Voor wie geldt de gebruikelijkloonregeling? En hoe wordt de hoogte van het gebruikelijk loon vastgesteld? En wanneer mag de hoogte van het gebruikelijk loon lager zijn dan de minimale bedragen? En hoe zit het als iemand voor meerdere vennootschappen werkzaam is? In dit thema staan de antwoorden op deze vragen centraal.
De gebruikelijkloonregeling is van toepassing als een werknemer arbeid verricht voor een lichaam waarin hijzelf of zijn partner een aanmerkelijk belang heeft. Het jaarloon van deze werknemer moet dan minimaal worden vastgesteld op het hoogste van de volgende drie bedragen:
⁃
100% (tot en met 2022: 75%) van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking
⁃
het hoogste loon van de andere werknemers die in dienst zijn van het lichaam of een daarmee verbonden lichaam
⁃
€ 56.000 (voor de jaren 2017, 2018 en 2019 gold een normbedrag van € 45.000, voor 2020 gold een normbedrag van € 46.000, voor 2021 gold een normbedrag van € 47.000, voor 2022 gold een normbedrag van € 48.000 en voor 2023 gold een normbedrag van € 51.000).
Tot en met 2022 geldt dat als de inhoudingsplichtige aannemelijk maakt dat het loon van de werknemer-aanmerkelijkbelanghouder hoger is dan 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking, dit laatste bedrag wordt gehanteerd. Daarbij geldt € 48.000 wel als minimum. En is 100% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking minder is dan € 48.000 dan mag het gebruikelijk loon worden vastgesteld op het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking. Vanaf 2023 geldt dat het loon gemaximeerd wordt tot het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking.
Start-ups
Startende ondernemingen die aan een aantal voorwaarden voldoen, mogen voor het gebruikelijk loon uitgaan van het wettelijk minimumloon.
€ 5.000-grens
En er geldt een drempel: als het gebruikelijk loon minder is dan € 5.000 per jaar, is de regeling niet van toepassing.
Alle loonbestanddelen
Bij het beoordelen of een aanmerkelijkbelanghouder minimaal een gebruikelijk loon geniet, tellen, met uitzondering van pensioenaanspraken, alle loonbestanddelen mee, zoals bijvoorbeeld de bijtelling voor het privégebruik van de auto van de zaak.
Maatregelen coronacrisis
In verband met de coronacrisis geldt voor het jaar 2020 dat de hoogte van het gebruikelijk loon aan het einde van het jaar pas hoeft te worden bepaald. Bij die vaststelling mag gebruik gemaakt worden van een praktische goedkeuring waarvoor geen vooroverleg met de belastingdienst nodig is: de verhouding tussen de omzet in de eerste vier maanden van 2020 ten opzichte van dezelfde periode in 2019 mag gebruikt worden om het gebruikelijk loon te verlagen. Uiteraard kan ook in overleg met de belastingdienst een lager gebruikelijk loon afgesproken worden. Voorwaarde bij het lager vaststellen van het gebruikelijk loon is wel dat er niet meer dividend uitgekeerd wordt en dat de rekening courant schuld met de vennootschap niet oploopt. Voor 2021 mag het gebruikelijk loon verlaagd worden met het percentage van het omzetverlies dat geleden wordt (omzet in 2021 ten opzichte van de omzet in 2019). Daarbij geldt als aanvullende eis dat het omzetverlies minimaal 30% moet zijn.
Hans de Vries
Deskundige op het gebied van grensoverschrijdende arbeid
Tax Partner, Taxperience NV
Meer over Hans de Vries
Voor wie geldt de gebruikelijkloonregeling? En hoe wordt de hoogte van het gebruikelijk loon vastgesteld? En wanneer mag de hoogte van het gebruikelijk loon lager zijn dan de minimale bedragen? En hoe zit het als iemand voor meerdere vennootschappen werkzaam is? In dit thema staan de antwoorden op deze vragen centraal.
De gebruikelijkloonregeling is van toepassing als een werknemer arbeid verricht voor een lichaam waarin hijzelf of zijn partner een aanmerkelijk belang heeft. Het jaarloon van deze werknemer moet dan minimaal worden vastgesteld op het hoogste van de volgende drie bedragen:
100% (tot en met 2022: 75%) van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking
het hoogste loon van de andere werknemers die in dienst zijn van het lichaam of een daarmee verbonden lichaam
€ 56.000 (voor de jaren 2017, 2018 en 2019 gold een normbedrag van € 45.000, voor 2020 gold een normbedrag van € 46.000, voor 2021 gold een normbedrag van € 47.000, voor 2022 gold een normbedrag van € 48.000 en voor 2023 gold een normbedrag van € 51.000).
Tot en met 2022 geldt dat als de inhoudingsplichtige aannemelijk maakt dat het loon van de werknemer-aanmerkelijkbelanghouder hoger is dan 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking, dit laatste bedrag wordt gehanteerd. Daarbij geldt € 48.000 wel als minimum. En is 100% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking minder is dan € 48.000 dan mag het gebruikelijk loon worden vastgesteld op het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking. Vanaf 2023 geldt dat het loon gemaximeerd wordt tot het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking.
Start-ups
Startende ondernemingen die aan een aantal voorwaarden voldoen, mogen voor het gebruikelijk loon uitgaan van het wettelijk minimumloon.
€ 5.000-grens
En er geldt een drempel: als het gebruikelijk loon minder is dan € 5.000 per jaar, is de regeling niet van toepassing.
Alle loonbestanddelen
Bij het beoordelen of een aanmerkelijkbelanghouder minimaal een gebruikelijk loon geniet, tellen, met uitzondering van pensioenaanspraken, alle loonbestanddelen mee, zoals bijvoorbeeld de bijtelling voor het privégebruik van de auto van de zaak.
Maatregelen coronacrisis
In verband met de coronacrisis geldt voor het jaar 2020 dat de hoogte van het gebruikelijk loon aan het einde van het jaar pas hoeft te worden bepaald. Bij die vaststelling mag gebruik gemaakt worden van een praktische goedkeuring waarvoor geen vooroverleg met de belastingdienst nodig is: de verhouding tussen de omzet in de eerste vier maanden van 2020 ten opzichte van dezelfde periode in 2019 mag gebruikt worden om het gebruikelijk loon te verlagen. Uiteraard kan ook in overleg met de belastingdienst een lager gebruikelijk loon afgesproken worden. Voorwaarde bij het lager vaststellen van het gebruikelijk loon is wel dat er niet meer dividend uitgekeerd wordt en dat de rekening courant schuld met de vennootschap niet oploopt. Voor 2021 mag het gebruikelijk loon verlaagd worden met het percentage van het omzetverlies dat geleden wordt (omzet in 2021 ten opzichte van de omzet in 2019). Daarbij geldt als aanvullende eis dat het omzetverlies minimaal 30% moet zijn.
Documenten bij dit thema
Wetgeving
Artikel 12a Wet op de loonbelasting 1964
Artikel 3.6a Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011
Standaardarrest
HR 24 juni 2016, nr. 15/02880, ECLI:NL:HR:2016:1269, BNB 2016/182, V-N 2016/34.22, TaxVisions, editie 1 juli 2016
Belangrijkste uitspraken
Hof Arnhem 5 juni 2001, nr. 99/0669, ECLI:NL:GHARN:2001:AB2925, V-N 2001/56.5
HR 17 september 2004, nr. 38 378, ECLI:NL:PHR:2004:AN8666, BNB 2005/50, V-N 2004/52.13, WFR 2004/1401, FED 2004/503, PW 2005, 21836
Rechtbank Gelderland 1 april 2019, nr. 18/5125, ECLI:NL:RBGEL:2019:1403, V-N 2019/37.8, Belastingadvies 2019/15-16.10
Literatuur
Enkele hoofdbrekens bij het belasten van fictief loon, W. Koelewijn, WFR 2021/68
Zoals te doen gebruikelijk, J. Knuist, V-N 2016/9.0
De gewijzigde fictiefloonregeling, B. Emmerig & P.R. van der Waal, WFR 2015/470
Loonsomheffing (Fiscale Monografiëen, nr. 135) 2011/4.3.2.7, Gebruikelijkloonregeling, F.M. Werger
De fiscale positie van de DGA (Fiscaal Actueel), R.P. van den Dool & E.J.W. Heithuis, Kluwer, 2009
De oprichter in de voorperiode, N.M. Ligthart, NTFR Beschouwingen 2007/28
De fictiefloonregeling in art. 12a Wet LB 1964, G.T.K. Meussen, FED 1997/870
Naslag
Vakstudie Loonbelasting en Premieheffingen, art. 12a Wet op de Loonbelasting 1964, aant. 1 e.v.
Gebruikelijk loon, Cursus Belastingrecht, Cursus Belastingrecht LB.2.2.0.o
Verwante onderwerpen
Thema: De terbeschikkingstellingsregelingen
Thema: De onzakelijke lening
Thema: Belastingheffing over de commissarisbeloning