Regeling gaskwaliteit
Bijlage 2
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2019
- Bronpublicatie:
12-09-2018, Stcrt. 2018, 52806 (uitgifte: 14-09-2018, regelingnummer: WJZ/18237821)
- Inwerkingtreding
01-01-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-09-2018, Stcrt. 2018, 52806 (uitgifte: 14-09-2018, regelingnummer: WJZ/18237821)
- Vakgebied(en)
Energierecht (V)
bedoeld in artikel 1 en artikel 2, tweede lid, van de Regeling gaskwaliteit
Gaskwaliteit | Waarde | Eenheid | ||
---|---|---|---|---|
Wobbe-index | 43,46 – 44,411., 2. | MJ/m3(n) | ||
Gehalte hogere koolwaterstoffen | ≤ 5 | mol% propaanequivalent | ||
Gascondensaat | ≤ 80 | mg/m3 (n) bij –3 °C bij elke druk | ||
Waterdauwpunt | in RTL en HTL | ≤ –8 | °C (bij 70 bar(a)) | |
in RNB-net | ≤ –10 | °C (bij 8 bar(a)) | ||
Temperatuur | in RTL en HTL | 5 – 30 | °C | |
in RNB-net3. | 5 – 20 | °C | ||
Zuurstofgehalte | in RTL en RNB-net | ≤ 0,5 | mol% | |
in HTL | ≤ 0,0005 | mol% | ||
Koolstofdioxidegehalte | in RTL en RNB-net | ≤10,34. | mol% | |
in HTL | ≤ 3 | mol% | ||
Waterstofgehalte | in HTL | ≤ 0,02 | mol% | |
in RTL en RNB-net | ≤ 0,5 | mol% | ||
Chloor op basis van organochloorverbindingen | ≤ 5 | mg Cl/m3(n) | ||
Fluor op basis van organofluorverbindingen | ≤ 5 | mg F /m3(n) | ||
Koolstofmonoxide (CO) | ≤ 2.900 | mg/m3(n) | ||
Pathogene microben | ≤ 500 | aantal /m3(n) | ||
Stofdeeltjes met een grootte boven de 5 μm | ≤ 100 | mg/m3(n) | ||
Zwavelgehalte op basis van anorganisch gebonden zwavel | ≤ 5 | mg S/m3(n) | ||
Zwavelgehalte op basis van alkylthiolen | ≤ 6 | mg S/m3(n) | ||
Totaal zwavelgehalte | voor odorisatie | |||
Piekwaarde | ≤ 20 | mg S/m3(n) | ||
Jaargemiddelde | ≤ 5,5 | mg S/m3(n) | ||
na odorisatie | ||||
Piekwaarde | ≤ 31 | mg S/m3(n) | ||
Jaargemiddelde | ≤ 16,5 | mg S/m3(n) | ||
THT-gehalte5. (odorant) | In HTL Flevoland, bedoeld in Bijlage 10, ruikbaar gas | 10 – 40 | mg THT/m3(n) | |
in HTL: reukloos6. gas | 0 | |||
in RTL: ruikbaar6. gas | 10 – 40 | mg THT/m3(n) | ||
in RNB: ruikbaar6.gas | 10 – 40 | mg THT/m3(n) | ||
Siliciumgehalte op basis van siliciumhoudende verbindingen | ≤ 0,1 | mg Si/m3 (n) |
Gas wordt in afwijking van deze bijlage op een RNB-net ingevoed indien dit zonder aanvullende inspanning van de beheerder van dit RNB-net leidt tot aflevering van G-gas dat voldoet aan de voorgeschreven kwaliteit op een aansluiting als bedoeld in bijlage 4.
Voetnoten
De Wobbe-index van het in te voeden gas dient gedurende ten minste 50% van de tijd boven de ondergrens te liggen. Er mag maximaal 200 keer per voortschrijdend jaar een uur zijn waarin een onderschrijding (een waarde onder de ondergrens) tussen de 0,2 en 0,3 MJ/m3 voorkomt, terwijl zo’n uur niet vaker dan 1 keer per 12 uren mag voorkomen. Er mag maximaal 10 keer per voortschrijdend jaar een uur zijn waarin een onderschrijding van meer dan 0,3 MJ/m3 voorkomt, terwijl zo’n uur niet vaker dan 1 keer per 60 uren mag voorkomen. De waarden voor de Wobbe-index zijn uurgemiddelden. De waarden voor de Wobbe-index dienen altijd boven de absolute ondergrens van 42,96 MJ/m3 (n) en onder de absolute bovengrens van 44, 91 MJ/m3 (n) te zijn onafhankelijk van de meetfrequentie. Deze absolute grenzen gelden voor gassen die voor ten minste 99 mol% bestaan uit methaan, CO2, stikstof (N2) en zuurstof (O2).
Overschrijdingen (een waarde boven de bovengrens) zijn toegestaan als zij binnen een verdeling rond de grenswaarde liggen met een standaarddeviatie van maximaal 0,1 MJ/m3(n).
Een andere invoedtemperatuur wordt geaccepteerd indien de invoeder aantoont dat de gebruikte materialen in de leidingen tegen de afwijkende temperatuur bestand is en het gas in de aansluitleiding van de invoeder zal opwarmen of afkoelen zodat het gas bij de afsluiter van het aansluitpunt met het net van de netbeheerder een temperatuur tussen de 5 en 20 °C heeft bereikt. Dit kan berekend worden met de methode uit het KIWA-rapport ‘Eisen aan Groen Gas invoedtemperatuur’ van 2 augustus 2012.
De volgende restrictie geldt voor het gehalte koolstofdioxide (CO2) voor gassen die voor ten minste 99 mol% bestaan uit methaan, CO2, stikstof (N2) en zuurstof (O2) en voor meer dan 6 mol% uit CO2bestaan.CO2-gehalte is maximaal het minimum van 10,32 – 0,72 * N2-gehalte – 0,87 * O2-gehalte, en 10,56 – 0,746 * N2-gehalte – 1,01 * O2-gehalte,Waarin de gehalten zijn uitgedrukt in mol%In RTL-leidingen die op grenspunten uitkomen mag gas maximaal 3% koolstofdioxide bevatten. Bij invoeding op aansluitingen waarvan het gas wordt gedistribueerd via gedeelten van het RNB-net waar grondwater in het gas terechtkomt, mag gas maximaal 3% koolstofdioxide bevatten.
THT mag worden vervangen door een stof met een vergelijkbare alarmerende werking.
Gas mag geen stoffen bevatten waardoor de ruikbaarheid van het odorant na odorisatie niet meer goed waarneembaar is of niet het juiste geurkenmerk waargenomen wordt.
Gas mag geen stoffen bevatten waardoor de ruikbaarheid van het odorant na odorisatie niet meer goed waarneembaar is of niet het juiste geurkenmerk waargenomen wordt.
Gas mag geen stoffen bevatten waardoor de ruikbaarheid van het odorant na odorisatie niet meer goed waarneembaar is of niet het juiste geurkenmerk waargenomen wordt.