Wet Incompatibiliteiten Staten-Generaal en Europees Parlement
Artikel 4
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2020
- Bronpublicatie:
17-04-2019, Stb. 2019, 173 (uitgifte: 16-05-2019, kamerstukken: 35073)
- Inwerkingtreding
01-01-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-10-2019, Stb. 2019, 385 (uitgifte: 06-11-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Buitenlandse Zaken
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Staatsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Tijdens de non-activiteit wordt, onverminderd het bepaalde in de volgende artikelen, door de betrokkene een non-activiteitswedde genoten ten bedrage van de helft der laatstelijk door hem in zijn ambt genoten loon of bezoldiging.
2.
Onder laatstelijk in zijn ambt genoten loon wordt verstaan het loon als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag en, in afwijking van onderdeel a van dat lid, de vakantiebijslag als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van die wet. Onder laatstelijk in zijn ambt genoten bezoldiging wordt verstaan de bezoldiging, bedoeld in artikel 48a, eerste lid, van de Politiewet 2012, in artikel 1, eerste lid, onderdeel d, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren of in artikel 10, eerste lid, van de Wet ambtenaren defensie.
3.
Indien in het laatstgenoten loon of de laatstelijk genoten bezoldiging, als omschreven in het tweede lid, uit anderen hoofde dan wegens het toekennen van een periodieke verhoging van het salaris, wijziging zou zijn gekomen, wanneer de betrokkene op dat loon of die bezoldiging in actieve dienst zou zijn gebleven, geldt vanaf de datum, waarop die wijziging in werking zou zijn getreden, het aldus gewijzigde bedrag als laatstelijk in zijn ambt genoten loon of bezoldiging.
4.
Onze betrokken Minister kan, in overeenstemming met Onze betrokken Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, voor betrekkingen die geleidelijk worden opgegeven, ten aanzien van het bedrag dat door toepassing van deze wet wordt aangenomen als het laatstelijk in het ambt genoten loon of als de laatstelijk in het ambt genoten bezoldiging, het tweede lid van dit artikel buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing gelet op het belang van de regeling tot betaling van de non-activiteitswedde, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
5.
Over de betaling van de non-activiteitswedde en met betrekking tot de berekening van het in het tweede lid vermelde loon of de in het tweede lid vermelde bezoldiging worden bij algemene maatregel van bestuur regels gesteld.