Einde inhoudsopgave
Vissersvaartuigenbesluit 2002
Artikel 7.9 Overlevingspakken en hulpmiddelen tegen warmteverlies
Geldend
Geldend vanaf 20-02-2002
- Bronpublicatie:
11-01-2002, Stb. 2002, 60 (uitgifte: 19-02-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
20-02-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-01-2002, Stb. 2002, 60 (uitgifte: 19-02-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Zeevervoer
1.
Aan boord van een vaartuig is voor elke persoon die is aangewezen om de hulpverleningsboot te bemannen, een overlevingspak van de juiste maat aanwezig dat voldoet aan het bepaalde in artikel 7.25.
2.
Aan boord van een vaartuig dat voldoet aan het bepaalde in artikel 7.5, tweede en derde lid, zijn overlevingspakken aanwezig die voldoen aan het bepaalde in artikel 7.25 voor alle opvarenden die geen toegewezen plaats hebben in:
- a.
reddingsboten, of
- b.
reddingsvlotten van het strijkbare type, of
- c.
reddingsvlotten die door middel van goedgekeurde gelijkwaardige middelen in het water kunnen worden gelaten en waarvoor het niet noodzakelijk is via het water in het reddingsvlot te komen.
3.
In aanvulling op het tweede lid, onder a, zijn aan boord van een vaartuig voor iedere reddingsboot ten minste drie overlevingspakken aanwezig die voldoen aan het bepaalde in artikel 7.25. Het vaartuig heeft echter naast de hulpmiddelen tegen warmteverlies, voorgeschreven in artikel 7.17, achtste lid, onder 31°, hulpmiddelen tegen warmteverlies aan boord die voldoen aan het bepaalde in artikel 7.26, voor de opvarenden die niet zijn voorzien van overlevingspakken. Deze overlevingspakken en hulpmiddelen tegen warmteverlies behoeven niet aan boord te zijn indien het vaartuig geheel overdekte reddingsboten heeft die gezamenlijk per zijde voldoende ruimte bieden aan het totaal aantal opvarenden, of indien het vaartuig beschikt over een reddingsboot van het vrije-valtype die voldoende ruimte biedt aan het totaal aantal opvarenden.
4.
Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing op schepen die permanent werkzaam zijn in warme gebieden waar naar het oordeel van het Hoofd van de Scheepvaartinspectie overlevingspakken en hulpmiddelen tegen warmteverlies onnodig zijn.
5.
Een overlevingspak dat is voorgeschreven in het tweede en derde lid wordt mede in aanmerking genomen voor het voldoen aan het bepaalde in eerste lid.