Einde inhoudsopgave
Wet verplichte beroepspensioenregeling
Artikel 11 Periodieke representativiteitstoets
Geldend
Geldend vanaf 11-04-2018
- Bronpublicatie:
20-12-2017, Stb. 2017, 525 (uitgifte: 28-12-2017, kamerstukken: 34674)
- Inwerkingtreding
11-04-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-03-2018, Stb. 2018, 96 (uitgifte: 10-04-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Verzekeringsrecht / Pensioenrecht
1.
Op verzoek van Onze Minister toont de beroepspensioenvereniging die voortzetting van de verplichtstelling wenst binnen acht weken na dat verzoek aan dat nog wordt voldaan aan artikel 5, eerste lid, onderdeel b.
2.
Onze Minister doet het verzoek, bedoeld in het eerste lid, ten minste acht weken voordat er vijf jaren zijn verstreken sinds de datum waarop voor het laatst is gebleken dat wordt voldaan aan artikel 5, eerste lid, onderdeel b.
3.
Als de datum waarop voor het laatst is gebleken dat nog wordt voldaan aan artikel 5, eerste lid, onderdeel b wordt aangemerkt:
- a.
de datum waarop de verplichtstelling is opgelegd;
- b.
de datum waarop de verplichtstelling is gewijzigd, of
- c.
de datum waarop na het verzoek van Onze Minister, bedoeld in het eerste lid of artikel 12 is aangetoond dat aan de daar gestelde eisen wordt voldaan.
4.
Indien de beroepspensioenvereniging niet binnen acht weken na het verzoek, bedoeld in het eerste lid, heeft aangetoond dat nog wordt voldaan aan artikel 5, eerste lid, onderdeel b, doet Onze Minister daarvan mededeling in de Staatscourant.
5.
Artikel 5, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.