Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 575/2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012
Artikel 427 Posten die stabiele financiering bieden
Geldend
Geldend vanaf 07-01-2020
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 08-07-2022.
- Bronpublicatie:
27-11-2019, PbEU 2019, L 328 (uitgifte: 18-12-2019, regelingnummer: 2019/2160)
- Inwerkingtreding
07-01-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-11-2019, PbEU 2019, L 328 (uitgifte: 18-12-2019, regelingnummer: 2019/2160)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
De instellingen rapporteren overeenkomstig de rapportagevereisten van artikel 415, lid 1, en de in artikel 415, lid 3, bedoelde uniforme rapportageformats de volgende posten en de bestanddelen ervan aan de bevoegde autoriteiten, zodat een beoordeling van de beschikbaarheid van stabiele financiering kan worden verricht:
- a)
de volgende bestanddelen van het eigen vermogen na aftrek waar van toepassing;
- i)
tier 1-kapitaalinstrumenten;
- ii)
tier 2-kapitaalinstrumenten;
- iii)
andere voorkeursaandelen en kapitaalinstrumenten hoger dan de voor tier 2 toegestane waarde met een effectieve looptijd van één jaar of langer;
- b)
de volgende verplichtingen die niet zijn opgenomen in punt a):
- i)
retaildeposito's die in aanmerking komen voor de behandeling van artikel 421, lid 1;
- ii)
retaildeposito's die in aanmerking komen voor de behandeling van artikel 421, lid 2;
- iii)
deposito's die in aanmerking komen voor de behandeling van artikel 422, leden 3 en 4;
- iv)
van de onder iii) bedoelde deposito's, die welke vallen onder een depositogarantiestelsel overeenkomstig Richtlijn 94/19/EG of een gelijkwaardig depositogarantiestelsel van een derde land in de zin van artikel 421, lid 1;
- v)
van de onder iii) bedoelde deposito's, die welke onder artikel 422, lid 3, punt b), vallen;
- vi)
van de onder iii) bedoelde deposito's, die welke onder artikel 422, lid 3, punt d), vallen;
- vii)
ingelegde bedragen die niet onder i), ii) of iii) vallen indien zij niet door financiële cliënten worden ingelegd;
- viii)
alle financiering verkregen van financiële cliënten;
- ix)
afzonderlijk voor de bedragen die respectievelijk onder vii) en viii) vallen, financiering uit gedekte leningstransacties en kapitaalmarktgerelateerde transacties als omschreven in artikel 192, punt 3:
- —
gedekt met zekerheden in de vorm van activa die overeenkomstig artikel 416 als liquide activa kunnen worden aangemerkt;
- —
gedekt met zekerheden in de vorm van andere activa;
- x)
verplichtingen die voortvloeien uit uitgegeven effecten die in aanmerking komen voor de in artikel 129, lid 4 of lid 5, van deze verordening vervatte behandeling of uit gedekte obligaties in de zin van artikel 3, punt 1, van Richtlijn (EU) 2019/2162;
- xi)
de volgende andere verplichtingen die voortvloeien uit uitgegeven effecten die niet onder a) vallen:
- —
verplichtingen die voortvloeien uit uitgegeven effecten met een effectieve looptijd van één jaar of langer;
- —
verplichtingen die voortvloeien uit uitgegeven effecten met een effectieve looptijd van minder dan één jaar;
- xii)
overige verplichtingen.
2.
In voorkomend geval worden alle posten ingedeeld in de volgende vijf tijdsintervallen volgens hun vervaldatum dan wel, indien deze eerder valt, de vroegste datum waarop zij contractueel kunnen worden opgevraagd:
- a)
binnen dríe maanden;
- b)
tussen drie en zes maanden;
- c)
tussen zes en negen maanden;
- d)
tussen negen en twaalf maanden;
- e)
na twaalf maanden.