum
19-12-2006
- Auteur
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem
- JCDI
JCDI:ADS380373:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Wat de formulering van de veroordeling betreft, besprak ik in par. 8.4 dat in de hoofdveroordeling zo nauwkeurig mogelijk moet vastliggen wat van de veroordeelde wordt verwacht. De inschatting door de rechter van het toekomstig gedrag van de veroordeelde en de omstandigheden die in dit verband van belang kunnen zijn, kan ertoe leiden dat de rechter specifiek in zijn veroordeling de voorzienbare schulduitsluitings- of rechtvaardigingsgronden al opneemt. Soms wordt daarmee echter geen verduidelijking bereikt, maar roepen deze voorwaarden bijkomende interpretatievragen op die de kans op executiegeschillen vergroten.
Het bedoelde nadeel kleeft evenzo aan het opnemen in de veroordeling van een voorwaarde van meer algemene aard, zoals de in de Nederlandse rechtspraktijk veel gehanteerde billijkheidstoets. Met betrekking tot deze toets besprak ik dat het van belang is om het toetsingsmoment te plaatsen vóór het moment dat verbeurte van dwangsommen plaatsheeft. Een vermindering van dwangsommen nadat deze verbeurd zijn, komt in ieder geval op een ongeoorloofde matiging van dwangsommen neer.
Een billijkheidstoets die plaatsvindt vóór verbeurte is echter evenmin met zekerheid geoorloofd te noemen. Met het opnemen van deze voorwaarde in de veroordeling wordt immers een redelijkheidstoets gehanteerd die de Beneluxwetgever niet als matigingsgrond heeft erkend. Ook het feit dat de toets tot een toename van het aantal executiegeschillen aanleiding zal kunnen geven, terwijl de bedoeling van de definitief verbeurde Beneluxdwangsom uit oogpunt van effectiviteit nu juist is, dat een nadere rechterlijke procedure als regel achterwege blijft, is in dit licht van belang. Ten slotte wordt met de bedoelde billijkheidstoets ook de beoordeling van de vraag 'of van de veroordeelde redelijkerwijs meer inspanning en zorgvuldigheid kan worden gevergd dan deze heeft betracht' onder de bevoegdheid van de executie-rechter gebracht, terwijl de Beneluxwetgever blijkens het arrest van het Benelux-Gerechtshof inzake Leslee/Snauwaert de 611d-rechter op dit terrein nu juist een exclusieve bevoegdheid heeft willen toekennen.