Regeling gaskwaliteit
Bijlage 4
Geldend
Geldend van 19-07-2023 tot 01-01-2025
- Redactionele toelichting
Bijlage 12 is ingevoegd.
- Bronpublicatie:
13-07-2023, Stcrt. 2023, 19710 (uitgifte: 18-07-2023, regelingnummer: WJZ/33487263)
- Inwerkingtreding
19-07-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-07-2023, Stcrt. 2023, 19710 (uitgifte: 18-07-2023, regelingnummer: WJZ/33487263)
- Vakgebied(en)
Energierecht (V)
bedoeld in artikel 1 en artikel 2, vierde lid, van de Regeling gaskwaliteit
Gaskwaliteit | Waarde | Eenheid | |||
---|---|---|---|---|---|
Wobbe-index1. | 43,46 – 44,41 | MJ/m3 (n) | |||
Gehalte hogere koolwaterstoffen | ≤ 5 | mol% propaanequivalent | |||
Tot 1 juli 2016: in uitzonderingssituaties 2. geldt geen beperking | |||||
Waterdauwpunt3. | In RTL en HTL | ≤ –8 | °C (bij 70 bar(a)) | ||
In RNB | ≤–104. | °C (bij 8 bar(a)) | |||
Gascondensaat3 | ≤ 80 | mg/m3 (n) bij –3 °C bij elke druk | |||
Temperatuur | 0 – 35 | °C | |||
Zuurstofgehalte | Bij een gasopslaginstallatie in Norg in de gemeente Noordenveld | ≤ 0,0005 | mol% daggemiddeld | ||
Bij andere gasopslaginstallaties | ≤ 0,0010 | mol% daggemiddeld | |||
andere punten | ≤ 0,5 | mol% daggemiddeld | |||
Koolstofdioxidegehalte | RTL en RNB-net | ≤ 10,35. | mol% | ||
HTL in de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland, Utrecht en Flevoland | ≤ 8 | mol% | |||
HTL in de rest van Nederland | ≤ 3 | mol% | |||
Waterstofgehalte | in HTL | ≤ 0,02 | mol% | ||
in RTL en RNB-net | ≤ 0,5 | mol% | |||
Chloor op basis van organochloorverbindingen | ≤ 5 | mg Cl/m3(n) | |||
Fluor op basis van organofluorverbindingen | ≤ 5 | mg F /m3(n) | |||
Koolstofmonoxide (CO) | ≤ 2.900 | mg/m3(n) | |||
Pathogene microben | ≤ 500 | aantal /m3(n) | |||
Stofdeeltjes met een grootte boven de 5 μm in RTL en HTL3 | ≤ 100 | mg/m3(n) | |||
Zwavelgehalte op basis van anorganisch gebonden zwavel | ≤ 5 | mg S/m3(n) | |||
Zwavelgehalte op basis van alkylthiolen | ≤ 6 | mg S/m3(n) | |||
Totaal zwavelgehalte | voor odorisatie | ||||
Piekwaarde | ≤ 20 | mg S/m3(n) | |||
Jaargemiddelde | ≤ 5,5 | mg S/m3(n) | |||
na odorisatie | |||||
Piekwaarde | ≤ 31 | mg S/m3(n) | |||
Jaargemiddelde | ≤ 16,5 | mg S/m3(n) | |||
THT-gehalte (odorant) | In HTL Flevoland, bedoeld in bijlage 10: ruikbaar gas | 10 – 40 | mg THT/m3(n) | ||
in HTL: reukloos gas | ≤ 2 | mg/m3 | |||
in RTL: ruikbaar gas | 10 – 40 | mg THT/m3(n) | |||
in RNB-net: ruikbaar gas | 10 – 40 | mg THT/m3(n) | |||
Siliciumgehalte op basis van siliciumhoudende verbindingen | ≤ 0,1 | mg Si /m3(n) | |||
Leveringsdruk bij 25-mbar-aansluitingen (RNB-net) | 23,4 – 327. | mbar (o) |
Voetnoten
Uitzonderingssituaties betreffen niet normale bedrijfsvoering, zoals momenten waarop infrastructuur in onderhoud of kapot is of een andere onvoorziene omstandigheid zich voordoet.
Voor zover de netbeheerder de aansluiting beheert.
Met uitzondering van netten met een druk lager dan of gelijk aan 200 mbar(o).
De volgende restrictie geldt voor het gehalte koolstofdioxide (CO2) als het gas voor ten minste 99 mol% bestaat uit methaan, koolstofdioxide, stikstof (N2) en zuurstof (O2) en voor meer dan 6 mol% uit CO2bestaan.CO2-gehalte is maximaal het minimum van10,32 – 0,72 * N2-gehalte – 0,87 * O2-gehalte, en10,56 – 0,746 * N2-gehalte – 1,01 * O2-gehalte,waarin de gehalten zijn uitgedrukt in mol%
Een leveringsdruk van 40 mbar (o) wordt toegestaan als de maximale incidentele druk (MIP) gemeten aan de uitgang van de gasmeterbeugel. De maximale werkdruk (MOP) is daarbij 32 mbar (o) van een 30 mbar (o) lage-druk-gasdistributienet.