Einde inhoudsopgave
Wet studiefinanciering BES
Artikel 4.11 Vaststelling draagkracht debiteur
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2020
- Bronpublicatie:
12-02-2020, Stb. 2020, 76 (uitgifte: 04-03-2020, kamerstukken: 35320)
- Inwerkingtreding
01-04-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-03-2020, Stb. 2020, 98 (uitgifte: 23-03-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Sociale zekerheid kinderen en jongeren / Studiefinanciering
Verzekering / Kapitaalverzekering
1.
Maatstaf voor de vaststelling van de draagkracht van de debiteur is het totaal van zijn toetsingsinkomen in het peiljaar. Het aldus bepaalde inkomen is het draagkrachtinkomen.
2.
Op het draagkrachtinkomen wordt in mindering gebracht de draagkrachtvrije voet. Deze voet is gelijk aan 84% van het minimumloon.
3.
De draagkracht van de debiteur uit inkomen is 12% van het inkomen boven de draagkrachtvrije voet.
4.
Indien het bedrag van de draagkracht lager is dan het bedrag van de vastgestelde termijnbetaling betaalt de debiteur, in afwijking van dat artikel, het bedrag van zijn draagkracht.
5.
Voor de toepassing van dit artikel, wordt indien het toetsingsinkomen in het peiljaar, nog niet bekend is, door Onze Minister daarvoor in de plaats gesteld een bedrag dat het vast te stellen toetsingsinkomen benadert.
6.
Het vierde lid is niet van toepassing indien het voor Onze Minister niet mogelijk is op grond van het vijfde lid bij benadering een bedrag vast te stellen.