Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 575/2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012
Artikel 510 Netto stabielefinancieringsvereisten
Geldend
Geldend vanaf 27-06-2019
- Redactionele toelichting
Gecorrigeerd via een rectificatie (PbEU 2021, L 398). Wordt toegepast vanaf 27-06-2019.
- Bronpublicatie:
20-05-2019, PbEU 2019, L 150 (uitgifte: 07-06-2019, regelingnummer: 2019/876)
- Inwerkingtreding
27-06-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-05-2019, PbEU 2019, L 150 (uitgifte: 07-06-2019, regelingnummer: 2019/876)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Uiterlijk op 31 december 2015 brengt de EBA, op basis van de overeenkomstig deel 6, titel III, te rapporteren posten, aan de Commissie verslag uit over de vraag of en hoe op passende wijze kan worden gegarandeerd dat instellingen gebruik maken van stabiele financieringsbronnen, met inbegrip van een beoordeling van de impact op de activiteiten en het risicoprofiel van in de Unie gevestigde instellingen of op de financiële markten of de economie en de bancaire kredietverlening, met bijzondere aandacht voor kredietverlening aan kmo's en handelsfinanciering, met inbegrip van kredietverlening in het kader van officiële exportkredietverzekeringsregelingen en pass-through-financieringsmodellen, inclusief financiering van hypothecaire leningen op basis van looptijdenmatching. De EBA analyseert in het bijzonder de impact van stabiele bronnen van financiering op de herfinancieringsstructuren van de diverse bankbedrijfsmodellen in de Unie.
2.
Uiterlijk op 31 december 2015 brengt de EBA, op basis van de overeenkomstig deel 6, titel III, te rapporteren posten en conform de in artikel 415, lid 3, punt a), bedoelde uniforme rapportageformats, en na raadpleging van het ESRB, aan de Commissie voorts verslag uit over de methodiek ter bepaling van het bedrag aan stabiele financiering dat beschikbaar is en vereist wordt voor instellingen, alsook over passende uniforme definities voor de berekening van een dergelijk netto stabielefinancieringsvereiste, waarbij in het bijzonder het volgende onderzocht wordt:
- a)
de categorieën en de wegingen die van toepassing zijn op de bronnen van stabiele financiering in artikel 427, lid 1;
- b)
de categorieën en de wegingen die van toepassing zijn ter bepaling van het stabielefinancieringsvereiste in artikel 428, lid 1;
- c)
de methodiek voorziet in prikkels, respectievelijk negatieve prikkels, om aan te zetten tot een stabielere en meer op de lange termijn gerichte financiering van activa, bedrijfsactiviteiten, investeringen en financiering van instellingen;
- d)
de behoefte aan ontwikkeling van verschillende methodieken voor verschillende soorten instellingen.
3.
Uiterlijk op 31 december 2016 dient de Commissie, indien passend, en rekening houdend met de in lid 1 en lid 2 bedoelde verslagen en de diversiteit van de banksector in de Unie ten volle in aanmerking nemend, bij het Europees Parlement en de Raad een wetgevingsvoorstel in betreffende een aanpak om te bewerkstelligen dat instellingen van stabiele bronnen van financiering gebruik maken.
4.
De EBA monitort het bedrag van de vereiste stabiele financiering ter dekking van het financieringsrisico in verband met de in bijlage II opgenomen derivatencontracten en de kredietderivaten over de horizon van één jaar van de nettostabielefinancieringsratio, met name het toekomstige financieringsrisico voor die derivatencontracten als beschreven in artikel 428 vicies, lid 2, en in artikel 428 septquadragies, lid 2, en brengt uiterlijk op 28 juni 2024 aan de Commissie verslag uit over de mogelijkheid een hogere factor voor vereiste stabiele financiering of een meer risicogevoelige maatstaf vast te stellen. Dat verslag omvat ten minste een beoordeling van:
- a)
de mogelijkheid om een onderscheid te maken tussen wel en niet door margestortingen gedekte derivatencontracten;
- b)
de mogelijkheid om het vereiste van artikel 428 vicies, lid 2, en van artikel 428 septquadragies, lid 2, op te heffen, te verhogen of te vervangen;
- c)
de mogelijkheid om meer in het algemeen de behandeling te wijzigen van derivatencontracten bij de berekening van de nettostabielefinancieringsratio, als beschreven in artikel 428 quinquies, artikel 428 duodecies, lid 4, artikel 428 vicies, lid 2, artikel 428 quatertricies, punten a) en b), artikel 428 quintricies, lid 2, artikel 428 novotricies, lid 4, artikel 428 septquadragies, lid 2, artikel 428 duoquinquagies, punten a) en b), en artikel 428 terquinquagies, lid 2, om het financieringsrisico in verband met die contracten over de horizon van één jaar van de nettostabielefinancieringsratio beter te vatten;
- d)
het effect van de voorgestelde wijzigingen op het bedrag van stabiele financiering dat voor derivatencontracten van instellingen vereist is.
5.
Indien internationale normen van invloed zijn op de behandeling van de in bijlage II opgenomen derivatencontracten en de kredietderivaten met het oog op de berekening van de nettostabielefinancieringsratio, dient de Commissie, indien passend en rekening houdend met het in lid 4 bedoelde verslag, met die wijzigingen van internationale normen en met de verscheidenheid van de banksector in de Unie, een wetgevingsvoorstel in bij het Europees Parlement en de Raad over de vraag hoe de bepalingen betreffende de behandeling van de in bijlage II opgenomen derivatencontracten en de kredietderivaten met het oog op de berekening van de nettostabielefinancieringsratio als beschreven in deel zes, titel IV, kunnen worden gewijzigd om beter rekening te houden met het aan die transacties verbonden financieringsrisico.
6.
De EBA monitort het bedrag van de stabiele financiering dat vereist is ter dekking van het financieringsrisico in verband met effectenfinancieringstransacties, inclusief in verband met de bij die transacties ontvangen of gegeven activa, en in verband met ongedekte transacties met een resterende looptijd van minder dan zes maanden met financiële cliënten, en brengt uiterlijk op 28 juni 2023 aan de Commissie verslag uit over de geschiktheid van deze behandeling. Dat verslag omvat ten minste een beoordeling van:
- a)
de mogelijkheid tot toepassing van hogere of lagere stabielefinancieringsfactoren op effectenfinancieringstransacties met financiële cliënten en op ongedekte transacties met een resterende looptijd van minder dan zes maanden met financiële cliënten om beter rekening te houden met hun financieringsrisico over de horizon van één jaar van de nettostabielefinancieringsratio en met de mogelijke besmettingseffecten tussen financiële cliënten;
- b)
de mogelijkheid tot toepassing van de behandeling van artikel 428 novodecies, lid 1, punt g), op effectenfinancieringstransacties die met andere soorten activa zijn zekergesteld;
- c)
de mogelijkheid tot toepassing van factoren voor stabiele financiering op posten buiten de balanstelling die worden gebruikt bij effectenfinancieringstransacties als alternatief voor de in artikel 428 septdecies, lid 5, beschreven behandeling;
- d)
de toereikendheid van de asymmetrische behandeling van passiva met een resterende looptijd van minder dan zes maanden die zijn verstrekt door financiële cliënten die overeenkomstig artikel 428 duodecies, lid 3, punt c), onderworpen zijn aan een factor voor beschikbare stabiele financiering van 0 % en activa uit hoofde van transacties met een resterende looptijd van minder dan zes maanden met financiële cliënten die overeenkomstig artikel 428 novodecies, lid 1, punt g), artikel 428 vicies, lid 1, punt c), en artikel 428 tervicies, punt b), onderworpen zijn aan een factor voor vereiste stabiele financiering van 0 %, 5 % of 10 %;
- e)
het effect van de invoering van hogere of lagere factoren voor vereiste stabiele financiering voor effectenfinancieringstransacties, met name met een resterende looptijd van minder dan zes maanden met financiële cliënten, op de marktliquiditeit van activa die als zekerheid zijn ontvangen bij die transacties, met name van overheids- en bedrijfsobligaties;
- f)
het effect van de voorgestelde wijzigingen op het bedrag van de stabiele financiering dat vereist is voor die transacties van instellingen, met name voor effectenfinancieringstransacties met een resterende looptijd van minder dan zes maanden met financiële cliënten indien overheidsobligaties als zekerheid zijn ontvangen bij die transacties.
7.
Uiterlijk op 28 juni 2024 dient de Commissie, indien passend en rekening houdend met het in lid 6 bedoelde verslag, met internationale normen en met de verscheidenheid van de banksector in de Unie, een wetgevingsvoorstel in bij het Europees Parlement en de Raad over de vraag hoe de bepalingen betreffende de behandeling van effectenfinancieringstransacties, met inbegrip van de bij die transacties ontvangen of gegeven activa, en de behandeling van ongedekte transacties met een resterende looptijd van minder dan zes maanden met financiële cliënten met het oog op de berekening van de nettostabielefinancieringsratio als beschreven in deel zes, titel IV, kunnen worden gewijzigd indien de Commissie dat passend acht gezien het effect van de bestaande behandeling op de nettostabielefinancieringsratio van instellingen en om beter rekening te houden met het aan die transacties verbonden financieringsrisico.
8.
Uiterlijk op 28 juni 2025 worden de factoren voor vereiste stabiele financiering die worden toegepast op de in artikel 428 novodecies, lid 1, punt g), artikel 428 vicies, lid 1, punt b), en artikel 428 tervicies, punt a), bedoelde transacties, respectievelijk verhoogd van 0 % tot 10 %, van 5 % tot 15 % en van 10 % tot 15 %, tenzij in een op basis van een Commissievoorstel vastgestelde wetgevingshandeling overeenkomstig lid 7 van dit artikel anders is bepaald.
9.
De EBA monitort het bedrag van de stabiele financiering die vereist is ter dekking van het financieringsrisico in verband met door instellingen aangehouden effecten ter afdekking van derivatencontracten. Uiterlijk op 28 juni 2023 brengt de EBA verslag uit over de geschiktheid van deze behandeling. Dat verslag omvat ten minste een beoordeling van:
- a)
het mogelijke effect van de behandeling op het vermogen van beleggers om blootstelling aan activa te winnen en het effect van deze behandeling op de kredietverlening in de kapitaalmarktenunie;
- b)
de mogelijkheid om aangepaste stabielefinancieringsvereisten toe te passen op effecten die worden aangehouden ter afdekking van derivaten die geheel of gedeeltelijk worden gefinancierd door de initiële marge;
- c)
de mogelijkheid om aangepaste stabielefinancieringsvereisten toe te passen op effecten die worden aangehouden ter afdekking van derivaten die niet worden gefinancierd door de initiële marge.
10.
Uiterlijk op 28 juni 2023 of één jaar na een overeenkomst over internationale normen die is ontwikkeld door het BCBS, indien deze eerder tot stand komt, dient de Commissie, indien passend en rekening houdend met het in lid 9 bedoelde verslag, met eventueel door het BCBS ontwikkelde internationale normen, met de verscheidenheid van de bankensector in de Unie en met de doelstellingen van de kapitaalmarktenunie, een wetgevingsvoorstel in bij het Europees Parlement en de Raad over de vraag hoe de bepalingen betreffende de behandeling van door instellingen aangehouden effecten ter afdekking van derivatencontracten kunnen worden gewijzigd met het oog op de berekening van de nettostabielefinancieringsratio als beschreven in deel zes, titel IV, indien de Commissie dat passend acht gezien het effect van de bestaande behandeling op de nettostabielefinancieringsratio van instellingen en om beter rekening te houden met het aan die transacties verbonden financieringsrisico.
11.
De EBA beoordeelt of een verlaging van de factor voor de vereiste stabiele financiering voor activa die worden gebruikt voor het verrichten van clearing- en afwikkelingsdiensten met betrekking tot edelmetalen, zoals goud, zilver, platina of palladium, of voor activa die worden gebruikt voor het verrichten van financieringstransacties met betrekking tot edelmetalen, zoals goud, zilver, platina of palladium, met een looptijd van 180 dagen of minder, gerechtvaardigd zou zijn. De EBA dient haar verslag uiterlijk op 28 juni 2021 bij de Commissie in.