Einde inhoudsopgave
RvdW 2016/453
Ontnemingszaak. Geen in rechte te respecteren belang bij de klacht dat het hof bij de afwijzing van de getuigenverzoeken een onjuiste maatstaf heeft gehanteerd.
HR 22-03-2016, ECLI:NL:HR:2016:464
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
22 maart 2016
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, H.A.G. Splinter-van Kan, Y. Buruma
- Zaaknummer
14/04885
- Conclusie
A-G mr. T.N.B.M. Spronken
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:464, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 22‑03‑2016
ECLI:NL:PHR:2015:2753, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑12‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 03‑07‑2015
- Wetingang
Art. 288 lid 1, 410 lid 1, 418, 511g Sv
Essentie
Getuigenverzoeken in ontnemingszaak. In aanmerking genomen dat in de cassatieschriftuur een toelichting dienaangaande ontbreekt, kan in het licht van hetgeen in HR 1 juli 2014, NJ 2014/442 is overwogen, niet blijken van enig in rechte te respecteren belang van de betrokkene bij zijn klacht in cassatie dat het hof bij de afwijzing van de getuigenverzoeken een onjuiste maatstaf heeft gehanteerd. Het oordeel van het hof dat de noodzaak tot inwilliging van de — naar het hof heeft overwogen — onvoldoende onderbouwde verzoeken niet is gebleken, is, gelet op hetgeen aan die verzoeken ten grondslag is gelegd, ook ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.