Tussen waarheid en onzekerheid
Einde inhoudsopgave
Tussen waarheid en onzekerheid (BPP nr. XI) 2011/1.5.0:Verhandeling
Tussen waarheid en onzekerheid (BPP nr. XI) 2011/1.5.0
Verhandeling
Documentgegevens:
mr. R. H. de Bock, datum 31-05-2011
- Datum
31-05-2011
- Auteur
mr. R. H. de Bock
- JCDI
JCDI:ADS596377:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Vergelijk H. Thesingh (1961) p. 17.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In eerste instantie ligt het op de weg van partijen om hun vordering en verweer met feiten te onderbouwen. Partijen moeten de rechter van de benodigde feitelijke informatie voorzien om op de vordering te kunnen beslissen. Wat op dit punt precies de taakverdeling tussen rechter en partijen is, zal onderwerp zijn van hoofdstuk 3.
Hoe dan ook is het echter de taak van de rechter om aan de hand van de door partijen aangereikte feiten, de feiten vast te stellen. Bij het vaststellen van de feiten gaat de rechter niet volgens één stramien te werk. Het vaststellen van feiten in de procedure vindt plaats in verschillende fasen van de procedure, die elk hun eigen karakter hebben.
Om te beginnen moet een onderscheid worden gemaakt tussen feiten die de rechter vaststelt omdat partijen het daarover eens zijn, en feiten die de rechter vaststelt op grond van een bewijsoordeel.1 Voor wat betreft feiten die de rechter vaststelt op grond van een bewijsoordeel, kan een onderscheid worden gemaakt tussen eigenlijke en oneigenlijke bewijsbeslissingen.