Einde inhoudsopgave
Handreiking Administratieve Onteigeningsprocedure
5.1.5 E — Grondtekening
Geldend
Geldend vanaf 16-01-2016
- Bronpublicatie:
16-01-2016, Internet 2016, www.rijkswaterstaat.nl (uitgifte: 16-01-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
16-01-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-01-2016, Internet 2016, www.rijkswaterstaat.nl (uitgifte: 16-01-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Onteigeningsrecht / Algemeen
Onteigeningsrecht / Onteigening
Doel van de tekening: op de grondtekening worden de te onteigenen onroerende zaken ingetekend op een kadastrale ondergrond. Uit de grondtekening blijkt welk deel van het kadastrale perceel er ter onteigening dient te worden aangewezen. De grondtekening wordt vergeleken met de situatietekening en de lijst met ter onteigening aan te wijzen onroerende zaken.
Voor de grondtekeningen gelden in ieder geval de volgende aandachtspunten.
- ■
De meest recente uittreksels uit het kadastrale plan of andere door of in overleg met het Kadaster opgemaakte kaarten gebruiken.
- ■
Elke te onteigenen onroerende zaak krijgt een grondplannummer. Als van één kadastraal perceel meerdere delen ter onteigening moeten worden aangewezen, dan één grondplannummer met een extra aanduiding gebruiken (bijvoorbeeld 5-1 en 5-2, enz.). Deze grondplannummers in het te onteigenen gedeelte op de tekening plaatsen.
- ■
Bij tussentijdse verwerving van een onroerende zaak hoeft de grondplannummering niet te worden aangepast.
- ■
De schaal van de grondtekening dient overeen te komen met de schaal van de situatietekening.
- ■
De kadastrale gemeenten, secties en grenzen (in verschillende lijntypes) en de kadastrale nummers van de bij de onteigening betrokken percelen, op de grondtekening weergeven.
- ■
De te onteigenen percelen of te onteigenen gedeelten dienen gearceerd of gekleurd te worden.
- ■
Ieder in de onteigening betrokken perceel, moet volledig op de tekening weergegeven worden.
- ■
Als de situatie het vraagt (bijvoorbeeld wanneer een bepaald detail door de geringe omvang ervan niet meer duidelijk zichtbaar is of wanneer een in de onteigening betrokken perceel niet in zijn geheel op de tekening past), gebruik maken van een detail blok (in- of uitgezoomde situatie onder vermelding van gehanteerde duidelijkere schaal).
- ■
Waar de onteigeningsgrens niet samenvalt met de perceelgrens, moet deze op de grondtekening weergegeven te worden.
- ■
Werkterreinen krijgen een afwijkende arcering en een eigen grondplannummer.
- ■
De tussengrens (grens tussen permanent en tijdelijk te onteigenen deel) op de grondtekening weergeven in een andere kleur dan die van de onteigeningsgrens.
- ■
De te onteigenen percelen op de grondtekening, moeten exact overeen komen met de te onteigenen percelen op de situatietekening.
- ■
In de tekening een noordpijl plaatsen (ook op de ingezoomde detail blokken).
- ■
Bij meerdere tekeningen, op elke tekening aangeven (met nummer) welke tekening er op de betreffende tekening aansluit.
- ■
Een duidelijke en complete legenda op iedere tekening plaatsen.
- ■
Als er veel grondtekeningen zijn, een bladindeling in de grondtekening plaatsen.
- ■
Elke grondtekening voorzien van een titelblok/stempel met:
- —
De maker van de tekening;
- —
Naam onteigeningsverzoek (met eventueel korte omschrijving);
- —
Schaal;
- —
Nummer tekening;
- —
Aantal tekeningen en volgnummer;
- —
Datum en versie.