Wet Incompatibiliteiten Staten-Generaal en Europees Parlement
Artikel 1
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2020
- Bronpublicatie:
11-12-2019, Stb. 2019, 173 jo Stb. 2019, 483 (uitgifte: 17-12-2019, kamerstukken: 35275)
17-04-2019, Stb. 2019, 173 jo Stb. 2019, 483 (uitgifte: 16-05-2019, kamerstukken: 35073)
- Inwerkingtreding
01-01-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-10-2019, Stb. 2019, 385 (uitgifte: 06-11-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Buitenlandse Zaken
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Staatsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Een lid van de Staten-Generaal kan niet tevens zijn:
- a.
Nationale ombudsman of substituut-ombudsman;
- b.
plaatsvervangend procureur-generaal bij de Hoge Raad.
2.
De volgende ambten kunnen niet gelijktijdig worden uitgeoefend met het lidmaatschap van de Staten-Generaal:
- a.
commissaris van de Koning;
- b.
militair ambtenaar in werkelijke dienst;
- c.
ambtenaar bij de Raad van State, de Algemene Rekenkamer of het bureau van de Nationale ombudsman;
- d.
ambtenaar bij een ministerie, alsmede de daaronder ressorterende instellingen, diensten en bedrijven;
- e.
lid van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of de Sociale verzekeringsbank, genoemd in de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;
- f.
lid van de commissie van toezicht, bedoeld in artikel 97 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017;
- g.
Rijksvertegenwoordiger voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;
- h.
lid van de afdeling klachtbehandeling van de commissie van toezicht, bedoeld in artikel 97, tweede lid, onder b, van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017;
- i.
leden van de toetsingscommissie inzet bevoegdheden, bedoeld in artikel 32 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017.
3.
Onder ambtenaar als bedoeld in het tweede lid, onder d, wordt mede verstaan een ambtenaar van politie als bedoeld in artikel 2 van de Politiewet 2012, een rechterlijk ambtenaar als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, sub 5° tot en met 7° en de officier in opleiding, genoemd in artikel 1, onderdeel b, sub 10°, van de Wet op de rechterlijke organisatie, alsmede een burgerlijk ambtenaar als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet ambtenaren defensie.
4.
Een lid van de Staten-Generaal kan niet tevens zijn dienstplichtige in werkelijke dienst of tewerkgestelde erkend gewetensbezwaarde.