Einde inhoudsopgave
Proceskostenveroordeling en toegang tot de rechter in IE-zaken (BPP nr. XIX) 2017/36c
36c Het Handvest als bron van harmonisering van procesrecht
C.J.S. Vrendenbarg, datum 15-12-2017
- Datum
15-12-2017
- Auteur
C.J.S. Vrendenbarg
- JCDI
JCDI:ADS577790:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Art. 51 lid 1 Handvest. Zie ook Jans, Prechal & Widdershoven 2015, p. 148; Wilman 2014, p. 418.
Verdrag van Lissabon, PbEU 2010, C 83. Zie Jans, Prechal & Widdershoven 2015, p. 141-142; Mak 2014, p. 236-258.
Jans, Prechal & Widdershoven 2015, p. 9 en 146; Freudenthal 2013, p. 8.
Freudenthal 2013, p. 8-9; Asser/Hartkamp 3-I 2015/110; Wilman 2014, p. 44 e.v.; Widdershoven 2011, p. 103-114.
Zie art. 51 lid 1 Handvest, waaruit volgt dat het Handvest in de eerste plaats geldt voor de instellingen en organen van de Unie, en zie ook art. 6 lid 2 VEU, dat de Unie verplicht de grondrechten te eerbiedigen. Zie voorts Wilman 2014, p. 418; Freudenthal 2013, p. 8-9. Zie ook Barkhuysen, Bos & Ten Have, NTBR 2011/68, p. 490: ‘Uit de rang van het Handvest als Verdrag vloeit in dat kader voort dat richtlijnen, verordeningen en beschikkingen vernietigbaar zijn wanneer ze in strijd met het Handvest komen (en niet Handvest-conform kunnen worden uitgelegd).’Voorbeelden uit rechtspraak zijn: GEA 17 maart 2016, F-76/11 DEP, ECLI:EU:F:2016:67 (Grazyte/Commissie) r.o. 38: ‘Cela é tant pr é cis é , il convient toutefois de rappeler que, en vertu de l’article 6, paragraphe 1, premier alin é a, TUE, la Charte des droits fondamentaux de l’Union europ é enne a la m ê me valeur juridique que les trait é s. Il s’ensuit que les normes de force obligatoire inférieure à la Charte doivent être interprétées dans toute la mesure du possible d’une manière telle qu’elles puissent recevoir une application conforme à celle-ci (…). Plus précisément, le règlement de procédure du Tribunal doit être interprété en conformité avec l’article 47 de la Charte qui garantit un droit à un recours effectif devant un tribunal.’ (Vertaald naar het Engels: ‘Pursuant to the first subparagraph of Article 6(1) TEU, the Charter of Fundamental Rights of the Europe Union and the Treaties have the same legal value. It follows that rules of lesser mandatory force than the Charter must be interpreted as far as possible in such a way that they are able to be applied in accordance with the Charter. Specifically, the Rules of Procedure of the Civil Service Tribunal must be interpreted in accordance with Article 47 of the Charter, which guarantees the right to an effective remedy before a court or tribunal). Zie ook HvJ EU 6 oktober 2015, C-61/14, ECLI: EU:C:2015:655 (Orizzonte Salute), r.o. 49: ‘Artikel 1 van richtlijn 89/665 moet bijgevolg noodzakelijkerwijs worden uitgelegd in het licht van de in het Handvest verankerde grondrechten, met name het recht op een doeltreffende voorziening in rechte, dat in artikel 47 ervan is opgenomen (…).’
Art. 51 lid 1 Handvest. Zie Jans, Prechal & Widdershoven 2015, p. 150; De Mol 2014, p. 89.
Asser/Hartkamp 3-I 2015/109; De Mol 2014, p. 118. Waar de Europese wetgever specifieke procedurevoorschriften heeft gegeven, geldt het beginsel van nationale procedurele autonomie – met de beginselen van gelijkwaardigheid en doeltreffendheid als randvoorwaarden – niet; Wilman 2014, p. 34. Het beginsel van effectieve rechtsbescherming van art. 47 Handvest daarentegen is een (gecodificeerd) grondrecht met bindende kracht. Bepalingen ter omzetting van specifieke, door de Europese wetgever opgelegde procedurevoorschriften moeten daar altijd aan voldoen. Vgl. Wilman 2014, p. 47; zie R.J.G.M. Widdershoven, annotatie bij HvJ EU 22 december 2010, C-279/09, ECLI:EU:C:2010:811, AB 2011/222 (DEB/Duitsland).
Barkhuysen, Bos & Ten Have, NTBR 2011/68, p. 487.
Zoals hiervoor aan de orde is gekomen, is de wetgevende bevoegdheid op grond van het VWEU begrensd door de algemene beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit van art. 5 Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU). De bevoegdheid is daarnaast begrensd door de plicht van de Europese wetgever de grondrechten en beginselen van het Handvest te eerbiedigen.1Art. 67 VWEU bepaalt dat de Unie een ruimte is van vrijheid, veiligheid en recht, waarin de grondrechten en de verschillende rechtsstelsels en -tradities van de lidstaten worden geëerbiedigd. De grondrechten en beginselen, die voorheen de status van ‘algemene beginselen van de EU’ hadden, zijn verankerd in het Handvest van de Grondrechten van de EU (Handvest), dat door de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon in 2009 juridisch bindend is geworden.2 In hiërarchie staat het Handvest op gelijke hoogte met het VEU en het VWEU, zo volgt uit art. 6 lid 1 VEU waarin is bepaald dat het Handvest dezelfde juridische waarde als de Verdragen heeft. De bescherming van grondrechten heeft daarmee de status van primair EU-recht gekregen.3 Zoals hierna uitgebreid aan de orde zal komen, is het Handvest een belangrijke bron van harmonisering van fundamentele procesrechtelijke beginselen geworden.4 Tevens heeft het Handvest daardoor voorrang op secundair EU-recht zoals richtlijnen, verordeningen en beschikkingen. Rechtsinstrumenten die het VWEU als rechtsgrond hebben, zoals de Handhavingsrichtlijn, zijn dus gebonden aan het Handvest.5 Hetzelfde geldt voor omzettingswetgeving en voor de toepassing van de omzettingswetgeving, die immers evenzeer zijn aan te merken als een tenuitvoerlegging van het recht van de EU.6
De invloed van het Handvest op het nationale procesrecht reikt evenwel verder dan de regels die specifiek zijn uitgevaardigd om het EU-recht te effectueren. Zoals hiervoor in nr. 35 is besproken, geldt dat nationale procesregels die de handhaving van aan EU-recht ontleende rechten kunnen bemoeilijken niet alleen moeten voldoen aan de beginselen van doeltreffendheid en gelijkwaardigheid, maar ook aan het beginsel van effectieve rechtsbescherming van art. 47 Handvest.7 In deze context wordt wel gesproken van de ‘controlefunctie’ van het Handvest.8 Het Handvest heeft daarmee ook terrein gewonnen op gebieden waar het de EU ontbreekt aan bevoegdheden om procesregels te harmoniseren.9 De relevantie van art. 47 Handvest voor nationale proceskostenregelingen zal hierna in par. 3.3. worden geanalyseerd.